Sloopschepen

 

…Gedurende de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog beheersten de Duitse U-boten de Atlantische Oceaan en brachten met hun torpedo’s veel geallieerde schepen tot zinken.

U-boot.

 

Veel scheepsruimte en lading ging, naast mensenlevens, verloren.
Om al die verliezen aan schepen op te vangen moest er een ontwerp komen die snel en goedkoop gebouwd kon worden.

 

Standaard

 

De ‘Dorington Court’ 1939-1942.

De ‘Dorington Court’ in Vancouver.

 

In Engeland werd het ontwerp van de ‘Dorington Court’ gebruikt voor de ‘Empire Liberty’.
Gebouwd door J.L. Thompson and Sons op de North Sands Yard in Sunderland.
Dit ontwerp diende later als basis voor het succesvolle vrachtschip, de ‘Liberty’.
Ze konden snel en goedkoop geproduceerd worden.

 

Empire

 

De ‘Empire Halley’ 1941.

 

Een verzameling van allerlei schepen met namen die begonnen met ‘Empire’ en in dienst waren van de Engelse regering tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

De ‘Empire Castle’ 1942-1971.

 

Een Empire in grauwe oorlogskleuren ergens voor de kant in New York.
Het is duidelijk te zien dat varen belangrijker was dan verven!

Hier als ‘Nelson Star’ strak in de verf.

 

Het Engelse Ministerie van Scheepvaart, opgericht in oktober 1939, nam snel een standaard naamgevingssysteem aan, waarbij het voorvoegsel ‘Empire’ werd toegepast op alle koopvaardijschepen die in Groot-Brittannië voor de regering werden gebouwd en gebruikt.

Tekening Engelse ‘North Sands’.

 

De meeste werden gebruikt door het Ministerie van Oorlogstransport, dat ze in eigendom had en hun exploitatie uitbesteedde aan verschillende rederijen van de Britse koopvaardij.
Schepen die onder Nederlandse vlag voeren of kwamen, werden in die tijd veelal ondergebracht bij die reders.
Ze bleven hun Nederlandse namen houden.

Dit schip voer als ‘Lambrook’ 1942-1968, gedurende de oorlog onder haar eigen naam.

 

Op enkele uitzonderingen na werd het voorvoegsel ook uitgebreid naar gekochte of gevorderde schepen en naar schepen die als prijs waren verworven.

Type ‘North Sands’.

 

Schepen van het type ‘North Sands’ werden in grote aantallen op allerlei werven gebouwd met alle mogelijke subtypen.

‘Empire Flame’ 1941-1969.

De ‘Empire Clough’.

 

De ‘Empire Clough’ werd in april 1942 te water gelaten, in juni opgeleverd en ging een week later verloren op haar eerste reis.
Een torpedo werd haar fataal.

 

Torpedonetten

 
Een aantal schepen werden in het begin van de oorlog voorzien van een installatie om torpedonetten te gebruiken.
De Engelsen meenden op die manier vijandelijke torpedo’s tegen te kunnen houden.
Het was een heidens karwei om de van staaldraad gemaakte netten te bevestigen.
Ze moesten een paar meter buitenboord hangen.

‘Empire Crown’ 1943-1963.

 

Je kon zien aan zo’n schip wanneer deze was voorzien van zo’n installatie.
Op de boeg een uitsteeksel en aan de hoofdmasten voor- en achter waren lange bomen bevestigd, deze staken boven de eigenlijke masten uit.
Die zware netten moesten van achteren naar voren getrokken worden, tegen de vaarrichting in.

De ‘Ocean Liberty’ met torpedonet-bomen.

 

Soms moest als oefening alles uitgeprobeerd worden.
Die netten in het water meeslepen kostte veel vermogen en zo’n schip moest zich al gauw uit de veiligheid van een konvooi laten zakken.
Ze voer even alleen, geen prettige gedachte voor de bemanning.
De snelheid van zo’n konvooi bevorderde het ook niet.

De bomen gestrekt.

 

Het effect van veiligheid was nihil en kostbaar.
Deze netten zijn daardoor zelden daadwerkelijk gebruikt.

Slepen met torpedonetten.

 

Engelse werven

 
Het type schip ‘North Sands’ werd door ruimtegebrek op de werven in Engeland ook in de Verenigde Staten en Canada gebouwd, maar kregen andere toevoegsels in de scheepsnaam zoals; Fort, Park of Ocean.
De opbouw en voortstuwing kon verschillen, verder bleven het gewoon standaardschepen.

‘Empire Spartan’ 1942-1972.

‘City of Cardiff’ ex-‘Empire Spartan’.

 

Scandinavian

 
Er werden ook zo’n 38 schepen van het ‘Empire Scandinavian’ type gebouwd op verschillende Engelse werven.
Ontworpen door Wm. Gray uit West Hartlepool, als een wat kleiner vrachtschip voor algemeen gebruik.
Deze klasse was minder bekend dan die van de grotere zusters en werd denigrerend de ‘Hartlepool Jeep’ genoemd.

‘Loris’ ex-‘Empire Jessica’ 1943-1974.

‘Empire Toiler’.

 

Een aantal van dit type schip hebben ook onder Nederlandse vlag gevaren.
De ‘Empire Toiler’ werd in 1943 aan de Staat der Nederlanden verkocht en kwam in de vaart als ‘van Ostade’.

De ‘van Ostade’.

 

Ze bleef wel in beheer bij een Engelse reder.
Van 1947 tot 1950 voer ze onder dezelfde naam voor de K.N.S.M.

Als ‘Moto’.

 

Vreemd genoeg werd ze in 1950 weer terug verkocht naar Engeland en voer onder de naam ‘Etal Manor’ en in 1953 als ‘Moto’.
In 1960 doorverkocht naar Italië waar ze tot 1962 onder de naam ‘Tirzo’ voer.

Hier als ‘Hamal’.

 

Als Libanees schip voer ze als ‘Hamal’ van 1962 tot 1969 rond om daarna gesloopt te worden.

De rederij Wm.H. Müller bezat er ook twee: de ‘Hispania’ en ‘Iberia’.

De ‘Hispania’.

De ‘Iberia’.

 

Ondanks dat het schepen waren van hetzelfde type, was het opvallend dat de hoofdmasten verschillend geplaatst waren.
De ‘Hispania’ voer van 1943 tot ze in 1964 in de Golf van Biskaje zonk, terwijl de ‘Iberia’ van 1944 tot haar sloop in 1972 de zeeën doorkliefde.
Beide onder de nodige namen en de nodige vlaggen.

Het waren onelegante werkpaarden voor lage snelheid, zonder glamour.
Ze bleken een bijzonder effectief ontwerp, ideaal geschikt voor de grillen van de oorlogstijd.
Met een laadvermogen van 4.700 ton, onbelemmerde gangboorden, hoge stevige verschansingen en alle uitrusting voor vrachtbehandeling boven en vrij van het hoofddek, waren ze bijzonder geschikt voor het vervoer van houtladingen en bulkgoederen.

 

Snelheid

 
In die tijd verkreeg Nederland ook snelle schepen, die zo’n 16 mijl konden lopen.

Als ‘Empire Trust’.

 

Zo gleed in 1941 te Glasgow het motorschip de ‘Empire Trust’ te water, om in 1942 onder Nederlandse vlag te komen als de ‘Rembrandt’.

De ‘Rembrandt’.

 

Ze bleef nog steeds voor de Engelse Ministerie van Oorlogstransport varen, wel onder Nederlandse vlag.
In 1945 voer ze voor de V.N.S.

De ‘Amerskerk’.

Als ‘Rijnkerk’.

 

Ze werd daarna in 1947 omgedoopt tot ‘Amerskerk’ voor dezelfde rederij, om in hetzelfde jaar weer een andere naam te krijgen, nu de ‘Rijnkerk’.
In 1963 werd ze gesloopt.

 

Ongeveer 4.000 geallieerde schepen gingen tussen 1939 en 1945 verloren, een aanzienlijk aantal werd tot zinken gebracht tijdens de ‘Slag om de Atlantische Oceaan’.

‘Empire Florizel’ 1943.

 

De ‘Empire Florizel’ had maar een kort leven.
Op 21-03-1943 ging ze te water om in 15-06-1943 opgeleverd te worden.
Ze zonk na een bombardement in 21-07-1943.

‘Empire Drum’.

Schipbreukelingen van de ‘Empire Drum’, met nog een man te water.

 

De ‘Empire Drum’ had ook maar een kort leven.
In november 1941 ging ze in Sunderland te water om in maart 1942 opgeleverd te worden.
Op 24 april 1942 werd ze getorpedeerd en zonk.
Alle opvarenden werden gered.

Ze was van het X-type en werd voortgedreven door een dieselmotor.
De meeste schepen waren van het Y-type en hadden stoomketels en een triple expansie machine als voortstuwing.

‘Empire Iseult’

‘Frans van Mieris’ ex-‘Empire Iseult’.

‘Farmsum’ ex-‘Frans van Mieris’.

 

Een aantal Empires kwam onder Nederlandse vlag te varen.
Zo werd de ‘Empire Iseult’ in 1943 overgenomen door de Nederlandse Staat en voer ze onder de naam ‘Frans van Mieris’.
Om van 1946 tot 1950 voor de Stoomvaart Mij. Oostzee als ‘Farmsum’ te varen.
Ze werd in 1969 gesloopt.

 

Amerikaanse werven

 
De Engelsen konden hun verlies van schepen, ondanks alle inspanningen, in die tijd niet op hun eigen werven opvangen.
Zij lieten in de Verenigde Staten 60 schepen, naar eigen beproefd ontwerp, op stapel zetten.
Ze kregen de type aanduiding ‘Ocean’.

 

Ocean

 

Een Ocean, de ‘Ocean Vesper’ 1942-1962.

 

Een drietal ‘Ocean’ schepen werd aangekocht door de Nederlandse Staat ter vervanging van verloren gegane schepen.

De ‘Jan Lievens’.

Als ‘Amstelstad’.

 

De ‘Ocean Merchant'(1942) die in 1943 omgedoopt werd als ‘Jan Lievens’, daarna als ‘Amstelstad'(1946) verder voer.

Als ‘Ho Ping 26’.

 

Om dan onder Chinese vlag als ‘Dunn'(1959), ‘Ho Ping 26′(1960) en ‘Zhan Dou 26′(1967) te varen.
In 1984 verdween ze uit de boeken.

De ‘Govert Flinck’ in onbestendig marinegrijs.

In het jaar 1946, weer goed in de verf.

 

De ‘Ocean Athlete’ gleed in 1942 te water en werd in 1943 door de Nederlandse Staat overgenomen en kreeg de naam ‘Govert Flinck’.
In 1946 voer ze voor de Rotterdamsche Lloyd.

Als ‘Ternate’ in 1947.

 

Daarna in 1947 de naam ‘Ternate’ voor dezelfde rederij, om daarna in 1959 verkocht te worden naar Hong Kong als ‘Kasert’, in 1960 naar China als ‘Ho Ping Chi Shi Wu’.
Waarschijnlijk een te lange naam want in 1975 werd het ‘Ho Ping 75’, om dan als ‘Zhan Dou 75’ verder te gaan.
Ze werd in 1985 gesloopt.

De ‘Jan Steen’.

 

In 1942 gleed de ‘Ocean Victory’ te water om na overname in 1943 als ‘Jan Steen’ de zeeën te bevaren.

Als ‘Amstelveen’ in Vancouver.

 

Voor de reederij ‘Amsterdam’ in 1947 als ‘Amstelveen’ en in 1959 als ‘Polly’ onder Taiwanese vlag.
Gesloopt in 1963.

Er was nog een vierde besteld, maar die ging verloren voor de overname.
Dat was de ‘Ocean Seaman’.

Deze schepen werden nog geklonken, kolen gestookt in Schotse vlampijpketels en voortgedreven door een traditionele stoommachine.
Steenkool hadden de Engelsen genoeg.

Ocean-klasse.

 

De eerste die van helling gleed was de ‘Ocean Vanguard’.

Op haar proefvaart in 1941. Ze werd in 1942 getorpedeerd.

 

Doorsnede van een ‘Ocean’.

 

De ‘Ocean Crusader’ voer in 1942 slechts 14 dagen toen ze zonk.

Klaar voor aflevering.

De ‘Cape Corso’ ex-‘Ocean Traveller’.

De ‘Ocean Gallant’ en ‘Ocean Seaman’ klaar voor hun tewaterlating in 1942.

De ‘Ocean Gallant’ en de ‘Ocean Seaman’ in hun element.

 

De ‘Ocean Seaman’ zou door de Nederlandse Staat overgenomen worden.
Dit schip ging al verloren voor de definitieve overname.

Ocean’s schepen aan de afbouwkade. Linksvoor de ‘Ocean Gallant’.

De ‘Bennevis’ ex-‘Ocean Gallant’.

De ‘Ocean Angel’ in oorlogsdracht.

 

Canadese werven

 
Ook de Canadezen leverden hun oorlogsinspanningen en bouwden eveneens de nodige schepen voor de Engelsen.

Vancouver 1944.

Drukte in Vancouver.

 

Dit maakte deel uit van een gecoördineerde inspanning van de geallieerden waarbij Britse, Amerikaanse en Canadese schepen werden gebouwd met behulp van een gemeenschappelijke klasse van schepen die bekend stond als het type ‘North Sands’.
De Canadese werven weken soms af van het ontwerp en bouwden het type Victory, type North Sands of type Canadian.

Canadese Victory’s aan de afbouwkade in Vancouver 1944.

 

Canadese ‘Victory’.

 

Canadese ‘North Sands’.

 

Eén van het type ‘Canadian’.

 

‘Cambray’ ex-‘Bridgeland Park’, Victory type.

De ‘Kingsbridge’ ex-‘Withrow Park’, North Sands type.

‘Montreal City’ ex-‘Fairmount Park’, Canadian type.

 

Net zoals de Engelsen bouwden ook de Canadezen schepen die waren afgeleid van het ‘North Sands’ type.

‘Scandinavian’ type.

 

‘Oakmount Park’ 1944-1983.

De Deense ‘Kalø’ ex-‘Victoria Park’ 1943-1982.

De ‘Victoria Park’ aan de afbouwkade.

 

Dit schip heeft daarna ook al de nodige namen gehad, ‘Victoria Park’ 1943, ‘Tatuk’ 1946, ‘Kalø’ 1948, ‘Ester’ 1957, ‘San John P’ 1964, ‘Ramsdal I’ 1965, ‘Rio Atrato’ 1966 om in 1982 gesloopt te worden.

Van dit type ‘Scandinavian’ werden er zo’n 40 van gebouwd.
De meeste voeren onder Canadese vlag.

 

Park

 
Zo’n 100-tal schepen werden er voor de Canadese regering gebouwd.
Ze waren vergelijkbaar met de Fort schepen en de Ocean’s die de Amerikanen voor de Engelsen maakten.
Park schepen werden vernoemd naar lokale- en nationale parken in Canada.
Schepen met een draagvermogen van 10.000 ton.
Ze werden aangedreven door kolen gestookte ketels en een triple stoommachine die een enkele schroef aandreef.
De rompen van het type Park waren geklonken.

Drukte op de werf.

Inhijsen van een deel van de stoommachine.

Weer één klaar, de ‘Westend Park’ 1944.

 

Canada bouwde ook voor de Amerikaanse regering een aantal schepen, die deze schepen weer aan de Engelsen uitleenden.
Gebouwd volgens hetzelfde ontwerp, maar waren olie gestookt.
Deze schepen gleden vaak als Park-schip van de helling om daarna als een Fort schip in naam te veranderen.
‘Park’ schepen voeren veelal voor de Canadese koopvaardij.
‘Fort’ schepen onder Engelse vlag, zij ontleende hun naam meestal aan forten.

Veel schepen veranderden van naam zodra ze te water werden gelaten, de ‘Fort Charlotte’ ging als ‘Buffalo Park’ te water.

‘Fort Charlotte’ 1944-1968.

‘Fort Langley’ ging in 1944 als ‘Montebello Park’ te water.

 

Schepen veranderde net zo snel van naam als dat ze gebouwd werden!

 

Park-tankers

 
Dertien ‘Park’-schepen werden als tanker gebouwd, zoals de ‘Quetico Park’ in 1944, ze waren van het ‘Victory’ type.

De tanker ‘Quetico Park’ 1944.

 

Ze bevoeren de zeeën als vrachtschepen gemaskeerd.

Hier als tanker ‘Azure Coast’ 1956.

 

Als ‘Donges’ 1946 en als ‘Azure Coast’ 1956 heeft ze als tanker rondgevaren om in 1962 gesloopt te worden.

 

Laatste

 

‘Mont Gaspe’ ex-‘Gaspesian Park’.

 

De ‘Gaspesian Park’ was het laatste schip dat werd opgeleverd in Canada voor de geallieerden, dat gebeurde op 22-07-1945.

Als ‘Polyxeni’.

 

In 1946 kreeg ze de naam ‘Mont Gaspe’ om in 1954 nogmaals te veranderen in ‘Polyxeni’ en onder Costa Ricaanse vlag kwam te varen.
Ze strandde in 1965 bij Victoria (Br) en werd in dat zelfde jaar naar Valencia gesleept en gesloopt.

 

Fort

 
Er werden 189 schepen voor de Engelse regering gebouwd, hiervan gingen er 53 verloren.
Ze hadden allemaal het voorvoegsel ‘Fort’.
Sommige schepen hadden een lang leven voor de boeg en waren nog tot 1985 in dienst.
De vroegere ‘Fort St. James’ werd in 1992 nog vermeld in het Lloyd’s scheepsregister.

Schepen die na de oorlog onder allerlei vlaggen kwamen te varen.
Japanse, Griekse, Liberiaanse, waar al niet meer?
Veel landen hadden schepen nodig.

De Japanse ‘Tenyo Maru’ ex-‘Fort Bell’.

De Griekse ‘Yiosonas’ ex-‘Fort St. Croix’.

De Liberiaanse ‘Violando’ ex-‘Alexandra Park’.

 

Fort- en Park schepen hadden bijna hetzelfde ontwerp.
De schepen waren van drie typen, het type ‘North Sands’, die een geklonken constructie had.
Type ‘Canadian’ en type ‘Victory’ waren gelast.
Deze type schepen zijn tussen 1941 en 1945 gebouwd door tien verschillende werven.

Het eerste schip dat werd gebouwd was de ‘Fort St. James’, de kiellegging was op 23 april 1941 en 15 oktober opgeleverd.
Ze bleef mogelijk varen tot 1992?

De ‘Fort St. James’ glijdt in 1941 van de helling en gelijk werd er een nieuwe kiellegging gedaan.

‘Fort St. James’ 1941-1992?

‘Temple Bar’ ex-‘Fort St. James’.

 

Niet alle schepen haalden die respectabele leeftijd, de ‘Fort Babine’ voer maar van 1942 tot 1943.

‘Fort Babine’.

De ‘Fort Chilcotin’ 1942-1943.

De ‘Point Pleasant Park’ 1942-1945.

 

Ze werden getorpedeerd en zonken.

De meeste schepen deden waar ze voor gebouwd werden, hun vracht brengen naar waar dat gewenst was.
In oorlogs- of vredestijd, gewoon hun werk met een bemanning die haar behandelde als hun thuis.
 

‘Navigare Necesse Est’

 

De ‘Fort Edmonton’.

Als ‘Federal Voyager’.

 

In 1944 ging dit schip als ‘Fort Edmonton’ te water.
Ze was van het Canadese type ‘Victory’ en in 1947 omgedoopt tot ‘Federal Voyager’.
In 1961 te Chiba (JPN) gesloopt.

 

Soms ging het gruwelijk mis en ontplofte een schip, zoals de ‘Green Hill Park’ (ex-‘Fort Simcoe’) in de haven van Vancouver op 06-03-1945.
Ze was geladen met onder andere 1985 vaten Natriumchloride en onversneden whisky, ze bleef echter drijven.
Werd weer opgelapt en voer nog tot 1967 door.

Ontplofte ‘Green Hill Park’.

Veel schade.

Veel averij na de explosie.

 

Een grote klap veroorzaakte de onder Engelse vlag varende ‘Fort Stikine’.
Ze werd in Canada gebouwd voor de Amerikanen die haar uitleende aan Engeland.

‘Fort Stikine’ nog in rustig vaarwater.

 

Ze ontplofte in Bombay op 14-04-1944, mogelijk door een onachtzaamheid tijdens het lossen.
Ze was geladen met balen katoen, goud en 1400 ton munitie.
Twee enorme explosies verwoestten het havengebied, waar honderden mensen bij omkwamen en de daar aangemeerde schepen, waaronder drie Nederlandse, vervormden tot schroothopen.

Weggeblazen.

Rokende puinhopen.

 

De Nederlandse schepen waren de ‘Generaal van de Heyden’, de ‘Generaal van Swieten’ en de kuster ‘Tinombo’.
Alle van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij.

‘Generaal van der Heyden’.

‘Generaal van Swieten’.

Kuster ‘Tinombo’.

Dat bleef er over van de mv. ‘Tinombo’.

 

Veel van deze z.g.n. ‘Empire Liberty’ schepen voeren na de oorlog nog jarenlang onder allerlei vlaggen om langzaam te verdwijnen en te verworden tot schroot.

 

Liberty

 
Nadat Amerika in december 1941 bij de oorlog betrokken raakte, kwam de massaproduktie van transportschepen goed op gang.
Om deze schepen nog sneller te kunnen bouwen werden ze gelast en kwamen er meer veranderingen in het ontwerp.

Stoommachine.

 

Zo ontstond uit al die type schepen de ‘Liberty’.
Een oliestoker met waterpijpketels, maar nog steeds een ’triple expansie machine’ als voortstuwing.

 

 

Zwaar weer.

 

Op 18 Amerikaanse werven werden 2742 Liberty’s gemaakt.

Een ‘Liberty’.

 

Ze voldeden niet in alle opzichten: ze werden in elkaar gezet met de toen nieuwe lastechnieken op scheepswerven die geen traditionele scheepsbouwers waren, vaak door ongeschoolde arbeiders.
Het ontwerp leidde tot problemen met zwakke punten in de constructie.

Moet nog wel wat aan gebeuren.

Afbouwkade.

Liberty’s op een rij.

Liberty’s aan de afbouwkade.

Volop werk!

Kranen in feeststand.

De eerste Liberty is klaar.

De eerste Liberty, de ‘Patrick Henry’, tijdens haar proefvaart op 26-12-1941.

In dok.

‘William T. Sherman’.

 

In tweeën.

 

Al snel hadden de eerste schepen last van scheuren in romp en dek.
Enkele schepen gingen ten onder doordat ze spontaan in tweeën braken.

 

 

De oorzaak van de problemen en het breken van deze schepen werd eerst gezocht bij de scheepswerven, waar de schepen in grote haast werden gebouwd.

De ‘Joseph Augustin Chevalier’ 1944-1961 in een benarde positie.

De helft van de ‘Valery Chkalov’ in 1943.

 

De ‘Valery Chkalov’ brak in december 1943 bij slecht weer in het noorden van de Grote Oceaan in tweeën.
Beide delen werden geborgen, weer aan elkaar gelast en in 1944 voer ze weer.
Ze werd in 1965 gesloopt.

Weer één geheel.

 

Het waren veelal vrouwen die het laswerk deden.

Lasvrouw.

 

Bij nadere inspectie bleek, net zoals bij de T2-tankers, dat dit breken het gevolg was van de eigenschappen van het staal en het laswerk.

Tekening Liberty.

 

Vaak werden de schepen ook te zwaar beladen met een slechte gewichtsverdeling.
Het waren ook zeer natte schepen, met een vlak dek en te traag om zonder escorte in konvooien te opereren.

De ‘Hoke Smith’ met de torpedonetten uit.

Hier als ‘Thora Dan’.

 

Ze voer slechts één jaar voor een Deense maatschappij en ze was ook de enigste Liberty die ze overnamen.
Ze had ook een lijst van namen gekregen, ‘Hoke Smith’ 1943, ‘Thora Dan’ 1947, ‘Spalmatori’ 1948, ‘Mastro Stelios II’ 1960, ‘Wendy H’ 1965 om in 1967 gesloopt te worden.

Tekening Liberty.

 

Het bouwen van deze schepen gebeurde op grote schaal en in een hoog tempo.
In 1943 gingen per dag 3 schepen ergens te water.
Gemiddeld werd er 42 dagen aan gewerkt van kiellegging tot oplevering.

De Liberty ‘Robert E. Peary’ werd in 1942 al na vier dagen en wat uren te water gelaten.
Om na 14 dagen opgeleverd te worden.
Het was meer een prestige object t.o.v. een andere werf.
In 1963 werd ze pas gesloopt: haastige spoed is soms wel goed.

De ‘Robert E Peary’, nog steeds een record.

Veel volk op de been op 12-11-1942.

Liberty’s wachten tijdens de afbouw.

De ankerkettingen liggen klaar.

Een Liberty in aanbouw.

De ‘William Clark’ had het water nog niet bereikt of de volgende kielleging werd al gedaan.

De ‘Charles Carroll’ loopt van stapel.

 

De scheepshelling was veelal nog niet afgekoeld of de kiellegging voor de volgende Liberty werd al gedaan.

Wel koud op de afbouwwerf met Liberty’s.

 

Doorsnede ‘Liberty’.

 

Tekening ‘Liberty’.

 

Hieronder afgejakkerde Liberty’s met de nodige zeemijlen op hun tellers voor de kant.

De ‘Jacob A Westervelt’.

De ‘William H. Jackson’.

Liberty ter oorlogsvaart.

 

Lopende band werk, schip na schip gleed het water in.

Schepen in aanbouw op de Kaisers Shipbuilding Co. te Portland Oregon.

Weer een ‘Liberty’ te water.

De zoveelste te water.

Elke dag gleed er ergens weer één te water.

Zijdelings te water.

Ieder schip gleed op gepaste wijze de helling af.

Klaar voor gebruik.

’s Nachts ging het werk gewoon door.

Nachtwerk op de Fairfield Yards.

Liberty’s aan de afbouwkade.

Zeeklaar maken.

 

Het is onvoorstelbaar dat schepen in rijen gebouwd werden op werven die voorheen een enkel schip afleverde en geen enkele ervaring in massaproductie hadden!

 

Liberty-tanker

 
Naast T2-tankers voeren er ook Liberty-tankers rond.
De Liberty-tanker werd eind 1942 ontworpen als antwoord op de behoefte om meer olie te vervoeren.
Zoals de ‘Andrew Marschalk’ 1943.

De Liberty-tanker ‘Andrew Marschalk’.

Tankdeksels geopend.

 

In 1955 werd ze omgebouwd tot droge lading schip.

Als ‘Kini’ 1962.

Als ‘Vallsun’ 1973.

 

Een schip met vele namen: ze gleed als ‘Andrew Marschalk’ in 1943 te water, ‘Seaglorious’ 1950, ‘Andros Glider’ 1957, ‘Evratos’ 1960, ‘Kini’ 1962, ‘Three Sisters’ 1965, ‘Kriti’ 1968, ‘Vallsun’ 1973 om in 1974 gesloopt te worden.

De tanker leek sterk op het standaard vrachtschip EC2-S-C1, met dezelfde lengte, breedte en diepgang, alsmede dezelfde voortstuwing.
Om te voorkomen dat deze schepen als tankers zouden worden geïdentificeerd, werd met opzet een dummy- of de overbodige dekuitrusting behouden en de benodigde leidingen verborgen.
De misleiding werd verder bevorderd doordat deze schepen ook deklading konden vervoeren.

De Russische Liberty-tanker ‘Belgorod’ 1944, ex-‘Paul Dunbar’ 1943.

 

De Liberty-tanker had in totaal achttien tanks voor het vervoer van olie.
Deze schepen waren van het type Z-ET1-S-C3.
In totaal werden 62 van dit type tanker gebouwd, na de oorlog werden de meeste omgebouwd tot droge ladingschepen.

 

SAM-schepen

 
Dit waren een aantal Liberty-schepen die tijdens de oorlog aan Engeland waren uitgeleend op grond van leencontracten en bestonden geheel uit schepen van het type EC2-S-C1.

Liberty.

 

De overdracht van koopvaardijschepen en andere vormen van hulp aan Groot-Brittannië verliep volgens bepaalde regelingen.
Na de oorlog bleven de overgebleven geleende schepen nog enige tijd onder Britse vlag varen om zo de economie van dat land weer op orde te krijgen.

Alle Britse Liberty’s werden genoemd met het voorvoegsel ‘Sam’ wat officieel betekende dat het schip de ‘opbouw achter midscheeps’ had.
Zo’n 90 schepen veranderden van naam zodra ze van de helling gleden.
Onder andere de ‘Barrett Wendell’ werd de ‘Samhill’, de ‘Jesse de Forest’ werd ‘Samuta’ en de ‘Ross G. Marvin’ de ‘Samtroy’.

De ‘Barrett Wendell’ 1943.

Als de ‘Nikolass’ 1958-1967.

 

Ze had daar tussen ook nog van 1947 tot 1958 de naam ‘Berbice’.

De ‘Jesse de Forest’ 1943-1947, werd de ‘Samuta.

 

Als ‘Kelvinbank’ ging ze verloren nadat ze gestrand was.

Als ‘Kelvinbank’ (1947-1953) aan de grond.

 

De ‘Ross G. Marvin’ werd de ‘Samtroy’.
Daarna veranderde in 1947 haar naam in ‘Edenbank’, in 1960 in ‘Ho Ping 43’ om in 1967 als ‘Zhan Dou 43’ te gaan heten.
In 1986 kwam ze niet meer in de boeken voor.

De ‘Edenbank’.

De ‘Edenbank’.

‘Zhan Dou 43’.

 

Niet alle Liberty-schepen die van de helling gleden voeren voor rederijen van de koopvaardij in oorlogstijd.
Een aantal werden door de Amerikaanse marine ingelijfd.
Ze kregen bij hun tewaterlating de gebruikelijke namen.
De marine Liberty’s veranderden daarna in de namen van sterren.
Om tenslotte een nietszeggende aanduiding op hun romp te krijgen, AK als aanduiding dat het een vrachtvaarder was.

De ‘D.W. Harrington’ in ‘Sculptor’ om AK-103 te worden

De ‘Sculptor’ AK-103.

 

De ‘William R. Nelson’ in ‘Naos’ daarna in AK-105

De ‘Naos’ AK-105.

 

De ‘General Vallejo’ in ‘Megrez’ en later het nummer AK-126 kreeg.

De ‘General Vallejo’ in de afbouwfase.

Als ‘USS Megrez’ AK-126.

 

Doorsnede Liberty.

 

Konvooi

 

Konvooi.

 

De langzame ‘Liberty’s’ met hun triple-expansie voortstuwing haalden maximaal 11 mijl per uur, het waren gewoon zwoegers.
Voor de Duitse oorlogsschepen en vliegtuigen was het min of meer prijsschieten op die logge schepen, die afgeladen waren met tanks, kanonnen, vliegtuigen, benzine, enz.

Getorpedeerd.

Zinkende.

 

Vooral de ‘Focke-Wulf Fw 200’ werd gevreesd.

Focke-Wulf Fw 200 ‘Condor’.

 

Er kwam behoefte aan een sneller en groter vrachtschip.

 

Victory

 
In 1943 werd daarom overgegaan op een nieuw ontwerp: de Victory.
Als opvolger van het ongelooflijk succesvolle, maar nogal beperkte type Liberty.

‘Victory’.

 

Het was een specifiek Amerikaans ontwerp, dit in tegenstelling tot de Liberty.
Ze was een grote verbetering.

Fraaie opname van een ‘Victory’.

 

Het werd een schip van 10.000 ton met een turbine van 6.000 pk die 15 mijl kon lopen en had een lengte van 140 m.
Hiervan zijn er 531 gebouwd.

De eerste van een lange reeks, de ‘United Victory’ aan de afbouwkade.

 

Nauwelijks was het schip uitgewerkt op de tekentafels of de afmetingen moesten aangepast worden.
De breedte moest gewijzigd worden van 19 mtr naar 18 mtr.
Dit werd veroorzaakt door de ontdekking dat de scheepshellingen bij vele werven te smal waren voor deze schepen.

Tekening ‘Victory’.

 

‘Victory’.

 

De ‘Carleton Victory’.

 

Een ander obstakel was ook dat er naar andere werven gezocht moest worden.
Veel werven zaten vol met werk aan Liberty’s en andere opdrachten.

Victory’s bijna klaar voor gebruik.

Victory’s en een verdwaalde Liberty.

Victory’s op een rij.

De ‘Aardijk’ ex-‘Lincoln Victory’ van de H.A.L.

 

Ook de Nederlandse koopvaardij werd voorzien van deze schepen om de verliezen te compenseren.

Nog een fraaie opname van een Victory, de ‘Green Bowling Victory’.

 

Ook een groot aantal Victory-schepen voeren na hun tewaterlating voor de Amerikaanse marine.
Zij veranderden van naam en kregen ook een AK-nummer.
De ‘Boulder Victory’ bijvoorbeeld kreeg het nummer AK-227.

De ‘USS Boulder’ AK-227.

 

Terwijl de ‘Bucysus Victory’ het nummer AK-234 toebedeeld kreeg.

De ‘USS Bucyrus’.

 

Ontploffing

 
Ook in de Verenigde Staten vond een enorme ontploffing plaats aan boord van een schip.
Dat gebeurde in de haven van Port Chicago (Cal.).

Tewaterlating van de ‘Quinault Victory’.

 

Op 17 juli 1944 werd de lege ‘Quinault Victory’ klaargemaakt voor haar eerste reis.
Ze was op 11 juli 1944 opgeleverd.
De Liberty ‘E.A. Bryan’, net teruggekeerd van haar eerste reis, was al vier dagen bezig lading in te nemen aan de overkant van de pier waar ook de ‘Quinault Victory’ lag.

De ‘E.A. Bryan’ lading innemen.

Granaten in het ruim plaatsen.

Bommenruim.

 

De ruimen van de Liberty werden volgeladen met springstoffen, brandbommen, dieptebommen en munitie.
Zo’n 4.606 ton in totaal.
Op de pier stonden ook 16 treinwagons met nog eens 429 ton explosief materiaal te wachten.

Verwoesting in Port Chicago.

 

Op die datum, om 22.18 uur, gebeurde een ongeval met scherpe munitie in één van de ruimen.
Zes seconden later barstte een vernietigende explosie los toen de inhoud van de ‘E.A. Bryan’ ontstak.
Ze verwoeste daarmee het havengebied en veel mensenlevens.

Alleen de kiel bleef over.

 

Van de ‘Quinault Victory’ vonden ze alleen nog wat resten van de kiel terug.
De ‘E.A. Bryan’ werd totaal verwoest.

 

Beton

 
Om staal uit te sparen werden er ook betonnen en houten schepen gebouwd.
Die Amerikanen stuurden van alles de zee op.

Bouwen aan een betonnen schip.

Veel bezoekers aanwezig, maar nog niet afgebouwd.

‘Arthur Newell Talbot’.

 

Van die cementen schepen werden er maar 24 gebouwd.
Het waren logge schepen en ze haalden maar net 9 knopen.
Ze waren zeewaardig en voeren vooral op de Stille Oceaan.
Twee van deze schepen, de ‘David O. Sayer’ en de ‘Vitruvius’, ondernamen een enkele reis naar de stranden van Normandië om daar afgezonken te worden en te dienen als golfbreker.

Zijaanzicht betonnen schip.

 

‘Leonard Chase Wason’.

 

Deze schepen waren geen doorslaand succes.

 

Naam

 
Al die schepen moesten tenslotte ook een naam krijgen voor hun tewaterlating.
Liberty’s kregen vaak namen van bekende personen, Victory’s kregen namen met de toevoeging Victory.
Deze schepen wonnen zeker geen schoonheidsprijs, ze waren gewoon functioneel.
Ontworpen om zo’n vijf jaar hun werk te doen.
Zondermeer hebben die schepen en hun bemanningen bijgedragen aan de overwinning van de geallieerden.

Mooie lijnen van de ‘Navajo Victory’.

 

Net zoals met Ocean’s, North Sands, Fort’s, Park’s, T2-tankers, Liberty’s of hoe al die types mochten heten, verdwenen ook de Victory’s na de oorlog van Neptunus wateren.
Door aanvaringen, strandingen, averij, te vergaan of gewoon gesloopt.

 

Mottenballenvloot

 
Nadat de oorlog was afgelopen had men een overschot aan schepen en ander materiaal.
Veel werd daarna opgelegd om misschien nog eens te gebruiken.

Overbodig.

 

Tussen januari en april 1946 lagen er ergens op een rivier zo’n 426 Liberty’s, nutteloos en ongebruikt.
De laatste werd daar op 27 februari 1970 weggesleept.
Ontwikkelingen in transport over zee zorgden ervoor dat de opgelegde schepen overbodig werden en rijp waren om naar een sloper versleept te worden.

Toentertijd lagen er nog genoeg voor de sloop.

Zoek maar uit.

Kop en kont.

Afgedankte Liberty’s in Peekskill, keurig op een rij.

De ‘Jacob van Heemskerck’ bij zo’n mottenballenvloot.

Slopers liggen gereed.

Vastmaken.

Gedwee achter de ‘Jacob’ aan.

 

Achter de ‘Jacob van Heemskerck’ hingen op 10-1970 de Liberty ‘Anson Mills’ en van het C1-type de ‘Cape Lookout’.

De C1-A ‘Cape Lookout’ als ‘USS Fomalhaut’ AK-22 nog in actie.

 

Vrachtschip.

 

USS ‘Auriga’ Type: C1-A als AK-98

 

Rond de zeventiger jaren was het een ware uittocht van sloopschepen, de grote opruiming was begonnen.
Gedwee aan een sleeptros naar plekken waar ze nog nuttig konden zijn.
De schepen in de ‘mottenballenvloot’ hadden nu alleen nog maar oud-ijzer waarde.

Een Victory achter de ‘Groningen’ naar de sloper.

 

Ook de ‘Gelderland’ deed in deze optocht mee en sleepte twee C1-M-AV1 schepen de oceaan over.
De ‘Irish Splise’ en ‘Salmon Knot’ werden naar Bilbao versleept.
Van dit type schip werden er 239 gebouwd, waarvan 208 van de klasse AV1.

Het nieuwe was er als ware nog niet vanaf.

 

Tekening.

 

Doorsnede van een C1-M-AV1.

 

Zelfs de ‘Cycloop’ bracht een sloper, de Liberty ‘Terry E. Stephenson’, naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan.

T. Dijkstra en H. Bos op de ‘Cycloop’.

 

Toch ontsnapten een aantal van die schepen aan de gretige snijbrander van de sloper en maakten nog trouw vele zeemijlen.
Er was genoeg lading voor hun ruimen om de wereldzeeën er mee te bevaren.

 

Veteranen

 
Af en toe kwam je deze ‘oorlogsveteranen-van-de-zee’ nog tegen.
Ze veranderden wel regelmatig van eigenaar en naam.

De ‘Frank J. Cuhel’.

De ‘Fotini’.

‘Avra’.

 

Zoals de ‘Fotini’ die als ‘Frank J. Cuhel’ in 1944 werd opgeleverd, in 1947 onder Griekse vlag ging varen en in 1955 haar naam nogmaals veranderde in ‘Avra’.
In 1965 zonk ze.

De ‘Pierre L’Enfant’ ging in 1943 te water.

De ‘Atlantic Wave’ ex-‘Pierre L’Enfant’.

Als ‘Kolasin’.

 

Ze veranderde ook regelmatig van naam en vlag.
In 1946 voer ze onder Panamese vlag voor o.a. de Griekse rederij Livanos.
Van 1961 tot 1970 onder de vlag van Joegoslavië als ‘Miljet’ en ‘Kolasin’ om ergens in de Zwarte Zee op de kust te varen en daar weg te roesten.

De ‘Novorossiysk’.

 

De Russen kregen dezelfde overeenkomsten als de Engelsen om Liberty’s te mogen gebruiken.
De net in 1943 te water gelaten Liberty ‘Edward Eggleston’ ging in het zelfde jaar onder Russische vlag varen en kreeg de naam ‘Novorossiysk’.
Die bleef ze behouden tot 1974, het jaar waar in ze werd gesloopt.

Nogmaals de ‘Novorossiysk’ in Vancouver.

 

Op de achtergrond nog een Liberty, de Griek ‘Panagoitis D’.

De ‘Pangoitis D’.

 

Ze ging als ‘William D. Hoard’ in 1943 te water en ze kreeg nog de nodige namen daarna: ‘Eurymedon’ in 1947, ‘Panagiotis D.’ 1957, ‘Katina T.H.’ 1963, om in 1968 gesloopt te worden.

Wisselen van naam en vlag, er was een goede handel in schepen.

‘Amherst Victory’.

‘Serampore’.

Onder Turkse vlag de ‘Manisa’, ex-‘Serampore’ en ex-‘Amhertst Victory’

 

De ‘Amherst Victory’ die in 1943 te water gleed, om daarna als ‘Serampore’ in 1947 onder Deense vlag te gaan varen.
Van 1954 tot 1977 voer ze als ‘Manisa’ voor een Turkse reder en werd daar ook gesloopt.

Veel namen kreeg de ‘Coaldale Victory’ uit 1945, ze werd in 1946 opgelegd.
In 1948 voer ze weer, nu als ‘Nanking Victory’.
Van 1951 tot 1953 voor ze als ‘Hassan’ rond.
Als ‘Appingedyk’ voor de H.A.L. in de jaren 1953 tot 1962, om weer van naam en reder te veranderen in ‘Hongkong Mariner’.
Ze werd in 1972 gesloopt.

‘Coaldale Victory’.

‘Appingedyk’.

‘Hongkong Mariner’.

 

De ‘Winthrop Victory’ was de laatste Victory die uit de mottenballenvloot naar een sloper in Texas versleept werd, dat gebeurde in 2010.
Ze heeft daar 65 jaar in alle rust kunnen roesten.
Mogelijk zullen er rijplaten van dat schip gemaakt zijn!

Te water gelaten in 1945.

De ‘Winthrop Victory’ opgelegd in 1946.

Daar helpt geen lik verf meer aan.

Op weg naar de sloper.

 

Soms kwam je nog zo’n ‘oudje’ tegen, op zee of in de sluizen van IJmuiden.
Sommige goed onderhouden, andere afgeleefd en kapot gevaren.

Rijp voor de sloop!

Comments

  1. Bastiaan Verhey pols says

    Wat een geweldige site, waar haal je de tijd vandaan om dit allemaal te doen.
    Helemaal mijn hobby , zelf met 2 van liberty.s aan de haal gegaan naar Japan. Met de ? Kap. van Oosten, wat een ellende, breken ,los gooien, rond gaan en weer vast maken, maar welkom in Kobe. Schepen werden keurig gesloopt en van de staalplaten werden de sleepboten voor I.T.C.gebouwd. Voor de helft van de prijs, met alles er op en aan. Niet slim van de ex tegen standers. Was dus in de jaren 60. Gr, Bastiaan

Geef een reactie