Wasdag

 

…Aan boord moest je zelf de was doen.
Dat was aan het begin van mijn vaartijd op de ‘Utrecht’ wel even wennen, je kon moeilijk je moeder mee aan boord nemen.

Je spaarde het op tot het moment daar was dat het toch gedaan moest worden.
Als je de laatste frisse ‘pendek’ of ‘hempie’ uit je kast haalt.
Schoon was niet schoon meer en zeker niet fris, sokken bleven naast je kooi rechtop staan.

De ‘schone’ was werd in een wasmachine gepropt.
Zwarte sokken bij wit ondergoed, het kwam er grijs uit.
Dat moest ik nog leren, zo kon het ook gebeuren dat een kledingstuk een maatje kleiner werd.

Zeepklopper.

 

De ‘vuile’ was, zoals ketelpakken, stonden te pruttelen in een emmer op een verwarmingselement in de machinekamer.
Voor de hydrofoor en naast de lessenaar.

Een blok zeep.

 

Zo kon je tijdens het invullen van het kladjournaal de was in de gaten houden en het nog een keer door heen roeren.

De hydrofoors op de achtergrond met de waterketel op het verwarmingselement.

 

Als wasmiddel had je geraspte of geklopte sunlight-zeep.

De klopper.

 

Op de ‘Utrecht’ stond zo’n ouderwetse pulsator wasmachine, met een stormband om, vast in het douchegedeelte.
Je was blij als je kleren er zonder gaten uitkwamen.
Op de latere schepen waren er al echte machines met ronddraaiende trommels geinstalleerd.

2014-12-22_193140

 

Zelfs speciale waspoeder om met zoutwater te wassen.
De laatste spoelbeurt mocht met zoetwater, allemaal om het verbruik daarvan te beperken.

 

 

Een olieman kreeg vaak op zaterdagavond vrij van wacht.
Hij ging dan alle verzamelde ketelpakken wassen.
Dat deed hij onder het genot van een potje bier.

 

Hieuwlijn

 

 
Een andere manier om je ketelpak te wassen, was om ze aan een hieuwlijn achter het schip mee te laten slepen.
Werkelijk, ze werden er goed schoon van.
Natuurlijk heb je dan ‘grappenmakers’ die je ketelpak voor een aantal vette lappen verwisselen.
Je schrikt wel even als je dat hoopje aan dek ziet liggen.

Jan Sanders: wasdag.

 

Vlak voor een aflossing gingen mijn ketelpakken nogmaals de wasmachine in.
Waren ze tenminste schoon als ze de plunjezak ingingen.
Thuis kwamen ze weer tevoorschijn en ik liet trots zien hoe schoon ze waren.
Die overtuiging hadden mijn moeder en later mijn vrouw niet en wederom verdwenen de ketelpakken in de wasmachine.
Ik hoor het ze nog zeggen: ‘schoon, noem je dit schoon’?
Trouwens, de huisvrouw zal haar wenkbrauwen wel fronsen als ze hoort dat wij de was deden in zout water.

Schone was?

 

De was hing dan te drogen op het voordek, bollend in de wind.

 

Waaien

 

 
Zo waaide een broek van de ‘ouwe’ op de ‘Gelderland’ ergens op de Atlantische Oceaan van de waslijn en ging overboord.
Hij was in staat om met een dubbelsleep rond te gaan om die broek te zoeken.

Of het werd in de waalegang (verbastering van het Engelse woord: Whale-gang) te drogen gehangen.
Wel op tijd weghalen als er gewerkt moest worden met de winchkop.
Het ‘zwarte koor’ had zo haar eigen warme plekken voor de was.
Begrijpelijk dat de geuren van een machinekamer nooit uit je kleren raakten.

‘Niet fris, wel schoon’.

Geef een reactie