…Het relaas van een berging die tegen alle logica inging.
Het toont aan dat doorzettingsvermogen, durf en het geloof in eigen kunnen tot een resultaat kan leiden.
Mannen die tegen de elementen van de natuur strijden.
Hollands Glorie aan de rand van de woestijn.
Libië
Voor de niet Libië-gangers even een korte inleiding.
Wijsmuller had in die tijd een contract met de Esso om in Marsa el Brega (Libië) twee havenslepers te stationeren: dat waren in 1973 de ‘Hector’ en ‘Simson’ (elk 17 ton trekkracht).
Zij assisteerden bij het aanmeren van grote gastankers aan de gassteiger.
De gastankers werden tegen de steiger aangeduwd na eerst zo’n schip op haar positie te slepen.
Op de uitlaten van de motoren zaten vlamdovers, maar soms kwam er nog wel een vonkje vrij.
Deze tankers (40 tot 50.000 ton) konden via deze steiger LNG laden.
De grote havenslepers werden ook gebruikt om olietankers op beurt 5 tussen de mono-boeien af te meren.
De ‘Assistent’ (10 ton trekkracht) was eveneens in Marsa el Brega gestationeerd en hielp olietankers, die kwamen laden, aan de beurten 1 en 3 door de verloopstukken en meertrossen aan te leveren.
Daarna werd de arm of slang weg getrokken, zodat de schepen zich konden vast maken aan één van die beurten.
Als de tanker was aangemeerd werd de arm of slang naar de tanker terug gesleept.
De tankers hesen daarna de laadslangen aan boord.
Verder werd de ‘Assistent’ voor alles en nog wat gebruikt.
Het was vaak een select groepje dat naar Libië ging.
Er waren daar liefhebbers genoeg voor.
Je kreeg een visum voor max. 90 dagen en na zo’n drie maanden was je weer thuis.
Zes weken verlof en men ging weer terug, ook een regelmatig leven!
Er werden ook nog 90 zeemijlen per dag uitbetaald, dus extra verdiensten.
Post van het thuisfront gaf geen problemen.
Die ging via kantoor rechtstreeks naar Marsa el Brega.
Op het laatst kwam er zelfs de krant.
Bijna dagelijks vloog het bedrijfsvliegtuig van Esso vanuit Tripoli naar Marsa el Brega.
Men werkte in Brega halve dagen, om de ene week op en de andere week af in de havendienst in IJmuiden, te compenseren.
Gevaren werd er op alle uren van de dag als het nodig was en voor allerlei doeleinden.
LPG tanker.
In 1969 werd bij de CNIM werf in La Seyne (Toulon) een gastanker besteld door de ‘S.M.N.’.
De ‘Antilla Bay’ kwam in 1973 in de vaart en voer onder Antiliaanse vlag voor de ‘Holland Bulk Transport’ en was eigendom van ‘de Volharding’ te Willemstad (NA).
In 1984 kwam ze onder Nederlandse vlag en voer voor de ‘N.S.U.’ en later voor de ‘Nedlloyd’.
Eigenaar werd ‘Maasbracht Shipping Company’ Rotterdam.
Ze bleef haar naam behouden.
In 1986 werd ze verkocht naar Singapore en omgedoopt tot ‘Censor’.
Om in 1987 weer in andere handen over te gaan en ze de naam ‘Havmann’ kreeg, maar onder Singaporese vlag bleef varen.
In 1988 werd ze omgevlagd naar de Noorse.
Ze werd in 2004 gesloopt te Jiangyin China.
De berging van de ‘Antilla Bay’ werd door een opvarende van de ‘Simson’ beschreven.
Geen epos, maar nuchter beschouwd omdat het gewoon zijn werk was.
Het avontuurlijke gevoel speelde natuurlijk mee, maar de beloning als het lukte, was toch de grootste drijfveer.
In het verhaal heb ik hier en daar wat correcties aangebracht.
De berging van de ‘Antilla Bay’.
Marsa el Brega (Libië).
Het was 13 februari 1973 aan boord van de ‘Simson’.
De haven was vanwege het slechte weer gesloten (windkracht 9).
Om 13.00 uur kwam er een medewerker van port-control bij ons aan boord om door te geven dat er bij Zuwetina (Libië), ongeveer 30 mijl bij ons vandaan, een grote gastanker op het strand was gelopen.
Van de Esso kregen we toestemming om met één sleepboot poolshoogte te gaan nemen.
Er werd besloten dat de ‘Hector’ erop af ging.
Bij aankomst bleek dat de ‘Antilla Bay’, een gastanker van 40.000 ton, een boei in de schroef had gekregen en daardoor was gestrand.
Om de lage temperatuur van -162C te halen, pompte men eerst LNG in het schip.
Daarna konden de koelcompressoren de gewenste temperatuur handhaven.
De volgende dag vroeg kregen we een noodoproep van de ‘Hector’ dat zij, vanwege het slechte weer, ook op het strand was gelopen.
Paniek aan boord en de bemanning liep al met reddingsvesten rond.
Gelukkig werd zij door een ander vaartuig vlot getrokken en ging de ‘Hector’, in overleg met het kantoor van Wijsmuller, de haven in om de schade op te nemen.
Gelukkig was er geen enkele schade te ontdekken en wij (‘Simson’) vroegen aan port-control of we toestemming konden krijgen om de ‘Hector’ te mogen assisteren.
‘s Avonds om ongeveer 18.00 uur kwamen we bij de ‘Hector’ aan en we besloten tot de volgende dag te wachten met vastmaken.
Via radiocontact met kantoor hoorden wij dat de ‘Noordzee’ (75 ton trekkracht) van concurrent Smit Internationale een contract had gekregen om ons te komen assisteren en dat zij al onderweg was.
Zij voer niet ver bij ons vandaan.
Op 15 februari werd ’s morgens om 08.00 uur aan de ‘Antilla Bay’ vastgemaakt en we begonnen met volle kracht te trekken.
Kort erop kregen we van port-control Brega te horen, dat we ‘s middags om 17.00 uur terug moesten zijn i.v.m. het weer opengaan van de haven.
Het weer was daar inmiddels wat opgeknapt.
Wij natuurlijk behoorlijk balen!
Eindelijk een pracht van een jop en dan moeten we het misschien voortijdig opgeven.
Maar Onze Lieve Heer moet ons gehoord hebben, want om 15.30 uur schiet de ‘Antilla Bay’ ineens los.
Zo snel zelfs, dat we moeten maken dat we wegkomen!
Hoe is het mogelijk!
Twee kleine havenslepertjes, die met veel bravoure een gastanker van 40.000 ton van het strand trekken!
De heer A. Wijsmuller (‘de ouwe snor’) kwam zelfs persoonlijk aan de telefoon om ons te feliciteren.
Daarna hebben we de ‘Antilla Bay’ naar open zee gesleept en haar voor anker laten gaan.
De tanker had behoorlijke roer- en schroefschade opgelopen.
Aangezien het weer nogmaals verslechterde, werd besloten dat de ‘Hector’, in geval van nood, terug zou gaan.
Onze collega’s op de ‘Noordzee’ dachten dat we een grapje maakten toen we doorgaven dat de klus al geklaard was.
Het enige wat zij nog mochten doen was het schip naar de werf in Toulon terugslepen.
Zijn waren daar niet echt blij mee!
Op 16 februari kwam de ‘Noordzee’ bij de ‘Antilla Bay’ aan.
Helaas bleek achteraf dat er contractueel was vastgelegd dat de Esso 25% van het joppengeld opstreek!
Maar er bleef nog genoeg voor ons over.
Snel verdiend in slechts twee dagen!
Frans Goosen
Ten tijde van de stranding zat ik op de ‘Assistent’ en ik heb de hele berging betrekkelijk van dichtbij meegemaakt.
Nadat de ‘Hector’ vertrokken was onder gezag van kapitein Heertje Starrenburg, volgde later de ‘Simson’.
De matrozen van de ‘Assistent’ stapten over en wij, de schipper en ik als wtk, moesten aan boord blijven en kregen Libiërs als opstappers.
Beloning
De havenmeester Owen Maguire beloofde ons dat ook wij recht op bergingsloon zouden krijgen.
Je moet daadwerkelijk bij een jop aanwezig geweest zijn voor zo’n beloning.
Op de ‘Assistent’ hadden we een kleine radio/zender en daar onderhielden wij contact met de ‘Hector’ mee.
Na de melding dat de berging succesvol verlopen was, wreven wij tweeën al tevreden in onze handen.
Wij deden immers ondertussen het werk van de twee andere schepen.
Het weer mocht dan weer verbeteren, de tankers wilden graag op hun beurt.
De berging was een spannende onderbreking van de dagelijkse sleur.
Uiteindelijk kregen wij geen joppengeld, maar prestatiebeloning.
Het was beduidend minder.
Na terugkomst van de twee slepers werd Heertje, zoals te doen gebruikelijk, gefeliciteerd.
Helaas, zonder borrel, in Libië stonden we droog.
Geef een reactie