Schepen 03

 

…De Amerikanen bouwden een heel scala aan schepen waar behoefte aan was en steeds in het ongekende tempo.
Het was een hele logistiek om al die schepen daar te krijgen waar ze met hun lading nodig waren.
Soms ging dat fout.

 

Explosie

 

Ook in de Verenigde Staten vond een enorme ontploffing plaats.
Dat gebeurde in de haven van Port Chicago (Cal).
Oorzaak: mogelijk te snel en onzorgvuldig beladen van de schepen?

Te waterlating van de ‘Quinault Victory’.

 

Op 17 juli 1944 werd de lege ‘Quinault Victory’ klaargemaakt voor haar eerste reis.
Ze was op 11 juli 1944 opgeleverd.

Een Liberty.
Een Victory.

 

De Liberty ‘E.A. Bryan’ was net teruggekeerd van haar eerste reis en al vier dagen bezig lading in te nemen aan de overkant van de pier waar de ‘Quinault Victory’ lag.

Loskade.

 

De ruimen van de Liberty werden volgeladen met granaten, bommen, mijnen en munitie.
Zo’n 4.606 ton in totaal.
Op de pier stonden ook 16 treinwagons met nog eens 429 ton explosief materiaal klaar.

Een schip laden.
Bommenruim.
Granaten inruimen.

 

Op die datum, om 22.18 uur, vond een ontploffing plaats in één van de ruimen.
Zes seconden later barstte een vernietigende explosie los toen de inhoud van de ‘E.A. Bryan’ ontstak.
Ze verwoeste daarmee het havengebied en veel mensenlevens.

Ravage kade Port Chicago.
Schade Port Chicago.
Zonder woorden.

 

Van de ‘Quinault Victory’ vonden ze alleen nog wat resten van de kiel terug.
De ‘E.A. Bryan’ werd totaal verwoest.

Restanten van de ‘Quinault Victory’.

 

Namen

 

Al die schepen die te water gingen, moesten een naam krijgen.
Liberty’s kregen vaak namen van beroemde overleden mensen.
Begonnen werd met de ondertekenaars van de Amerikaanse Onafhankelijkheid verklaring.

Victory’s daarentegen kregen namen voor het achtervoegsel Victory.
Al die schepen zouden zeker geen schoonheidsprijs winnen, ze waren gewoon functioneel.
Ontworpen om ongeveer vijf jaar hun werk te doen.
Zonder twijfel hebben deze schepen bijgedragen aan de overwinning van de geallieerden.

Tewaterlating van de ‘Star of Oregon’ in 1941.
Nog even afwerken!

 

De ‘Star of Oregon’ was een uitzondering.
Ze werd vernoemd naar een schip die de eerste volksverhuizers uit Europa naar Oregon bracht.
Was de bouwtijd van een Liberty in 1943 zo’n 42 dagen.
De ‘Star of Oregon’ stond 131 dagen op de helling in 1941, om pas na 226 dagen opgeleverd te worden.
Ze was ook één van de eerste Liberty’s die gebouwd werden.

Ze werd in 1942 getorpedeerd door de ‘U-162’ in de Caraïbische Zee en haar bemanning kwam veilig aan wal.
Ze was één van de tweehonderd Liberty’s die verloren gingen tijdens de oorlog.

De ‘U-162’ 1941-1942.

 

Vloeiende lijnen door het water.

De ‘Carleton Victory’.

 

Bij Victory’s werden eerst bevriende naties als naam gegeven.
Daarna universiteiten en andere overheid instanties.

De ‘Ethiopia Victory’ 1944-1987.
De ‘Pelican State’ ex-‘Netherlands Victory’ 1944-1971.

 

Zoveel schepen, zoveel namen.
Op het eind waren de beroemde personen of instellingen op en werd van alles verzonnen om zo’n schip aan een naam te helpen.
Daarnaast kon iedere groep die voor twee miljoen dollar aan oorlogsobligaties wist te verkopen een naam voorstellen.

Mooie foto ‘Tjikampek’ ex-‘Berry Victory’ 1945-1970.

 

Net als bij Ocean’s, North Sands, Fort’s, Park’s, T2-tankers, Liberty’s, Victory’s of hoe al die typen ook werden genoemd, verdwenen deze schepen na de oorlog langzaam uit Neptunus wateren.

 

Hansa

 

Ook de Duitsers bouwden standaardschepen.
Deze schepen werden niet enkel op Duitse werven gebouwd.
Ook scheepswerven in drie bezette Noord-Europese landen, met name Nederland, België en Denemarken werden ingeschakeld.
Opmerkelijk is het feit dat geen enkele Franse werf opdracht kreeg om schepen van het ‘Hansa’-type te bouwen.

Type Hansa-A.

 

De ‘Eckenheim’ 1943-1945.

 

Het type Hansa was onderverdeeld in drie klasse; de Hansa-A tot 3000, de Hansa-B tot 5000 en tenslotte de Hansa-C tot 9000 ton draagvermogen.
In het Duitse nieuwbouwprogramma stond er oorspronkelijk de bouw van 128 vaartuigen van het ‘Hansa-A’ geprogrammeerd.
Een schril contrast met de hoeveelheid schepen die de Engelsen en Amerikanen in die tijd produceerden.

De ‘Fangturm’ 1943-1945.

 

Soms word je op het verkeerde been gezet door een scheepsnaam.
Op zoek naar de historie van het Duitse schip ‘Fangturm’ kwam ik het tweemaal tegen.
Beide ‘Fangturm’ waren van het type Hansa-A.
Door de jaartallen goed te bekijken kwam ik eruit.

De ‘Canford’.

 

De eerste ‘Fangturm’ ging bij v/d Giessen in Capelle a/d IJssel in 1943 te water.
Als ‘Brunhilde’ liep ze in 1944 aan de grond bij Hoek van Holland.
Liep in 1945 op een mijn bij Warnemünde, werd door de Engelsen in beslag genomen en naar Hull gebracht.
Daar gerepareerd en als ‘Empire Game’ 1945-1947 weer in de vaart gebracht.
Daarna als ‘Canford’ van 1947-1956.

De ‘Fangturm’ 1956-1961.

 

Weer verkocht naar Duitsland om nogmaals onder de naam ‘Fangturm’ te gaan varen.
Werd verkocht naar Libanon in 1961 als ‘Panaghia Lourion’ en in 1967 als ‘Aghia Thalassini’.
Ze werd in 1974 gesloopt.

De ‘Baltonia’.
De ‘Baltic Oak’.
Als ‘Palmyra’.

 

De andere ‘Fangturm’ werd in Duitsland gebouwd en ging in 1944 te water en werd in 1945 in beslag genomen door de Engelsen.
Ze ging verder als ‘Empire Gallop’ 1945-1947, om dan als ‘Baltonia’ 1947-1953 rond te varen.
Veranderde wederom van naam in ‘Baltic Oak’ 1953-1957.
Werd daarna de Duitse ‘Palmyra’ van 1957-1962.
In 1962 kreeg de ‘Palmyra’ een aanvaring met de Engelse tanker ‘British Mariner’ en zonk.
De ‘British Mariner’ raakte zodanig beschadigd dat ze in dat jaar werd gesloopt.

De ‘British Mariner’ 1948-1962.
Een lege ‘British Mariner’.

 

De ‘Adamsturm’ werd door een Duitse werf in 1944 opgeleverd.
Voor ze werd geconfisqueerd door de Engelsen was ze al een paar maal beschadigd door luchtaanvallen.
Nadat ze in beslag genomen was, kreeg ze in 1945 de naam ‘Empire Ganymede’.

De ‘Empire Ganymede’.

 

Daarna werd ze de ‘Baltanglia’, de ‘Baltic Pine’ om in 1954 verkocht te worden naar Griekenland als ‘Germania’.

De ‘Baltanglia’.
Als ‘Baltic Pine’.
De ‘Germania’.

 

Kreeg in 1955 een aanvaring en werd aan de grond gezet.
Verkocht aan een sloper in Duitsland.
Weer opgekocht door een Duitse rederij en na grondige reparatie in 1956 als ‘Auriga’ weer in de vaart gebracht.

De ‘Auriga’.

 

Tekening ‘Auriga’.

 

Ze werd in 1965 uit de vaart genomen.

Een ander Hansa-A schip was de ‘Celia’.
Ze ging in 1943 te Lübeck van de helling.
In 1945 werd ze in beslag genomen door de Engelsen en kreeg de naam ‘Empire Gallant’.
Omgedoopt tot ‘Richard Borchard’ in 1947.

De ‘Richard Borchard’ 1947-1960.

 

Tekening ‘Richard Borchard’.

 

In 1960 kreeg ze de naam ‘Fairwood’, om in 1963 gesloopt te worden.

Als de ‘Fairwood’ bij de sloper.

 

De Engelsen legde in 1945 tevens beslag op nog zo’n schip van dat type, de ‘Schauenberg’ die in 1944 van een werf in Hamburg kwam.
Ze gaven haar de naam ‘Empire Galway’.

In 1946 kwam ze onder Belgische vlag als de ‘Kinshasa’.

De ‘Kinshasa’.

 

Tekening ‘Kinshasa’.

 

Ze werd in 1951 verkocht naar Noorwegen en kreeg de naam ‘Anne Reed’.
Als ‘Pagenturm’ keerde ze weer terug onder Duitse vlag in 1956.

Als ‘Anne Reed’.
De ‘Pagenturm’.

 

Ze werd in 1964 gesloopt.

De ‘Betzdorf’ ging in 1945 te water in Hamburg.
Door de Engelsen in beslag genomen in 1945 die haar omdoopten tot ‘Empire Gaffer’.
In 1947 kreeg ze de naam ‘Baltrader’ om in 1952 de naam ‘Baltic Fir’ te krijgen.
Naar Duitsland verkocht in 1956 en die gaven haar de naam ‘Arsterturm’.
Naar India verkocht in 1969 en in 1981 daar gesloopt als ‘Sudarsan Shakti’.

De ‘Baltrader’ 1947-1952.
De ‘Baltic Fir’ 1952-1956.
De ‘Arsterturm’ 1956-1969.
Nogmaals.

 

Uiteindelijk werden van het type Hansa-A slechts 55 opgeleverd bij het einde van de oorlog.
Opgeleverd, maar niet in dienst gesteld.
Er bleven een aantal opgeleverde casco’s in de bezette landen op de werf liggen, omdat ze niet tijdig naar een Duitse werf konden gesleept worden om afgebouwd te worden.
Er vergingen 11 van deze schepen.
Na de oorlog werden er nog 14 gebouwd, wat een totaal van 69 eenheden van dat type schip gaf.

In de landen waar deze schepen op de helling stonden, werd veelvuldig sabotage gepleegd om de oplevering te vertragen.
Onderdelen verdwenen, bestellingen niet uitgevoerd of er was gewoon geen materiaal voorhanden.

Tewaterlating van een Hansa schip in België. Keurig geklonken.
De ‘Egypte’ onder Belgische vlag 1945-1973.
In de rederijkleuren.
Hier als de Griek ‘Anghyra’ ex-‘Egypte’.

 

Veel van die onafgemaakte schepen, meestal van het A-type, werden na de oorlog in beslag genomen door de geallieerden.
Kwamen onder allerlei vlaggen te varen nadat ze afgebouwd waren, de meeste als een soort van herstelbetaling.

De Russische ‘Sukhumi’.
De Poolse ‘Olsztyn’.

 

Tekening ‘Olsztyn’.

 

Als Deense ‘Leena Dan’.
Nogmaals een Deense, de ‘Fornaes’.
De Engelse ‘Bengore Head’.
De Deense ‘Egaa’ ex-‘Bastogne’.
Nog een Pool, de ‘Kosciuszko’.
Een Griek, de ‘Rodopi’.
De Zweedse ‘Titan’.
Nog een Rus, de ‘Ryazan’ 1944-1979.

 

Van het type Hansa-B hebben tijdens de oorlog maar twee schepen gevaren.
Ze stonden voor de Duitsers in Denemarken op de helling, de levering werd op allerlei manieren vertraagd.
Vier schepen moesten ervan dat type gebouwd worden.
Twee ervan, de ‘Rabenfels’ en de ‘Götzenfels’, werden nooit op stapel gezet.

Onscherpe foto van de ‘Kronenfels’ 1943-1958.

 

In 1943 werd de kiel gelegd en in 1944 ging de ‘Halsnaes’ in Helsingør te water om haar naam te veranderen in ‘Helgenaes’.
Als ‘Helgenaes’ werd ze in 1945 naar Hamburg versleept.
Werd door de Duitse marine ingelijfd en kreeg de naam ‘Kronenfels’.
In 1945 confisqueerden de Engelsen haar en kreeg ze de naam ‘Empire Roden’ tot 1948.

Als ‘Florida Sword’.
De ‘Florida Sword’ ergens voor de kant.

 

Ze werd overgedaan aan de Amerikanen en kreeg de naam ‘Florida Sword’.
Daarna in 1956 verkocht naar Liberia en veranderde haar naam in ‘Cheyenne’.
Veranderde nogmaals van naam, nu in ‘St. Nicholas’.
Liep in 1958 op een rif en ging verloren.

De ‘Huberfels’ nog niet afgewerkt, geen tuigage en rookkanaal niet ommanteld.
De ‘Langeoog’ in deplorabele staat in Bremen.

 

De ‘Huberfels’ werd, half afgebouwd, van Helsingør naar Hamburg gebracht.
Ze ging in 1943 te water, maar werd pas in 1945 in Bremen afgebouwd.
Zou voor de Norddeutsche Lloyd gaan varen onder de naam ‘Langeoog’.
De Engelsen gaven haar in 1945 aan de Russen.
Daar kreeg ze de naam ‘Mechanik Afanasiev’ van 1945-1961 en ‘Serpukhov’ 1961-1975.
Ze werd in 1975 gesloopt.

Na de oorlog werd van het type Hansa-B nog schepen gebouwd.
Zo werd in 1947 in Denemarken de ‘Emelie Maersk’ als motorschip op stapel gezet.
Om in 1968 nog de ‘Agung’ te worden.
In 1980 werd ze gesloopt.

Na-oorlogse type Hansa-B, de wat roestige ‘Emelie Maersk’.
De ‘Emilie Maersk’ ergens onderweg.
Hier als de ‘Agung’.

 

Op Nederlandse werven werden een vijf-tal type Hansa-C schepen gebouwd.
Zo werd de ‘Greiffenfels’ bij de NDSM gemaakt.
Ging in 1944 te water, maar werd pas in 1946 opgeleverd.
De andere type Hansa-C schepen waren de ‘Gutenfels’, de ‘Crostafels’, de ‘Frankenfels’ en de ‘Axenfels’.

De ‘Greiffenfels’ in 1944 te water bij de NDSM.
Als de ‘Nijmegen’ in 1946.
Als ‘Nijmegen’ in dok.
De ‘Greiffenfels’ nog als stoomschip.

 

De ‘Greiffenfels’ werd in 1961 omgebouwd tot motorschip.

De ‘Greiffenfels’ als motorschip.

 

Ze werd in 1977 gesloopt.

De ‘Gutenfels’ liep in 1944 bij de NDSM van stapel en werd door de Duitse bezetter in het Noordzeekanaal tot zinken gebracht.

De ‘Gutenfels’ op haar kant.

 

Ze werd in 1945 gelicht en teruggebracht naar de werf om haar af te bouwen voor de Nederlandse Staat.
Ze veranderden haar in een motorschip.
Ze ging in 1948 voor de Stoomvaart Mij. ‘Oostzee’ varen onder de naam ‘Heelsum’.
In 1962 kreeg ze brand in de machinekamer.
Ze werd niet gerepareerd.

De ‘Heelsum’.
Nogmaals de ‘Heelsum’.

 

Ze werd in dat jaar verkocht naar Libanon en kreeg de naam ‘Antonis’ tot haar sloop in 1979.

De ‘Antonis’.

 

De ‘Crostafels’ ging in 1944 bij de RDM te water.
Werd naar Emden versleept en vandaar naar Bremen.
In 1947 geconfisqueerd, verder afgebouwd en aan Joegoslavië geleverd.
Ook dit schip werd voorzien van motoren.

De ‘Srbija’.

 

De ‘Frankenfels’ ging in 1944 ook bij de NDSM te water en werd ook als blokkadeschip afgezonken in het Noordzeekanaal.
In 1946 geborgen en voor Nederlandse Staat afgebouwd.
Ze ging voor Nievelt Goudriaan & Co varen als de ‘Albireo’, ook zij werd een motorschip.

De gelichte ‘Frankenfels’ als ‘Albireo’ in aanbouw.
De ‘Albireo’.

 

In 1963 overgedragen aan de Duitse tak van die rederij en kreeg de naam ‘Procyon’.

De ‘Procyon’ ex-‘Albireo’.

 

Ze werd verkocht naar Cyprus in 1966 en kreeg de naam ‘Minoutsi’.

Als de ‘Minoutsi’.

 

Om in 1977 opgelegd te worden in Piraeus, waarna ze aan de andere kant van de wereldbol in 1980 gesloopt werd.

De ‘Argenfels’ werd bij Wilton-Fijenoord in 1943 op stapel gezet.
Liep in 1944 daar van af om verder afgebouwd te worden in Hamburg.
Ze liep enorme schade op tijdens een bombardement.

Door bombardementen vernield.

 

Ze werd in 1949 gelicht en herstelt, ze bleef echter een stoomschip.
Olie gestookt weliswaar!

De ‘Argenfels’ weer herstelt.
De ‘Argenfels’.

 

Ze kreeg een aanvaring met het Noorse schip de ‘Skrim’ in 1958.

De Noorse ‘Skrim’.

 

In 1961 werd ze omgebouwd tot motorschip.

De ‘Argenfels’ in het grijs.

 

In 1978 werd ze gesloopt.

De ‘Axenfels’ gleed in 1944 bij v/d Giessen in Capelle a/d IJssel naar haar element.
Door sabotage zonk ze bij de RDM, om na geborgen te zijn in dok te gaan bij Wilton-Fijenoord.
Haar casco werd naar Emden gesleept, maar werd beschadigd door bommen in Hamburg.
De restanten werden door de Engelsen in beslag genomen.
Het einde voor de ‘Axenfels’ kwam in 1947, ze werd verschroot.

De ‘Axenfels’ met slagzij aan de afbouwkade.

 

Een aantal schepen kwamen onder Nederlandse vlag varen.
Zo waren dat o.a. de ‘Waal’, de ‘IJssel’, de ‘Maas’ en de ‘Schie’.
Ze voeren alle voor Vinke & Co.
In tegenstelling met andere type Hansa-A schepen waren dit motorschepen.
Alle vier waren ze oorlogsbuit.

De ‘Waal’ 1944-1974.
Als ‘Irazú’.
De ‘Nissos Leros’.
Als ‘Poliaigos B’.

 

De ‘Waal’ ging in 1944 te water.
Het casco zou op 11 januari 1945 naar Hamburg worden gesleept om daar te worden afgebouwd.
Op 14 januari door verzetstrijders in Rotterdam tot zinken gebracht.
Op 2 maart door de Duitsers gelicht en op 3 maart in een droogdok gezet.
Door de geallieerden in mei 1945 krijgsbuit verklaard en werd aan Nederland toegewezen.
Werd in 1948 opgeleverd.
In 1961 werd haar naam veranderd in ‘Irazú’.
Verkocht naar Griekenland als ‘Nissos Leros’ in 1964 en nogmaals in 1972 naar Cyprus als Poliaigos B’.
In 1974 liep ze aan de grond en werd opgegeven.

De ‘IJssel’ had een soortgelijk levensloop.

De ‘IJssel’ op haar proefvaart in 1949.
De ‘IJssel’ in charter voor de KNSM.
In charter voor de KNSM als ‘Pacaya’.
Als ‘Nissos Paros’.

 

Ze stond in 1944 nog bij de werf Schelde op de helling.
Op 4 januari 1946 te water gelaten en op 2 februari naar Capelle a/d IJssel gesleept.
Daar afgebouwd.
Op 8 februari 1949 opgeleverd en dezelfde dag overgedragen aan Vinke & Co.
In 1983 werd ze als ‘Poliaigos’ in Griekenland opgelegd en 1988 pas gesloopt.

Tekening type Hansa-A als motorschip.

 

Ook de ‘Maas’ stond in 1944 nog op de helling.
Als ontwerp waren het stoomschepen, maar bij de afbouw werden er motoren ingeplaatst.

De ‘Maas’ in 1948.
De ‘Maas’ in charter voor de KNSM.
Als de ‘Tacana’.
De ‘Nissos Skyros’.

 

De ‘Schie’ was de ongelukkigste van de vier.
Ze kwam in 1948 in de vaart, om haar naam in 1961 in ‘Izalco’ te veranderen.
Als ‘Kappa Trader’ kwam ze in 1970 in aanvaring met het Oost-Duitse schip ‘Rhön’ en zonk.

De ‘Schie’.
De ‘Schie’ in charter voor de KNSM.
Als ‘Izalco’.
In aanvaring met de ‘Rhön’.

 

Ze werd op 22 december 1944 naamloos te water gelaten.
Het casco ging in december 1944 naar Hamburg om te worden afgebouwd.
In mei 1945 in Rotterdam teruggevonden en door de geallieerden aan Nederland toegewezen.

Ook Hansa schepen kwamen aan hun einde.

Na gedane arbeid, gewoon opgelegd.
Zien er nog goed uit, maar wel opgelegd.

 

Ze zonken of werden opgelegd.
Ook voor hun zou de oud-ijzer waarde bepalend worden.

 

Veteranen

 

Het was de bedoeling van de schepen, die in de oorlog gebouwd werden, dat ze zo’n vijf jaar mee zouden gaan.
Veel van die schepen werden opgelegd en verdwenen in de mottenballenvloot.
Diep weggestoken in baaien en rivieren om in alle rust weg te roesten.

Vergeten.

 

Toch ontsnapten een aantal schepen aan dat lot en maakten na oorlogstijd, onverdroten, nog trouw vele zeemijlen.
In vredestijd kwamen veel van die in de oorlogsjaren gebouwde schepen onder allerlei vlaggen te varen bij evenzo veel rederijen.
Van die rederijen verdwenen er weer veel en de schepen later ook.
Soms kwam je zo’n ‘oorlogsveteraan-van-de-zee’ nog tegen.

De ‘Athlitis’ ex-‘Arkeldyk’, ze hield het tot 1969 vol.

 

In de sluizen van IJmuiden, waar ze dampend en steunend even tot rust kwamen.
Of in de Griekse havenplaats Piraeus waar er vele bij de werf Scaramanga lagen.
De meeste aan hun lot overgelaten, een enkeling nog keurig onderhouden om zo weg te varen.

De ‘Frank J. Cuhel’.

 

Ze veranderden regelmatig van vlag, eigenaar en naam.
Zoals de ‘Fotini’ die als ‘Frank J. Cuhel’ in 1944 werd opgeleverd, in 1947 onder Griekse vlag ging varen en in 1955 haar naam nogmaals veranderde in ‘Avra’.
In 1965 was ze gezonken.

De ‘Fontini’.
Nogmaals de ‘Fontini’.
De ‘Avra’.

 

De ‘Amherst Victory’ uit 1943 die in 1947 naar Denemarken werd verkocht en onder de naam ‘Serampore’ ging varen.
In 1954 werd ze naar Turkije verkocht om onder de naam ‘Manisa’ in 1977 gesloopt te worden.

De ‘Amherst Victory’.
De ‘Serampore’.
De ‘Manisa’ in winterse sferen.

 

Tekening Victory.

 

De ‘Kolasin’ voer onder Joegoslavische vlag en liep in 1970 ergens in de Zwarte Zee aan de grond en lieten haar daar gewoon wegroesten.
Ze was de helling afgegaan als ‘Pierre L’Enfant’ in 1943 om in 1946 de ‘Atlantic Wave’ te worden.

Een onduidelijke foto van de ‘Pierre L’ Enfant’.
De ‘Atlantic Wave’.
De ‘Kolasin’.
Nogmaals de ‘Kolasin’.

 

Russische schepen uit die tijd kwam je nog weleens tegen.
Veel van die schepen voeren toentertijd met een gemengde bemanning.
Ze kregen in die tijd veel schepen van de Amerikanen, weliswaar onder bepaalde regels.
Die schepen bleven lang onder hamer en sikkel doorvaren.
Zoals de ‘Novorossiysk’

De ‘Novorossiysk’ in Hamburg.
De ‘Novorossiysk’ in Vancouver.

 

Aan de andere zijde van de pier ligt nog zo’n varende ‘oude-van-dagen’, de Griekse ‘Panagiotis D’.

De ‘Panagiotis D’ 1956-1963 in Vancouver.
De ‘Panagiotis D’ in kleur.

 

Nog een paar Russen.

Met logo.
De ‘Pskov’ 1943-1970.
De ‘Stalingrad’ 1944-1979.
De ‘Generaal Panfilov’ ex-‘George E. Goodfellow’ 1944-1976.
De ‘Odessa’ ex-‘Mary Cassatt’ 1943, ze lag in 2003 nog ergens weg te roesten.
Verwaarloosde Rus.

 

Nieuws

 

Soms haalde een schip het landelijke nieuws.
Een aantal schepen bereikten dat door strandingen.
Maar spectaculair was dat niet.

De Zweedse ‘Virgo’ liep in 1953, na een hevige storm, op het strand bij Texel.
Werd vlotgebracht en ging in dok.
In 1971 verkocht en voer als ‘Kathy Hope Maline’ verder.

Als Zweedse ‘Virgo’.
Slagzij in Hull.
Gestrand.
Op het strand van Texel.
In dok.
De Liberiaanse ‘Kathy Hope Maline’.

 

Al kwamen er meer schepen op het Nederlandse strand terecht.
Leuk voor dagjesmensen, maar niet voor de opvarenden die ontheemd raakten.

Hier de ‘Leeghwater’ in 1946.
Als ‘Lieve Vrouwekerk’.
Op de Vliehorst gestrand in 1960, daarna gesloopt.

 

Eén van de schepen die het wereldnieuws haalden, was bijvoorbeeld de ‘Flying Enterprice’.
Ze ging te water in 1944 als een type C1-B schip onder de naam ‘Cape Kumukaki’.

De ‘Flying Enterprice’ 1944-1952.
De sleper ‘Turmoil’ bij de ‘Flying Enterprise’ in 1952.
Slagzij.
Komt niet meer goed.

 

Type C1-B, de ‘Cape Kumukaki’.

 

Ook de Engelse sleepboot ‘Turmoil’ werd beroemd door deze reddingspoging.
Ze werd in 1945 in de vaart gebracht als ‘HMRT. Turmoil’.
In 1963 werd ze opgelegd, om in 1965 door de Griekse reder Tsavliris gekocht te worden en ze de naam ‘Nisos Kerkyra’ kreeg.
Verkocht in 1971 naar een andere Griekse reder Loucas Matsas & Sons, beide uit Piraeus, en omgedoopt tot ‘Matsas’.
Ze ging naar de sloper in 1986.

De ‘Turmoil’ 1945-1963.
De ‘Nisos Kerkyra’ 1965-1971.
Als ‘Matsas’ 1971-1986.

 

Als bouwnummer 1107 gleed de Liberty ‘Charles E. Duryea’ in 1943 van de helling.
In hetzelfde jaar werd ze overgedragen aan Rusland en kreeg de naam ‘Orel’.
Ze veranderde in 1949 van naam, nu ‘Ivan Polzunov’.
Kreeg even alle ogen van de wereld op haar gericht toen ze probeerde in 1962 raketten naar Cuba te brengen.

De ‘Ivan Polzunov’.
Raketten aan dek.

 

Schepen maakten historie door alle eeuwen heen.
Van sommige kon die achterhaald worden en altijd de moeite waard om verteld te worden.

 

Geef een reactie