…Nu terecht omstreden, toen bittere noodzaak.
De schrijfster Betje Wolff schreef in 1780 al:
‘Wij woonen in een land druipende van walvisch traan…’.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de ‘Nederlandsche Maatschappij voor de Walvischvaart’ opgericht, die zich met een walvisfabrieksschip en enkele vangschepen op de walvisvaart richtte.
De oprichting werd vooral ingegeven door de naoorlogse schaarste aan oliën en vetten en de onmogelijkheid om deze met de schaarse buitenlandse betaalmiddelen elders in te kopen.
De rederij Vinke & Co. ging deze schepen beheren.
Ze kochten een oude Zweedse tanker, de ‘Pan Gothia’, om deze te verbouwen tot een walvisfabriekschip.
De Engelse tanker ‘Nacella’ kwam om de vijf weken langszij om brandstof te leveren en traan mee terug te nemen.
Post en victualiën werden ook door de tanker gebracht.
De ‘Bloemdael’ nam deze taak later over.
Na de ingebruikneming van de nieuwe ‘Willem Barendsz’ in 1955 kreeg het oude schip de naam ‘Bloemendael’ en werd het gebruikt als tankschip om de walvistraan op te halen in Zuid-Afrika.
In 1960 werd ze verkocht naar Japan, omgebouwd tot gewone tanker en kreeg de naam ‘Nitto Maru’.
Ze werd in 1966 als ‘Nichiei Maru’ gesloopt.
Met een vloot vangschepen werden negen expedities in de wateren rond Antarctica uitgevoerd.
Het aantal walvissen was echter niet oneindig.
Juist toen men met een nieuw Nederlands schip meer walvissen wilde gaan verwerken, werd in internationaal overleg de vangst beperkt.
De investering kon niet meer worden terugverdiend.
De Nederlandse walvisvaart heeft tussen 1946 en 1964 bestaan.
Werd verkocht, teruggekocht, verbouwd en weer verkocht.
Ze voer van 1967-1973 voor een Zuid-Afrikaanse rederij als vismeelfabrieksschip nog steeds onder de naam ‘Willem Barendsz’.
In 1973 werd ze aan Zuid-Korea verkocht en kreeg de naam ‘Yn Sin’.
Ze werd als ‘Gae Cheog’ in 2001 gesloopt!
Walvisjager
Walvisjagers of vangschepen genaamd waren kleine, snelle, wendbare schepen speciaal uitgerust om te jagen op walvissen in open zee.
Bij de NMW hadden ze een hele armada van deze schepen, het was een allegaartje van opgekochte vaartuigen.
Terwijl de ‘Willem Barendsz’ met haar kostbare lading naar haar thuishaven voer, bleven de jagers opgelegd in Kaapstad achter.
Ze stonden in Amsterdam geregistreerd en hun letters waren AM gevolgd door een nummer.
Veel van deze walvisjagers waren korvetten uit de Tweede Wereldoorlog.
Ze werden afgedankt en verkocht naar landen die behoeften hadden aan deze schepen.
Sommige waren al rijp voor de sloop.
De eerste ‘Gerrit W. Vinke’ was een Noorse walvisjager uit 1927, de Fjord’.
Ze voer zelfs nog als ‘HMS. Sandstorm’.
Werd verkocht in 1951 naar Zuid-Afrika en voer onder de naam ‘Helderberg’.
Strandde in 1958 en ging verloren.
De tweede ‘Gerrit W. Vinke’ was de voormalige ‘HMS. Meadowsweet’.
Hier lag de ‘HMS. Meadowsweet’ zonder geschut nog aan de afbouwkade.
De ‘Gerrit W. Vinke’ werd in 1951 te Rotterdam omgebouwd tot walvisjager en in 1962 opgelegd.
Verkocht naar een sloper in 1964.
De eerste ‘Albert W. Vinke’ was de Noorse ‘Rokk’ uit 1925.
Ook dit schip kwam voor de Engelsen te varen als ‘HMS. Shooting Star’ en was van 1941 tot 1945 een hulpmijnenveger.
In 1946 werd ze een Nederlandse walvisjager.
Ze werd in 1952 verkocht naar Peru en gesloopt in 1959.
De tweede ‘Albert W. Vinke’ was de ‘HMCS. Eyebright’.
De ‘HMCS. Eyebright’ werd in 1940 in dienst genomen.
De ‘HMS. Eyebright’ werd in Canada gebouwd en ging voor haar aanpassingen met een konvooi mee naar Engeland.
Uitgeleend aan Canada en in 1945 weer terug naar Engeland.
In 1950 werd ze verkocht naar Nederland en in 1962 opgelegd om in 1964 gesloopt te worden.
De ‘Tommy W. Vinke’ was een Noorse walvisjager.
Als ‘Vestfold VIII’ uit 1938 kwam ze in de vaart en in oorlogstijd voer ze voor de Zuid-Afrikaanse marine als ‘HMSAS. Turffontein’.
In 1945 verkocht naar Nederland en in 1959 gesloopt.
De ‘Robert W. Vinke’ was nummer 4.
De ‘Robert W. Vinke’ was ook een Noorse walvisjager.
Als ‘Vikingen VII’ kwam ze in 1936 in de vaart.
In oorlogstijd voer ze eveneens voor de Zuid-Afrikaanse marine als ‘HMSAS. Vereeniging’.
Ze werd in 1946 verkocht aan Nederland.
Liep in 1951 aan de grond en raakte beschadigd.
Door de tanker ‘Barendrecht’ naar Montevideo gesleept en daar gerepareerd.
Van 1957 tot 1959 werd de ‘Robert W. Vinke’ opgelegd in Kaapstad en in 1959 daar gesloopt.
De ‘Barendrecht’ voer voor ‘van Ommeren’ en overleefde de oorlog.
Ze werd in Denemarken gebouwd.
Kreeg de nodige namen en vlaggen.
In 1955 verkocht naar Italië en werd de ‘Humilitas’.
Daarna naar Noorwegen als ‘Ariel’, om tenslotte onder Liberiaanse vlag als ‘Gem’ te gaan varen.
De ‘Gem’ brak in 1962 tijdens zwaar stormweer bij Cape Hatteras in tweeën.
Er werd wel geborgen, maar repareren had geen zin meer en men liet de delen slopen.
De ‘Cape Hatteras’, een berucht punt waar meerdere schepen gebroken of vergaan zijn.
In de wintertijd op het Zuidelijk halfrond werd er niet gevangen.
Het walvisfabrieksschip ging terug naar Nederland en de rest werd opgelegd tot de volgende expeditie.
De eerste ‘Johanna W. Vinke’ was wederom een Noorse walvisjager, de ‘Norrøna’ uit 1929.
Ook voer zij als ‘HMS. Nebula’ voor de Engelse marine.
De ‘Johanna W. Vinke’ werd in 1952 te Kaapstad opgelegd en vreemd genoeg een jaar later in Lekkerkerk gesloopt
De tweede ‘Johanna W. Vinke’ was een korvet.
De ‘Noord-Holland’ van Bureau Wijsmuller sleepte korvetten in 1952, de ‘HMCS. Cobalt’ en de ‘HMCS. Chambly’, van Montreal naar Rotterdam.
De ‘Noord-Holland’ werd diesel-elektrisch aangedreven.
In Rotterdam werden de korvetten omgebouwd tot walvisjagers.
Op de laatste dag van 1961 kreeg ze een ketelexplosie.
De ‘Eugene W. Vinke’ sleepte haar naar Kaapstad.
De schade was zodanig dat ze als verloren werd verklaard.
Gesloopt in 1963 te Kaapstad.
De in 1940 te water gelaten ‘HMCS. Cobalt’.
De volgende in de reeks walvisjagers was de ‘Marthe W. Vinke’.
Waar die ‘W’ voor stond?
Mogelijk voor Warnderink.
Medeoprichter van de NMW: Albertus Warnderink Vinke.
De eerste ‘Marthe’ was de vroegere ‘Chr. Castberg’.
Ook dit schip had voor de Engelse marine gevaren als ‘HMS. Nimbus’.
De tweede ‘Marthe W. Vinke’ was een korvet van de befaamde Flower-klasse, de ‘HMS. Stonecrop’.
Kwam in 1951 als walvisjager in de vaart bij de NMW.
Werd in 1965, na beeindigen van de walvisvaart, opgelegd.
In 1967 verkocht en gesloopt.
De ‘HMS. Stonecrop’ bracht samen met de ‘HMS. Stork’ de succesvolle ‘U-124’ in 1943 met dieptebommen tot zinken.
Later in het jaar vernietigde de ‘HMS. Stonecrop’ samen met de ‘HMS. Black Swan’ ook de ‘U-634’ met dieptebommen.
De ‘René W. Vinke’ was eerst de Noorse ‘Samson I’ die 1927 in dienst werd gesteld.
Ook dit schip deed dienst in de Engelse marine als hulpmijnenveger onder de naam ‘HMS. Packice’.
Tussendoor voer ze ook nog als ‘Vestfold III’ van 1934 tot 1941.
De ‘HMS. Packice’ werd in 1944 opgelegd om in 1946 als ‘René W. Vinke’ weer in de vaart te komen.
De tweede ‘René W. Vinke’ was ook een Flower korvet, de Canadese ‘HMCS. Nanaimo’.
De ‘René W. Vinke’ werd in 1966 opgelegd en in hetzelfde jaar in Kaapstad gesloopt.
De ‘HMCS. Nanaimo’ redde in 1942 de bemanning van de ‘Port Nicholson’ die getorpedeerd was door de ‘U-87’.
De ‘U-87’ werd in 1943 tot zinken gebracht door de ‘HMCS. Shediac’ en de ‘HMCS. St’ Croix’.
De ‘HMCS. St. Croix’ was een afgedankte Amerikaanse torpedobootjager uit 1919.
Ze voer toen onder de naam ‘USS. McCook’.
Kwam in 1940 onder Canadese vlag en werd in 1943 door de ‘U-305’ getorpedeerd.
De ‘U-305’ verging in 1944 door eigen torpedo.
De ‘Elly W. Vinke’ ging als Noorse ‘Vikingen VI’ in 1935 te water, om later in 1939 de ‘Vestfold X’ te worden.
Daarna werd ze, in 1941, de ‘HMS. Squall’ voor de Engelse marine.
In 1946 werd ze een Nederlandse walvisjager.
Ze werd in 1956 opgelegd en in 1959 gesloopt.
De ‘Hetty W. Vinke’ was de ‘HMS. Camelia’ uit 1940.
Ze werd in 1964 opgelegd om in 1965 verkocht te worden voor de sloop in Kaapstad.
De ‘HMS. Camelia’ en de torpedobootjager ‘HMS. Harvester’ redde de opvarenden van de hulpkruiser ‘HMS. Crispin’ die in 1941 door de ‘U-107’ werd getorpedeerd.
De ‘HMS. Harvester’ stond in 1938 als de Braziliaanse torpedoboot ‘Jurua’ op de helling.
Ze werd in 1939 overgenomen door de Engelsen.
Ze vernietigde samen met het Franse ‘FF. Aconit’ de ‘U-444’.
Eerst door de duikboot te rammen om het daarna met dieptebommen af te maken.
De ‘FF. Aconit’ vernietigde de ‘U-432’ met dieptebommen.
Die liet het Nederlandse schip ‘Winterswijk’ zinken.
Het stoomschip ‘Crispin’ werd in 1940 omgebouwd tot hulpkruiser.
Ze zonk in 1941 door een torpedo uit de ‘U-107’.
De ‘U-107’ werd in 1944 door dieptebommen vanuit een ‘Short Sunderland’ tot zinken gebracht.


De ‘U-107’ bracht ook de Nederlandse schepen ‘Marisa’, ‘Jagersfontein’ en de ‘Sembilangan’ tot zinken.
De ‘Sembilangan’ was de voormalige ‘Wasgenwald’, dit schip week uit naar Sabang.
Werd door de Nederlandse Marine in 1940 geconfisqueerd.
Samen met de ‘HMS. Arbutus’ vernietigde de ‘HMS. Camelia’ in 1941 de ‘U-70’ met dieptebommen.
De ‘HMS. Arbutus’ werd door de ‘U-136’ in 1942 getorpedeerd.
De ‘HMS. Spey’ en ‘HMS. Pelican’ brachten haar tot zinken.
De ‘U-136’ torpedeerde eveneens het Nederlandse schip ‘Arundo’.
De ‘Arundo’ was eerst de ‘Cromarty’.
De ‘U-70’, de ‘U-136’, de ‘U-432’ en de ‘U-444’ waren alle van het type VIIC, het werkpaard van de Duitse Marine.


De ‘U-70’ werd in 1941 door de tanker ‘Mijdrecht’ geramd nadat ze beschadigd was door een torpedo uit die onderzeeër.
De ‘Wiima’ werd in 1957 gesloopt.
De ‘Eugene W. Vinke’ was nummer 10 in de reeks.
Ze was de ‘HMS. Lavender’.
In 1948 werd ze de ‘Eugene W. Vinke’.
De ‘HMS. Lavender’ en de ‘HMS. Havelock’ begeleiden een konvooi waar ook het Nederlandse schip ‘Medea’ van de KNSM in mee voer.
De ‘U-658’ torpedeerde haar en ze zonk direkt.

Het grootste deel van de bemanning werd gered door de ‘HMS. Havelock’.
De ‘U-658’ op haar beurt werd vernietigd door dieptebommen uit een ‘Lockheed Ventura’ vliegtuig.

Zelfs de stripheld ‘Biggles’ gebruikte dit toestel!
De ‘Nellie Vinke’, zonder de W, was een Japanse walvisjager uit 1937.
De ‘Takunan Maru 5’ werd in 1945 in Soerabaja in beslag genomen.
In 1948 kwam ze samen met de ‘Syonan Maru 2’ zwaar verwaarloosd achter de ‘Hudson’, van L.Smit, naar Nederland om omgebouwd te worden tot walvisjagers.
De ‘Nellie Vinke’ werd in 1956 opgelegd en in 1964 verkocht voor de sloop in Kaapstad.
De ‘Egbert Vinke’, wederom zonder de W, was hetzelfde verhaal als van de ‘Nellie Vinke’.
Ze was het vroegere Japanse patrouilleschip ‘Syonan Maru 2’ en werd eveneens als oorlogsbuit in beslag genomen.
Ze liep in 1938 van stapel in Japan.
Dit schip werd in 1961 verkocht naar een sloper in Kaapstad.
De nummering stokt bij het volgende schip van de NMW, mogelijk om het ongeluksgetal 13 te vermijden.
De ‘Trudy Vinke’, nogmaals zonder de W, werd nummer 14.
Was ook een Japanse walvisjager, de ‘Syonan Maru 17’, uit 1940 en gebruikt als patrouilleschip.
Werd als de vorige Japanse schepen in 1945 in beslag genomen.
Verkocht in 1948 en door de ‘Poolzee’ naar Nederland versleept.
De ‘Poolzee’ uit 1941 kreeg haar naam pas in 1946.
Ze was buitgemaakt door de Duitse bezetter en werd in 1945 ergens teruggevonden bij Kiel.
De ‘Trudy Vinke’ werd in 1956 opgelegd, verkocht en gesloopt in Kaapstad.
De ‘Maj W. Vinke’ had nummer 15, ze was de vroegere ‘HMS. Rhododendron’.
De ‘Maj Vinke’, nog steeds zonder die W, werd in 1965 na het opheffen van de NWM opgelegd.
In 1966 verkocht en ook in Kaapstad gesloopt.
De ‘Jooske W. Vinke’ kreeg nummer 19.
Ze was het Canadese korvet ‘HMCS. Shediac’ die in 1952 aangekocht werd.
De ‘Jooske W. Vinke’, de laatste met een W in haar naam, werd van 1952 tot 1954 verbouwd van korvet naar walvisjager op de werf H. de Hoog in Rotterdam.
Ze werd in 1966 verkocht naar Duitsland.
Waar de ‘Gelderland’ van Bureau Wijsmuller haar samen met de ‘Sonja Vinke’, de ‘Willem Vinke’ en de ‘Nicolaas Vinke’ van Kiel naar Satander sleepte om daar gesloopt te worden.
De ‘HMCS. Chambly’ uit 1940 werd door de NMW in 1952 gekocht.
Kreeg de naam ‘Sonja Vinke’ en het oplopende nummer AM-20.
Ze werd door de ‘Noord-Holland’ uit Montreal naar Rotterdam versleept, samen met de ‘HMCS. Cobalt’.
De ‘HMCS. Chambly’ en de ‘HMCS. Moosejaw’ brachten de ‘U-501’ tot zinken.
Ze waren een nieuw wapen tegen onderzeeërs aan het uitproberen.
Dat had succes want ze verschalkten de ‘U-501’ die zo dicht bij hun opdook dat de kapitein zonder natte voeten aan dek van de ‘HMCS. Moosejaw’ stapte en zich overgaf.
De ‘HMCS. Moosejaw’ ramde daarop de ‘U-501’ waardoor ze zonk.
Ze moest door deze aktie 10 dagen in dok.
De ‘HMCS. Chambly’ nam de drenkelingen van de onderzeeboot aan boord en bracht ze aan wal.
De volgende die de Antarctische wateren doorkruiste was de ‘Willem Vinke’.
In oorlogstijd was het de ‘HMCS. Moncton’.
De ‘Willem Vinke’ werd in 1952 aangekocht en in 1955 was ze klaar om als walvisjager te dienen.
Werd in 1966 naar Satander versleept om te worden gesloopt.
In 1943 kreeg de ‘HMCS. Moncton’ een aanvaring met de ‘Jamaica Producer’.
De ‘Jamaica Producer’ werd door de ‘U-590’ in 1943 aangevallen, ze kreeg slechts lichte schade en kon doorvaren naar een haven.
De ‘U-590’ werd in 1943 vernietigd door dieptebommen uit een ‘Catalina’ vliegboot.
De ‘HMCS. Lethbridge’ was de laatste opgekochte Canadese korvet die de NMW in dienst nam.
Ze kreeg de naam ‘Nicolaas Vinke’.
Ook de ‘Nicolaas Vinke’ werd in 1952 aangekocht en in 1955 was ze eveneens klaar om als walvisjager te varen.
Werd ook in 1966 naar Satander versleept om te worden gesloopt.
De ‘Lethbridge’ kwam ongeschonden door de oorlog heen.
Ze deed gewoon waar ze voor gebouwd werd: het begeleiden van konvooien en het beschermen van de schepen hierin.
De NMW liet nog drie walvisjagers in Nederland bouwen.
De ‘Thomas Vinke’ in 1959, de ‘Robert Vinke’ in 1960 en de ‘Inge Vinke’ in 1961.
Alle voorgaande schepen werden door stoom aangedreven.
De ‘Thomas’ en de ‘Inga’ waren dieselschepen.
De ‘Thomas Vinke’ werd in 1964 naar Noorwegen verkocht en kreeg de naam ‘Thordr’.
Nu kochten de Noren walvisjagers van de Nederlanders!
De ‘Thomas Vinke’ onderging vele veranderingen.
In 1970 werd ze verbouwd tot visserijschip de ‘Endre Dyrøy’.
In 2001 werd ze omgebouwd tot kustwachtvaartuig.
In 2008 opgelegd tot 2010 om nogmaals verbouwd te worden, ditmaal tot een diepzee trawler ‘Lønnøy’.
De ‘Robert Vinke’ werd als casco op de ‘Ysselwerf’ gebouwd en afgebouwd bij de werf H. de Hoog, beide in Rotterdam.
Dat gebeurde ook met de ‘Thomas Vinke’ en de ‘Inga Vinke’.
De ‘Robert Vinke’ kreeg een gasturbine als experiment geïnstalleerd die haar een snelheid van 19 mijl gaf.
Ze werd in 1966 verkocht naar Duitsland en versleept naar Satander om gesloopt te worden.
Werd daarna als ‘Run’ naar de Bahama’s verkocht.
Daarna in 1972 verkocht als ‘Sierra’ naar Liechtenstein en Cyprus.
Werd in 1979 door de ‘Sea Shepherd’ geramd.
De ‘Sierra’ kreeg een explosie in 1980.
Gezonken, gelicht en gesloopt in Lissabon.
Ook de ‘Inga Vinke’ werd in 1964 naar Noorwegen verkocht en werd omgedoopt tot ‘Thorarinn’.
Ze werd in 1971 verkocht naar Canada als de ‘Goel I’ en liep in 1976 op de rotsen bij Zuid-Afrika als onderzoekingsvaartuig voor de olie industrie.
De walvisvaarder Nutte Dijkstra:
‘Ik heb het drama van de walvisvangst gezien.
Ja, noem het maar een drama hoe die arme beesten aan hun eind kwamen.
Het was echt heel erg om te zien allemaal, zulke mooie beesten’.







































































































































































Geef een reactie