Snippers

 

…Als je door de sites op het internet scharrelt op zoek naar wat je interesseert, kom je ook foto’s van schepen tegen.
Dan ben ik nieuwsgierig naar het verhaal achter zo’n schip.
Je haalt dan wat gegevens binnen, maar doet er verder niets mee.
Passen ze wel ergens in een verhaal of zijn ze een verhaal op zich?

Zoals met de ”s Jacob’.
In 1907 gleed ze te water bij Wilton-Fijenoord in Schiedam en voer voor de KPM.

De ”s Jacob’ 1907-1943.

 

Affiche.

 

Terwijl ze voorraden en manschappen vervoerde in Nederlands Indië, werd ze in 1943 aangevallen door Japanse bommenwerpers.
Ze werd geraakt en zonk.
De ‘HMAS. Bendigo’, die haar begeleide, nam de drenkelingen aan boord.

De ‘HMAS. Bendigo’ 1941-1946.
De ‘HMAS. Bendigo’.

 

In 1946 werd de ‘HMAS. Bendigo’ verkocht naar China om omgebouwd te worden tot handelsvaartuig.
Die herstelde het schip weer in originele marine staat.

De Chinese ‘Luoyang’ 1949-1988.

 

Ook de ‘Van Imhoff’ werd bij Wilton-Fijenoord voor de KPM gebouwd en ging in 1914 te water.
Ze voer in 1942 met teveel mensen en te weinig reddingsmiddelen aan boord, onder dreiging van Japanse aanvallen, naar Colombo.

De ‘Van Imhoff’ 1914-1942.
De ‘van Imhoff’ in de Archipel.

 

Ze had 478 geïnterneerde Duitsers en een bewakingsdetachement ingescheept.
Het schip werd door een Japans vliegtuig aangevallen met bommen en beschietingen.
De ‘Van Imhoff’ raakte zwaar beschadigd en begon water te maken, men besloot het schip te verlaten.
Kort daarna zonk het.
Alle bemanningsleden en militairen konden veilig de kust bereiken.

De ‘Van Imhoff’.

 

Door het ontbreken van voldoende reddingsmiddelen moesten de Duitsers zich zelf maar zien te redden.
Van de 478 kwamen er 413 bij die ramp om het leven.
Wederom een bewijs van hoe wreed en zinloos oorlog was.

De ‘Roggeveen’, ook van de KPM, ging door eigen toedoen ten onder.
Ze werd, voor de bezetting van de Japanners, door eigen bemanning in de brand gestoken en lieten het zinken.
In 1951 werd ze gelicht en gesloopt.

De ‘Roggeveen’ in het wit.
De ‘Roggeveen’ 1915-1951.
Hier in 1942.

 

Het wemelde van Nederlandse schepen in de Oost.

De ‘Soesterberg’ was ook een schip die gewoon haar werk deed waar ze voor gebouwd werd.
In 1927 ging ze te Hoboken, bij Antwerpen, te water.
Voer voor de rederij ‘Hilligersberg’ en was geen hardloper.

De ‘Soesterberg’ 1927-1940.

 

In 1940 voer ze mee in een SC-7, oftewel een langzaam konvooi, naar Hull onder begeleiding van alleen de ‘HMS. Scarborough’.
Ze werden aangevallen ten noorden van de Hebriden door U-boten.

De ‘HMS. Scarborough’ 1930-1949.

 

De ‘Soesterberg’ en het Engelse schip ‘Assyrian’ werden het slachtoffer van de ‘U-101’.
IJlings werd de ‘Soesterberg’ verlaten en het schip dreef tegen de ‘Assyrian’ aan.
Beide schepen zonken.

De ‘Assyrian’. 1915-1940.
De ‘HMS. Leith’ 1934-1945.

 

De overlevenden van beide schepen werden door de ‘HMS. Leith’ gered.

De ‘U-101’ 1940-1945.

 

De ‘U-101’ werd in Neustadt door raketten uit een ‘Hawker Typhoon’ tot zinken gebracht.

Een ‘Hawker Typhoon’.

 

Tekening ‘Hawker Typhoon’.

 

Economisch

 

De rederij ‘van Nievelt & Goudriaan’ liet in 1937 om economische redenen op de Deutsche Werft in Hamburg vier schepen bouwen.
Ze kregen de bouwnummers 188 t/m 191.

De eerste die van die werf te water ging was de ‘Alioth’ en werd in mei opgeleverd.

Een neutrale ‘Alioth’ 1937-1942.
Nogmaals de ‘Alioth’.

 

Ze werd in 1942, op weg naar Kaapstad, getorpedeerd door de Italiaanse onderzeeër ‘Leonardo da Vinci’ en zonk.
De gehele bemanning kwam veilig aan in Freetown.

De ‘Leonardo da Vinci’ 1939-1943.

 

De onderzeeër bracht ook de ‘RMS. Empress of Canada’ tot zinken.

De ‘RMS. Empress of Canada’ 1922-1943.

 

De ‘Leonardo da Vinci’ werd in 1943 vlak bij Vigo door de ‘HMS. Active’ en de ‘HMS. Ness’ met dieptebommen vernietigd.

De ‘HMS. Active’ H-14 1930-1947.
De ‘HMS. Ness’ K-219 1942-1956.

 

De volgende die in 1937 aan het zilte nat werd toevertrouwd was de ‘Alkaid’.
Ze werd in juli opgeleverd.

Een neutrale ‘Alkaid’ in 1939.

 

De ‘Alkaid’ viel in 1940 in Duitse handen en werd door de Kriegsmarine gebruikt als transportschip.
Ze werd in Kiel teruggevonden.

Voor de Kriegsmarine als ‘RO11’ en ‘MR11’ 1940-1946.
Ergens in Noorwegen.

 

Voor haar ligt de ‘Neidenfels’ (1938-1945) uit Bremen.
Ze werd in 1945 in beslaggenomen door de Engelsen en aan Rusland gegeven.

De ‘Neidenfels’ tijdelijk opgelegd.
De ‘Neidenfels’ lichtbewapend.
Als Russische ‘Admiral Ushakov’ 1946-1975.

 

Na de oorlog voer de ‘Alkaid’ veel in charter voor de VNS of de Hansa-lijn.

De ‘Alkaid’ in charter voor de VNS.
De ‘Alkaid’ in charter bij de Hansa-lijn.

 

De ‘Alkaid’ werd in 1964 naar Griekenland verkocht, maar liep datzelfde jaar als ‘Agios Nicolaos III’ in Canada aan de grond en werd total-loss verklaard.
Gesloopt in Spanje.

Als de ‘Agios Nicolaos III’ 1964-1964.

 

De ‘Algenib’ was de derde van het kwartet die in 1937 in de vaart kwam, werd in september opgeleverd.

De ‘Algenib’ in 1937.
De ‘Algenib’ 1937-1963.

 

De ‘Algenib’ doorstond de oorlog goed, al moest alles wel grijs zijn.

De ‘Algenib’ in het grijs.
De ‘Algenib’ varend voor de Hamburg Chicago Lijn.

 

De ‘Algenib’ werd in 1963 naar Griekenland verkocht.

Als ‘Joy’ 1963-1968.

 

Ze voer ook nog een jaar onder de naam ‘Alexvas’.

De ‘Eteoklis’ 1969-1972.
De ‘Eteoklis’ op de Schelde.
De ‘Eteoklis’ ergens voor de kant.

 

Ze werd in 1972 in Turkije gesloopt.

De laatste van de vierdelige serie was de ‘Alphard’, die werd in oktober opgeleverd.

De ‘Alphard’ 1937-1964.
Ook een paar jaar in het grijs gestoken.
De ‘Alphard’
De ‘Alphard’ liggende in Paranagua.

 

Ook de ‘Alphard’ werd naar Griekenland verkocht en kreeg daarna nog de nodige namen.

De ‘Agio Anargyroi’ 1964-1965.
Als ‘Garoufalia’ 1965-1971.
De ‘African Trader’ 1971-1972.

 

De namen ‘Zini’ (1972-1975) en ‘Rita’ (1975-1977) sierden ook haar boeg en kont.
In 1977 kwam haar einde bij de sloper.

De ‘Albireo’ hoorde niet in dat rijtje thuis.
Gebouwd bij de Scheepsbouw-Maatschappij ‘Nieuwe Waterweg’ in 1919 te Schiedam voor een Spaanse rederij.
Ze gleed als ‘Maria A. De Mumbra’ te water.
Werd door ‘Nievelt & Goudriaan’ in 1920 aangekocht en ging onder de naam ‘Albireo’ varen.

De ‘Albireo’ 1920-1939.

 

In 1939 verkocht naar Duitsland en kwam als ‘Hans Schmidt’ in de vaart.

Als ‘Hans Schmidt’ 1939-1943.

 

Ze voer in 1943 bij Pola op een mijn en verging.

Er kwam een tweede ‘Albireo’ en wel in 1940.
Ze stond op stapel bij de NDM Amsterdam, maar werd gevorderd door de Duitsers en in 1942 als ‘Wuri’ in de vaart gebracht.

De ‘Albireo’ in Duitse handen.
De Duitse ‘Albireo’

 

Ze werd gebruikt als ondersteuningsschip voor U-boten.
In 1942 liep ze in het Kattegat, als troepenschip, op een mijn en brak in tweeën.

De ‘Wuri’ ex-‘Albireo’.
Het voorschip dreef nog.
Een begeleidende Vorpostenboot van de ‘Wuri’.
Achterschip ‘Wuri’.

 

Het achterschip werd door de Denen in 1943 geborgen en naar Kopenhagen versleept voor herstel.
In 1945 zonk ze weer door een aanslag.
Werd naar Zweden verkocht die haar wilden repareren en gaven haar de naam ‘Butterfly’.
Tijdens de sleepreis naar Gothenburg zonk ze nogmaals.
Het wrak werd door ‘Nievelt & Goudriaan’ weer opgekocht en lieten haar op de Deutsche Werft in Hamburg herstellen.

In 1949 kwam ze als ‘Alnati’ terug in de vaart en ging op Zuid-Amerika varen.

De ‘Alnati’
De ‘Alnati

 

Affiche.

 

De ‘Alnati’ werd in 1968 verkocht naar Griekenland, maar kwam onder Cypriotische vlag te varen met de naam ‘Alfa’.

De ‘Alfa’

 

Dit schip ging in 1972 naar Turkije om gesloopt te worden.

 

Brand

 

De tanker ‘Ocana’ voer voor de Petroleum Maatschappij ‘La Corona’ en ging in 1938 bij Wilton-Fijenoord te water.
In 1942 werd ze door de ‘U-552’ bij Halifax getorpedeerd, maar zonk niet.
Ze had zelfs nog geprobeerd de duikboot te overvaren.

De ‘Ocana’ 1938-1942.
De ‘Ocana’ in Rotterdam.
Een neutrale ‘Ocana’.

 

Er brak brand uit en 53 opvarenden kwamen daar bij om.
De ‘USS. Mayo’ haalde de overlevenden uit het water.
Door de ‘HMCS. Burlington’ werd de ‘Ocana’ dagen later met kanonvuur tot zinken gebracht omdat ze gevaar opleverde voor andere schepen.

Een helse ‘Ocana’.
De ‘USS. Mayo’ 1940-1946.

 

Tekening ‘USS. Mayo’.

 

Tekening ‘Benson-klasse’.

 

De ‘HMCS. Burlington’ 1941-1945.

 

Tekening ‘HMCS. Burlington’.

 

Een paar dagen later schoot dezelfde ‘U-552’ de Amerikaanse tanker ‘Byron D. Benson’ in de brand.

De ‘Byron D. Benson’ 1921-1942.
De ‘Byron D. Benson’ in vlammen.

 

Ze werd begeleid door de ‘USS. Hamilton’ en de ‘HMS. Norwich City’ die, na de torpedering, de drenkelingen aan boord namen.

De ‘USS. Hamilton’ 1919-1920 1930-1945.

 

De ‘Wickes-klasse’.

 

De ‘HMT. Norwich City’ 1939-1946.

 

De ‘U-552’ liet men zinken in Wilhelmshaven.
Werd geborgen en gesloopt.

Tekening ‘U-552’ 1940-1945.

 

De Noorse tanker ‘Teddy’ werd in 1940 door de hulpkruiser ‘HSK. Atlantis’ geënterd.
Na een gedeelte van haar lading overgenomen te hebben, werd de ‘Teddy’ in brand geschoten.

De Noorse tanker ‘Teddy’ 1936-1940.
De Noorse tanker ‘Teddy’ in vlammen.

 

De ‘HSK. Atlantis’ was eerst de ‘Goldenfels’ die in 1939 werd ombebouwd.

De ‘Goldenfels’ 1938-1939.
De ‘HSK. Atlantis’ 1939-1941.
Ondergang ‘HSK. Atlantis’.

 

De ‘HSK. Atlantis’ werd door de ‘HMS. Devonshire’ beschoten en beschadigd.
Haar eigen bemanning liet haar zinken en ging in de sloepen.
Ze werden later gered door de ‘U-126’.

De ‘HMS. Devonshire’ 1929-1953.

 

Tekening ‘U-126’ 1941-1943.

 

De ‘U-126’ ging voorgoed ten onder door dieptebommen uit een ‘Wellington’ bij Cap Ortegal, Spanje.

De Ameriaanse tanker ‘Franklin K. Lane’ werd in de Caraïben door de ‘U-502’ in 1942 getorpedeerd en vloog in brand.

De tanker ‘Franklin K. Lane’ 1920-1942.
De tanker in brand.

 

Op dezelfde dag torpedeerde de duikboot ook het Belgische schip de ‘Bruxelles’.

De ‘Bruxelles’ 1919-1942.

 

Tekening ‘U-502’ 1941-1942.

 

De ‘U-502’ werd vernietigd door dieptebommen uit een ‘Wellington’ in de Golf van Biskaje.

Een ‘Vickers Wellington’.

 

Tekening ‘Wellington’.

 

Phs. van Ommeren

 

Rederij ‘van Ommeren’ had een aantal tankers voor de oorlog varen die ze kwijt raakte door aanvallen van onderzeeërs.
De tanker ‘Sliedrecht’ ging in 1939 verloren terwijl Nederland nog neutraal was en de ‘Mijdrecht’ werd beschadigd in 1941.
De ‘Woensdrecht’ werd ook zwaar beschadigd, terwijl de tankers ‘Moordrecht’ en de ‘Pendrecht’ zonken.

De tanker ‘Sliedrecht’ was het eerste Nederlandse schip dat werd geraakt door een vijandelijke torpedo.

De ‘Sliedrecht’ 1924-1939.

 

De ‘U-28’ torpedeerde haar in 1939 bij Ierland.
Ondanks dat Nederland neutraal was, werd ze aangehouden door de onderzeeër en dwong de bemanning in de sloepen te gaan.
Ze werd daarna tot zinken gebracht.
De sloep met 26 opvarenden werd nooit teruggevonden.

Tekening ‘U-28’ 1936-1944.

 

De ‘U-28’ torpedeerde nog twee Nederlandse schepen.
De tanker ‘Eulota’ van de Petroleum Mij. ‘La Corana’ werd in 1940 getroffen in Het Kanaal terwijl Nederland nog steeds neutraal was.

De ‘Eulota’ 1936-1940.
De ‘Eulota’ getroffen.

 

De bemanning probeerde haar nog te redden, tevergeefs.
Alle opvarenden werden gered door de ‘HMS. Wild Swan’ en de ‘HMS. Broke’.

De ‘HMS. Wild Swan’ D-62 1919-1942.

 

Tekening ‘HMS. Wild Swan’.

 

De ‘HMS. Broke’ D-83 1921-1942.
Nogmaals.

 

Tekening ‘HMS. Broke’.

 

De dag erna werd het nog drijvende voorschip door die schepen met torpedo’s tot zinken gebracht.

Ondergang van de ‘Eulota’.

 

De vrachtvaarder ‘Maas’ was in 1940 ook het slachtoffer van de ‘U-28’.
Ze voer voor ‘Vinke & Co’.

De ‘Maas’.

 

Ze werd midscheeps getroffen en zonk direct nabij Methil in de Firth of Forth.
Twintig opvarenden kwamen hierbij om.

Tekening ‘U-28’.

 

Firth of Forth.

 

De ‘U-28’ zonk in 1944 in Neustadt, werd weer geborgen en diende even als opleidingsschip.
Uit dienst gesteld en in hetzelfde jaar afgezonken.

De ‘U-70’ werd in 1941 door de tanker ‘Mijdrecht’ geramd nadat ze beschadigd was door een torpedo vanuit die onderzeeër.

De ‘Mijdrecht’ 1931-1951.
De tanker ‘Mijdrecht’ voor de kant.
Inslag na de torpedo aanval.
De ‘Mijdrecht’ in het grijs.
Als Finse ‘Wiima’ 1951-1957.

 

De ‘Wiima’ werd in 1957 gesloopt.

Nadat de ‘Mijdrecht’ de ‘U-70’ geramd had, werd de duikboot door de ‘HMS. Camelia’ en de ‘HMS. Arbutus’ in 1941 bij IJsland met dieptebommen tot zinken gebracht.

Tekening ‘U-70’ 1940-1941.

 

De ‘HMS. Camelia’ 1940-1948.
De ‘HMS. Arbutus’ 1940-1942.

 

Tekening ‘HMS. Arbutus’.

 

De ‘HMS. Arbutus’ werd door de ‘U-136’ in 1942 getorpedeerd.

Tekening ‘U-136’ 1941-1942.

 

De ‘HMS. Spey’ en ‘HMS. Pelican’ brachten haar tot zinken.
Het Nederlandse schip ‘Arundo’ werd eveneens door de ‘U-136’ getorpedeerd .

De ‘HMS. Spey’ 1942-1948.
De ‘HMS. Pelican’ 1939-1958.

 

De ‘Arundo’ was eerst de ‘Cromarty’.

De ‘Cromarty’ 1933-1936.
De ‘Arundo’ 1936-1942.

 

De ‘Woensdrecht’ werd in 1942 door de ‘U-515’ aangevallen.
Het bij ‘Wilton Fijenoord’ in Schiedam gebouwde schip werd bij Trinidad zwaar beschadigd.
Met moeite werd het voorschip binnengesleept, maar viel niet meer te repareren.
Het achterschip was al gezonken.
De ‘Woensdrecht’ zou in 1940 verkocht worden, dat ging door omstandigheden niet door.

De ‘Woensdrecht’ 1926-1942.
Een bewapenende ‘Woensdrecht’.

 

Ook de ‘Kota Tjandi’ werd in 1943 door de ‘U-515’ getorpedeerd.
Ze zonk bij Freetown, zes bemanningsleden kwamen daarbij om.

De ‘Kota Tjandi’ 1930-1943.

 

Tekening ‘U-515’ 1941-1944.

 

De ‘U-515’ werd door vliegtuigen van de ‘USS. Guadacanal’ en door haar begeleidende onderzeebootjagers met dieptebommen vernietigd.

De ‘USS. Guadacanal’ 1943-1946.

 

Tekening ‘USS. Guadacanal’.

 

Een eskader ‘Grumman Avenger’s’.

 

Tekening ‘Grumman Avenger’.

 

Een ‘Grumman Wildcat’.

 

Tekening ‘Grumman Wildcat’.

 

De ‘USS. Pope’ 1943-1973.
De ‘USS. Flaherty’ 1943-1966
De ‘USS. Pillsbury’ 1943-1966 bij de ‘U-515’.
De ‘USS. Chatelain’ 1943-1974.

 

Ze waren alle vier van de ‘Edsall-klasse’.

Tekening ‘Edsall-klasse’.

 

De ‘Moordrecht’ in 1940 en de ‘Pendrecht’ in 1941 werden door torpedo’s uit de ‘U-48’ tot zinken gebracht.
Ook de ‘Den Haag’ en de ‘Burgerdyk’ beide in 1940, werden slachoffer van deze duikboot.

De ‘Moordrecht’ 1930-1940.
Nogmaals de ‘Moordrecht’.
De ‘Pendrecht’ 1939-1941.
Als neutrale tanker.

 

De motortanker ‘Den Haag’ werd in 1940 zonder enige waarschuwing bij Quessant door de ‘U-48’ getorpedeerd.
Zesentwintig bemanningsleden kwamen hierbij om.

De ‘Den Haag’ 1925-1940.

 

De ‘Burgerdyk’ van de HAL werd bij Bishop Rock, Scilly eilanden, tot zinken gebracht.
Haar opvarenden werden door de ‘Edam’, ook van de HAL, gered.

De ‘Burgerdyk’ 1921-1940.

 

De ‘Edam’ werd in 1921 als vrachtschip bij de ‘Schelde’ in Vlissingen gebouwd.
Werd in 1932 opgelegd.
Verbouwd in 1935 waarbij ze passagiers accomodatie kreeg.
De Engelse Admiraliteit vorderde haar in 1940.
In 1949 werden de passagiershutten uitgebreid.
Werd in 1953 weer opgelegd en ging in 1954 naar de sloper.

De ‘Edam’ als tweepijper.
De ‘Edam’ 1921-1954.
In degelijk grijs.
Opgelegd in 1953.

 

De ‘U-48’ werd in 1943 buiten dienst gesteld en als opleidingsschip gebruikt.
In 1945 werd ze door haar eigen bemanning tot zinken gebracht in Neustadt.

Tekening ‘U-48’ 1939-1943.

 

‘Phobos’

 

Nog een tanker met een eigen verhaal.
Ze werd in 1926 bij de NDSM in Amsterdam gebouwd en voer voor de NITM.

De ‘Phobos’ 1926-1940.

 

Ze liep begin 1940 op een mijn nabij het lichtschip ‘North Goodwin’ waarbij zeven opvarenden omkwamen.
Werd door sleepboten op een zandbank gezet.
Op eigen kracht voer ze naar Schiedam voor reparaties.

Onder neutrale vlag.
Hulp.
Lichtschip ‘North Goodwin’.

 

Tekening lichtschip.

 

Later in dat jaar werd ze door de bezetter in beslag genomen en brachten haar onder de naam ‘Thann’ weer terug in de vaart.
In 1944 liep ze in de Oostzee bij Darsser Ort op een mijn.
Werd op het strand gezet, maar brak.
Een gedeelte werd geborgen, de rest liet men liggen om weg te roesten.

 

Overvaren

 

Dat het in een konvooi gevaarlijk was door de dreiging van Duitse duikboten hoeft geen betoog, maar het gevaar was er ook dat men elkaar kon aanvaren door wisselende manoeuvres of weersomstandigheden, zoals bij dichte mist.

De ‘Zypenberg’ 1935-1958.

 

De ‘Zypenberg’ van Vinke & Co. overvoer eind 1941, in dichte mist, de korvet ‘HMCS. Windflower’, die met man en muis ten onder ging bij de Grand Banks.

Newfoundland.

 

De ‘HMCS. Windflower’ K-155 1940-1941.
In het bekende oorlogsgrijs.
Als ‘Croce Marina’ 1958-1965.
De ‘Charterhurst’ 1930-1935.

 

De ‘Zypenberg’ deed mee aan zo’n 50 konvooien, ondanks dat er steeds reparaties aan het schip nodig waren.
Meestal voer ze in SC-konvooien, wat stond voor Slow Convoy.
Ze haalden zo’n 9 mijl.
De ‘Zypenberg’ haalde het eind van de oorlog en werd in 1958 verkocht naar Italië en voer onder naam ‘Croce Marina’.
Ze gleed als ‘Charterhurst’ in 1930 te water om in 1965 gesloopt te worden.

Slecht zicht.

 

Samen

 

De ‘Damsterdyk’ van de HAL had ook al een geschiedenis achter de rug voor ze naar de sloper ging.
Ze lag in Rotterdam toen de oorlog uitbrak en werd door de Duitsers in beslag genomen.

De ‘Damsterdyk’ 1930-1940.
Als neutraal schip.

 

Kwam als doelschip ‘RO 12’ in de vaart en in 1941 als ‘Mulhausen’ voor een Duitse rederij.

Als de ‘RO-12’ 1940-1941.
De ‘Mulhausen’ 1941-1946.

 

Werd in 1945 door brand beschadigd na een bombardement en teruggevonden in Kiel.
In 1946 terug gesleept door de sleepboten ‘Tyne’ en de ‘Amsterdam’ naar Schiedam en werd ze weer hersteld bij Wilton-Fijenoord.

De ‘Tyne’ 1941-1968.
De ‘Amsterdam’ 1938-1947.

 

Concurrenten kunnen eendrachtig samenwerken.

Opgelapt in 1946.

 

Daarna werd ze grondig verbouwd en kreeg nieuwe motoren.
Kwam in 1949 als ‘Dalerdyk’ weer in de vaart.

De ‘Dalerdyk’ 1949-1963.

 

Tekening ‘Dalerdyk’.

 

Als ‘Presvia’ ging ze in 1963 naar de sloop.

 

Zeedijk

 

In de meidagen van 1940 liep de ‘HMS. Valentine’ op de zeedijk bij Terneuzen.
Ze was daar om samen met de ‘HMS. Whitley’ schepen te helpen Antwerpen te verlaten, Franse troepen over te zetten en de veerboot Terneuzen-Borsele te beschermen.
De ‘HMS. Valentine’ kreeg twee bomvoltreffers vanuit Stuka’s bij het voorschip.
Ze werd tegen de dijk van de Nieuw Neuzenpolder gezet.

De ‘HMS. Valentine’ 1917-1940.
De ‘HMS. Valentine’.
In actie.

 

Tekening V-W klasse.

 

De schepen van de V-W klasse wisselde regelmatig van pennant-nummer.

Stuka’s.

 

Tekening ‘Junker JU-87’.

 

Met gat aan de dijk gezet.

 

De Duitsers hadden het voorste kanon al snel verwijderd.

Restant van de ‘HMS. Valentine’.
Op de foto met de ‘HMS. Valentine’.
Op de dijk.
Lichten van een deel van de ‘HMS. Valentine’ in 1953.

 

De ‘HMS. Valentine’ lag in de weg bij de bouw van een chemisch bedrijf, er was daar ook een aanlegsteiger bedoeld.
Men moest voorzichtig omgaan met het schip, er zat nog munitie in.
Nog lang kon men de resten boven water zien, tot ze in het zand verdween.

De ‘HMS. Whitley’ ontkwam aan het bombardement.
Kwam later zelf in 1940 bij Nieuwpoort op het strand door een aanval van Duitse toestellen.
Ze werd door kanonsvuur van de ‘HMS. Keith’ vernietigd.

De ‘HMS. Whitley’ 1918-1940.
De ‘HMS. Keith’ 1931-1940.
De ‘HMS. Whitley'(l) en de ‘HMS. Wolfhound’ in dok.

 

De ‘HMS. Wolfhound’ was met luchtafweer uitgerust.

De ‘HMS. Wolfhound’ 1918-1946.

 

Clinometer

 

Je zou bijna kunnen zeggen, het simpelste meetinstrument aan boord van een schip.
Wel één die belangrijk was.
Het gaf aan dat het vaartuig, in dwarsrichting, zich horizontaal bevond oftewel: het recht lag.

Clinometer.

 

Iedere golfbeweging gaf het apparaat aan.
Ook een aanwijzing dat er door de machinekamer gelijkmatig uit de bunkers getrokken werd.
Je kreeg gelijk opmerkingen als het schip wat krom lag.

De ‘Utrecht’ zonder reddingssloep.

 

Op de ‘Utrecht’ hing deze meter boven de manoeuvreerstand.
Als we op een ‘jop’ uitvoeren was het meestal op een zee dat in beroering was.
De clinometer gaf dan aan hoe scheef we af en toe lagen.
Soms gokten we hoe ver we zouden doorhalen.

Dat wordt kolen versjouwen.

 

Op schepen die nog kolen stookten, was het de taak van de tremmer om gelijkmatig uit de bunkers te scheppen.

 

Onderscheiden

 

Een aantal Nederlandse schepen kregen een onderscheiding voor hun inspanningen tijdens de oorlog.
Het was meestal de bemanning die zich heldhaftig gedroeg, maar een schip is net een duiventil waar steeds anderen op kwamen te varen.
De koopvaardijschepen die de ‘Koninklijke Vermelding bij Dagorder’ verwierven, waren de ‘Ondina’, de ‘Mijdrecht’, de ‘Polydorus’, de ‘Kampar’, de ‘Aagtekerk’ en de ‘Frans Hals’.

Ook de bemanningsleden die op dat moment aan boord waren, kregen een oorkonde.

De ‘Ondina’ 1939-1959.

 

De ‘Ondina’, die voer voor de ‘Shell’, werd in 1942 in de Indische Oceaan door twee Japanse hulpkruisers aangevallen, de ‘Aikoku Maru’ en de ‘Hokoku Maru’.
Die twee schepen hadden een andere Shell-tanker, de ‘Genota’, buitgemaakt en opgebracht

De ‘Genota’ 1935-1942.
De ‘Aikoku Maru’ 1941-1944.
De ‘Hokoku Maru’ 1941-1942.

 

Het laatste schip werd door de tanker met haar verweer zodanig beschadigd dat ze zonk.
Na een half uur was de munitie verschoten en werd het schip gedwongen zich over te geven.
De bemanning ging in de sloepen en de hulpkruiser ‘Aikoku Maru’ trachtte de ‘Ondina’ te laten zinken.

Inslagen boeg.
Gehavend terug in Fremantle.

 

Ze beschoot eerst de schipbreukelingen waarbij sommige gewond raakten, daarna de tanker en voer weg.
Alles zonder hulp achterlatend.
De tanker bleef echter drijven, de bemanning ging weer aan boord, startte de boel weer op en voer verder.

De ‘HMIS. Bengal’ 1942-1960.

 

De ‘Ondina’ werd begeleid door de ‘HMIS. Bengal’.
Een korvet in Australië gebouwd voor de Indiase marine.
De tanker had bunkers aan boord voor het korvet.
Die kon de lange oversteek van Australië naar India anders niet maken.
Dit schip viel de hulpkruisers wel aan, maar zat weldra zonder munitie en vluchtte weg.
Ze maakte melding dat de ‘Ondina’ inmiddels was gezonken.

Een ‘Consolidated Catalina’.

De ‘Ondina’ vroeg via de radio om hulp, maar niemand geloofde haar omdat ze al gezonken zou zijn.
Valstrik!
Een Catalina vliegboot vond de tanker en seinde dat er een hospitaal schip in de buurt voer.
Die nam haar gewonden over en de tanker vervolgde haar weg naar de veilige haven Fremantle.

De ‘Wanganella’ 1933-1970.
De ‘AHS. Wanganella’ 1941-1946.

 

De ‘Mijdrecht’ van rederij ‘van Ommeren’ werd tijdens het redden van drenkelingen in 1941 getorpedeerd.
Ze kon nog wel manoeuvreren en na ontdekking van een periscoop voer de ‘Mijdrecht’ volle kracht er op af en ramde de onderzeeër.
Die werd zodanig beschadigd dat ze moest bovenkomen.
Ze werd daarna met dieptebommen vernietigd.

De ‘Mijdrecht’ 1931-1951.

 

De ‘Polydorus’ van de rederij ‘Oceaan’ werd in 1942 door de ‘U-176′ met torpedo’s aangevallen, ze misten hun doel.
Daarna was er een schotenwisseling tussen de ‘U-176’ en de ‘Polydorus’.
Ze ontsnapte door een rookgordijn te leggen.
De volgende dag viel de onderzeeër weer aan met torpedo’s en misten wederom.
Er werd nogmaals over en weer geschoten, de duikboot raakte beschadigd.
De dag erop schoot de ‘U-176′ weer torpedo’s af die nu wel doel troffen en de ‘Polydorus’ zonk.
Een strijd van 48 uur.

De ‘Polydorus’ 1925-1942.

 

Tekening ‘U-176’ 1941-1943.

 

De ‘Kampar’ van de KPM kreeg in 1942 een Japanse onderzeeër in zicht, voer erop af en ramde het.
De onderzeeër raakte beschadigd.
Ze voer, gecamoufleerd als drijvend eiland met evacuees, langs de Nederlands Indische kust en volgde door handig varen een Japans eskader.
Werd in 1942 door haar eigen bemanning tot zinken gebracht, maar de Japanners lichtten haar in 1943 en brachten het schip onder de naam ‘Kamiharu Maru’ weer terug in de vaart’.
Eind 1945 werd ze teruggevonden in Singapore, weer opgelapt en voer tot 1958 verder onder haar eigen naam.

De ‘Kampar’ 1930-1943 1946-1958.

 

De ‘Aagtekerk’ van de VNS werd in 1942 tot zinken gebracht door Duitse bommenwerpers bij Tobruk.
Ze voer begin 1942 als escorteschip volgeladen met oorlogsmateriaal samen met het troepenschip de ‘Llastephan Castle’.
Achter dat schip spoot een waterfontein op en de ‘Aagtekerk’ moest uitwijken.
Ze ontwaarde een periscoop en door een harde wending ramde ze de onderzeeër, die ze daarna nog beschoot met kanonvuur.
De duikboot raakte zwaar beschadigd.
Vervolgens gingen de twee schepen verder met hun reis.

De ‘Llastephan Castle’ 1914-1952.
De ‘Aagtekerk’ 1934-1942.

 

Tenslotte nog de ‘Frans Hals’ die voor ‘van Nievelt, Goudriaan & Co.’ voer.
Ze was in 1941 nog de ‘Empire Rennie’, in 1942 voer ze onder Nederlandse vlag.
Eind 1942 werd ze door een aan de oppervlakte varen U-boot aangevallen, alle zes de afgeschoten torpedo’s misten hun doel.
De ‘Frans Hals’ beschadigde de toren met kanonsvuur en wierp nog een dieptebom.
De aanvaller gaf het op en verdween.

De ‘Frans Hals’ 1942-1946.

 

‘Cornelia Maersk’

 

De ‘Cornelia Maersk’ was een schip zoals er zovele voor de oorlog rondvoeren.
Een vrachtvaarder die gewoon haar vracht vervoerde naar waar het verlangd werd.
Zonder opmerkelijke lijnen, gewoon functioneel.
Ze voer voor de Deense rederij A.P. Møller-Maersk.

De ‘Cornelia Maersk’ 1925-1942.
Een wazige foto.

 

Tekening ‘Cornelia Maersk’.

 

Begin 1942 ging het vrachtschip ‘Cornelia Maersk’ in een konvooi onderweg naar Kopenhagen.
Net na het verlaten van de pieren van Hoek van Holland werden ze aangevallen door een eskader ‘Hudson’ toestellen.

Een eskader ‘Lockheed Hudson’.

 

Tekening van een ‘Hudson’.

 

Het in 1925 gebouwde stoomschip vervoerde kolen voor de Duitsers en werd geraakt.
Een reddingsoperatie mislukte, maar alle opvarenden werden gered.
Het schip dreef nog zo’n vijf zeemijl naar het zuidwesten en zonk op de Maasvlakte, toentertijd een ondiepe plaat voor de kust.

Een ‘Vorpostenboot’.
Nog een ‘Vorpostenboot’.

 

Lijnen van een ‘Vorpostenboot’.

 

Bremerhaven.
In de Finse golf.
Een escorte schip.
Een smaldeel ‘Vorpostenboote’ bij Hoek van Holland.

 

Dit korvet van de ‘Flower-klasse’ werd in 1940 bij de inval van Frankrijk door de Duitsers geconfisqueerd en aangepast naar hun eisen.

Een door de Duitsers in beslag genomen Flower-korvet.

 

Een aantal ‘Vorpostenboote’ begeleidde het konvooi.
Het waren gevorderde Duitse trawlers die omgebouwd werden tot kustbewakingsschepen.
Ze waren vaak het doelwit van laagvliegende ‘Bristol Beaufighter’s’.

Een ‘Bristol Beaufighter’ en een ‘P-51 Mustang’.

 

Tekening ‘Bristol Beaufighter’ met torpedo.

 

Lijnen van een ‘Beaufighter’.

 

Aanval.
De V-1605 ‘Mosel’ onder vuur van ‘Beaufighter’s’.

 

Niet alleen vliegtuigen waren belagers van die ‘Vorpostenboote’, ook de ‘HMS. Mauritius’ vernietigde in één keer vijf van deze schepen in 1944.

De ‘HMS. Mauritius’ C-80 1940-1952.
Gecamoufleerd.

 

Tekening ‘HMS. Mauritius’.

 

Ook Engelse motortorpedoboten joegen op ‘Vorpostenboote’.

Lanceren van torpedo’s.

 

Sommige trawlers dienden verschillende landen.
De ‘TR41’ werd in 1919 te Canada gebouwd en in dienst gesteld.
Werd in 1920 verkocht naar Frankrijk en kreeg de naam ‘Marie Simonne’.
In 1940 door de Duitse marine in beslag genomen onder de naam ‘V-729’.
Werd in 1944 door de ‘HMS. Mauritius’ tot zinken gebracht.

De ‘Marie Simonne’ 1920-1940.

 

De voormast werd naar achteren gezet en de achtermast verwijderd, alles voor een beter schootsveld.

Als ‘V-729’ 1940-1944.

 

Bedankje

 

De Amerikaanse regering schonk als erkentelijkheid voor bewezen diensten de Koninklijke marine een patrouilleboot, de ‘USS. PC 468’.
Ze werd omgedoopt tot ‘Hr.Ms. Queen Wilhelmina’.

De ‘USS. PC 468’ 1942-1942.
De ‘Hr.Ms. Queen Wilhelmina’ RO-1 1942-1963.

 

Ze was een vreemde eend in de bijt bij de marine.
Naar hun begrippen was ze te zwaar bewapend, paste niet in hun patroon voor nuttige schepen en de naam klopte niet.

Onder Nederlandse vlag.
Anti onderzeeboot mortieren.
Als ‘P-801’ voor de kant.
Met oude pennant-nummer nog op de kont.

 

Ze voer hoofdzakelijk in de West, waar ze ook bij oorlogshandelingen betrokken raakte.
De ‘Esso Harrisburg’ werd in de Caraïben door de ‘U-516’ getorpedeerd en de overlevenden werden door de ‘Hr.Ms. Queen Wilhelmina’ gered.

De ‘Esso Harrisburg’, 1942-1944, te water gelaten.

 

Tekening ‘U-516’ 1942-1945.

 

De ‘U-516’ had ook het Nederlandse schip ‘Colombia’ tot zinken gebracht.
Ze voer als onderzeebootmoederschip van de Koninklijke marine voor de kust van Zuid-Afrika.
Acht bemanningsleden kwamen om het leven.
In 1940 was ze door de marine gevorderd van de KNSM.

De ‘Colombia’ 1930-1943.
Als neutrale schip.

 

De ‘U-516’ gaf zich in 1945 over aan de ‘HMS. Cavendish’ en werd naar Loch Eriboll, Schotland gebracht.
In 1946 als oefenobject tot zinken geschoten.

Overgave van de ‘U-516’ aan de ‘HMS. Cavendish’.
De ‘HMS. Cavendish’ D-51 1944-1965.

 

Half

 

De ‘HMS. Border’ stond nog op de helling toen ze werd uitgeleend aan de Griekse marine.
Ze kreeg de naam ‘HHelMS. Adrias’.

De ‘HHelMS. Adrias’ L67 1942-1943.

 

Tekening ‘HHelMS. Adrias’

 

De ‘HHelMS. Adrias’ en de ‘HMS. Hurworth’ voeren in 1943 een patrouille door de Egeïsche zee tot ze in een nieuw gelegd mijnenveld terecht kwamen.
De ‘HMS. Hurworth’ zonk direct.
Van de ‘HHelMS. Adrias’ werd het voorschip zwaar beschadigd en brak af.
Door goede stuurmanskunst bleef ze drijven en kon ze een haven in Turkije bereiken.

De ‘HMS. Hurworth’ L-28 1941-1943.
Een halve ‘HHelMS. Adrias’.
Ze bleef vooruit varen.

 

De overlevenden van de ‘HMS. Hurworth’ werden aan boord genomen door de beschadigde ‘HHelMS. Adrias’ en in Turkije aan wal gebracht.
In nachtelijk duister voer ze naar Alexandrië om daar provisorisch gerepareerd te worden.
Deed nog sporadisch mee aan acties en werd in 1945 total loss verklaard.

De ‘HMS. Liverpool’ verloor in 1941 ook haar voorschip.
Dit keer door een torpedo, uitgeworpen vanuit een vliegtuig.

De ‘HMS. Liverpool’ C-11 1938-1958.
De ‘HMS. Liverpool’.

 

Tekening ‘HMS. Liverpool’.

 

Zonder voorschip.
Kreeg een provisorische boeg.

 

Ze werd door een ‘Savoia Marchetti’ toestel aangevallen.

Een ‘Savoia Marchetti SM-79’.

 

Tekening ‘Savoia Marchetti SM-79’.

 

Lijnen ‘Savoia Marchetti SM-79’.

 

Ze werd in Amerika gerepareerd, aangepast en kwam weer in actieve dienst.
In 1958 ontmoette ze haar sloper.

Nog een schip die haar voorschip kwijtraakte.
De ‘Ramb III’ was een Italiaanse bananenjager.
Ze voer voor de Regia Azienda Monopolio Banane.
De Italianen hadden grote bananenplantages in Oost Afrika destijds.

Affiche.

 

De ‘Ramb III’ 1939-1940.
De ‘Ramb III’ in Ancona.

 

Tekening ‘Ramb III’.

 

Lijnen ‘Ramb III’.

 

De Italiaanse marine lijfde de ‘Ramb III’ in en bouwde haar om tot hulpkruiser.

Nogmaals de ‘Ramb III’.

 

Als hulpkruiser 1940-1943.

 

Tekening ‘Ramb III’.

 

Tekening als hulpkruiser.

 

In 1941 werd ze door de ‘HMS. Triumph’ in de haven van Benghazi getorpedeerd.

Tekening ‘HMS. Triumph’ N-18 1938-1942.

 

De ‘Ramb III’ werd achterstevoren naar Triëst gesleept voor herstel.

Op weg naar Triëst.

 

De ‘Ramb III’ werd in 1943 door de Duitsers in beslag genomen en gebruikten haar voor het leggen van mijnen.
Ze kreeg de naam ‘Kiebitz’.

De ‘Kiebitz’ 1943-1944.

 

Tekening ‘Kiebitz’.

 

Tijdens het leggen van mijnen werd ze getroffen door een eigen mijn.
Ze voer beschadigd achteruit naar Rijeka.
Daar werd ze door geallieerde vliegtuigen in brand gebombardeerd en zonk.

Slagzij ‘Kiebitz’.
De ‘Kiebitz’ in brand.

 

De aanval werd uitgevoerd met een eskader ‘Martin Baltimore II’ toestellen.

Aanval op Rijeka.
Een ‘Martin Baltimore II’.

 

Tekening ‘Martin Baltimore II’.

 

De ‘Kiebitz’ werd in 1947 gelicht en in 1948 naar Pula gesleept.
Daar werd ze verbouwd tot opleidingsschip voor de marine en kreeg de naam ‘Galeb’.
In 1953 werd het, tot zijn dood in 1979, Josip ‘Tito’ Broz’s luxueus jacht.

De ‘Galeb’ 1952-heden.
In Taranto.

 

Tekening ‘Galeb’.

 

Het schip werd verwaarloosd tot in 1990 een Griek het opkocht.
Die ging echter failliet.
In 2006 kocht de staat Kroatië het schip en in 2009 de stad Rijeka die er een museumschip van wilde maken.

Verwaarloosd.
Ombouw tot museumschip.

 

De gezegde: ‘wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht’ is zeker van toepassing op de ‘HMS. Delhi’.
Het schip werd in 1942 geraakt door een Italiaanse bom.
Ze verloor haar boeg niet, maar het raakte wel zwaar beschadigd.

De ‘HMS. Delhi’ 1919-1948.
Het voorschip zit er nog aan.

 

Tekening ‘HMS. Delhi’.

 

Strijd

 

Tegen sluipende torpedo’s was geen verweer.
Ze raakten doel met verwoestende kracht op onverwachte momenten.
Maakten van een hoopvol schip een zinkend wrak.
Nutteloos.
Omdat het afvurende schip later ook ten ondergaat.
Het dan levenloos materiaal vergaat met bemanning.
Zielloos verloren.

Tekening ‘U-371’ 1941-1944.

 

De ‘U-371’ had al negentien schepen op haar lijst staan voordat ze zelf voorgoed ten onderging.
Daar zonken er dertien van, waaronder drie Nederlandse schepen: de ‘Sitoebondo’, de ‘Merope’ en de ‘Dempo’.

De ‘Sitoebondo’ 1916-1941.
Nogmaals.

 

Ze voer voor de RL.

De ‘Merope’ 1918-1943.
Als neutraal schip.

 

Ze voer voor de KNSM.

De ‘Dempo’ 1931-1944.
Als troepenschip.

 

Ze voer ook voor de RL.

De ‘U-371’ zocht in de Middellandse zee naar meer slachtoffers, maar werd ontdekt.
Er werd direct jacht op haar gemaakt door de ‘USS. Pride’, de ‘USS. Joseph E. Campbell’, de ‘FFL. Sénégalais’ en de ‘HMS. Blankney’.

De ‘USS. Pride’ DE-323 1943-1974.
De ‘USS. Pride’ krijgt bunkers van de ‘USS. Matolle’.

 

Tekening ‘Edsall-klasse’.

 

De ‘USS. Joseph E. Campbell” DE-70 1943-1946.

 

Tekening ‘Buckley-klasse’.

 

De ‘FFL. Sénégalais’ 1944-1965.

 

Tekening ‘Cannon-klasse’.

 

De ‘Blankney’ L-30 1941-1958.

 

Tekening ‘Hunt I-klasse’.

 

De ‘U-371’ wist de dag voor haar ondergang nog de ‘USS. Menges’ te beschadigen.

De ‘USS. Menges’ DE-320 1943-1971.
Achterschip nog in orde.
De beschadigde ‘USS. Menges’.
Ravage achterschip.

 

Tekening ‘USS. Menges’.

 

Incident

 

Soms kwamen vijandelijke schepen elkaar toevallig tegen en was er even een schermutseling.
Zoals tussen de ‘U-753’ en het Amerikaanse vrachtschip ‘Domino’ in de Nuevitas Bay bij Cuba in 1942.

De ‘Domino’ 1919-1948.
De ‘Domino’ neutraal voor de kant.
Bewapend.

 

Lijnen van een ‘EFC design 1094’.

 

De ‘Domino’ lag voor anker om bij daglicht binnen te kunnen varen.
De ‘U-753′ dook daar op om haar accu’s op te laden en zag het schip.
Ze beschoot gelijk de wachtende vrachtvaarder.
Die schoot echter terug en de onderzeeër raakte enigszins beschadigd.
Ze maakte dat ze weg kwam en dook in dieper water onder, een oliespoor achterlatend.

De ‘U-753’ 1941-1943.

 

De ‘U-753’ werd uiteindelijk in 1943 door de ‘HMCS. Drumheller’, de ‘HMS. Lagan’ en een ‘Short Sunderland’ vliegboot met dieptebommen vernietigd.

De ‘HMCS. Drumheller’ K-167 1941-1945.
Door de zee getekend.
Binnenvaren.

 

Tekening ‘HMCS. Drumheller’.

 

De ‘HMS. Lagan’ overleefde de oorlog niet en ging in 1943 ten onder.

De ‘HMS. Lagan’ K-259 1942-1943.

 

Een korvet van de ‘River-klasse’.

 

De ‘HMS. Lagan’ werd door de ‘U-270’ midden op de Atlantische Oceaan getorpedeerd en zonk.

De ‘U-270’ 1942-1944.

 

De ‘U-270’ werd, op haar beurt, net als de ‘U-753’ door een ‘Short Sunderland’ met dieptebommen voorgoed tot zinken gebracht.

Een ‘Short Sunderland Mk-V’.

 

Tekening ‘Short Sunderland’.

 

Kanaal

 

Het vrachtschip ‘Neptunus’ van de KNSM voer ergens, voor de Eerste Wereldoorlog, op een kanaal.

Een neutrale ‘Neptunus’.
De ‘Neptunus’ 1906-1930.

 

Dan vind je een foto met een schip op dat zelfde kanaal.
Waar lag dat kanaal?

De ‘Drott’ 1916-1924.

 

Het ene schip haalt het andere aan.
De ‘Neptunus’ heeft nog een jaar, 1918-1919, voor de Amerikaanse Emergency Fleet Corp. gevaren.
Werd in 1930 verkocht naar Griekenland en kreeg de naam ‘Heron’.

De ‘Heron’ 1930-1947.

 

De ‘Heron’ kreeg in 1947 een aanvaring bij Dover met het Deense schip ‘Stal’ en zonk.

Het Zweedse schip ‘Drott’ was de voormalige ‘Alexey Goriainow’, een Rus gebouwd in 1903 uit Kerch aan de Zwarte Zee.
Werd verkocht in 1924, maar bleef onder Zweedse vlag varen als ‘Småland’.
Veranderde nogmaals van naam en zelfs even van vlag, ze werd de ‘Hanö’ onder Finse vlag.

Småland
Hanö
Hanö

 

In 1940 verkocht naar Estland en kreeg de naam ‘Hanonia’.
Ze werd in 1940 door de ‘U-34’ aangehouden en opgebracht.

Tekening ‘U-34’ 1936-1943.

 

De ‘U-34’ torpedeerde ook het Nederlandse tankschip ‘Lucrecia’.

De ‘Lucrecia’ 1928-1940.
De ‘Lucrecia’ gebroken.

 

De ‘Lucrecia’ voer voor de CSM en werd bij Land’s End getroffen, brak en zonk.
Het Portugese schip ‘Alferrarede’ redde de bemanning.

Het Portugese schip ‘Alferrarede’.

 

De ‘Hanonia’ werd verbouwd tot mijnenlegger ‘Schiff II’.
Dit schip strooide in 1940 mijnen in de Straat van Dover waardoor een aantal Nederlandse schepen werd getroffen en zonken.

De ‘Velocitas’ 1932-1940.

 

De Groningse kuster liep in 1940 op een mijn in de monding van de Theems bij het lichtschip ‘Kendish Knock’ en zonk.
Drie opvarenden kwamen daar bij om.

Lichtschip ‘Kentish Knock’.

 

De ‘Sint Annaland’ ging in 1916 te water bij de Gusto werf te Schiedam en voer voor de SSM.
Liep in 1940 op weg naar Sluiskil op een mijn en verging.
De bemanning werd gered.

De ‘Sint Annaland’ 1916-1940.
De ‘Sint Annaland’ aan de kade bij Sluiskil.

 

De ‘Amor’ van de KNSM liep eveneens op een mijn en zonk vlak bij het lichtschip ‘West Hinder’ in de monding van de Schelde.
De bemanning werd gered.
Ze werd in 1911 op de werf v/h Rijkee & Co te Rotterdam gebouwd.

De ‘Amor’ 1911-1940.
Als neutraal schip ergens ten anker.
Het Belgische lichtschip ‘West Hinder’.

 

De ‘Saba’ verdween spoorloos in de Straat van Dover, nabij Dungeness.
Vermoedelijk op een mijn gelopen, alle bemanningsleden kwamen daarbij om.
Ze werd in Groningen gebouwd.

De ‘Saba’ 1939-1940.
De ‘Saba’ lading innemend.

 

Ook de al beschreven tanker ‘Phobos’ liep daar op zo’n mijn, maar bleef drijven en kon een veilige haven bereiken.

De ‘Phobos’.

 

Kinderen

 

Aan het begin van de oorlog werden grote steden in Engeland zwaar gebombardeerd.
Om de kinderen te beschermen werden er veel naar het platteland overgebracht.
Een aantal ging ook naar Canada.

Evacuees.

 

De ‘Volendam’ van de HAL was één van de eerste schepen die die kinderen naar dat land vervoerden.

De ‘Volendam’ 1922-1952.

 

Ze voer in een konvooi toen ze door de ‘U-60′ getorpedeerd werd, twee torpedo’s sloegen in die niet ontploften.

Tekening ‘U-60’ 1939-1945.

 

De ‘U-60’ zonk in 1945 te Wilhelmshafen.

De ‘Volendam’ had 879 passagiers, waaronder 320 kinderen, aan boord.
Uit voorzorg werden de kinderen naar andere schepen overgebracht, waaronder de Engelse tankers ‘Valldemosa’ en ‘Bassethound’ en het Noorse schip ‘Olaf Fostenes’.
Dit schip nam 251 van de opvarenden aan boord.

De tanker ‘Valldemosa’ 1935-1955.
De ‘Bassethound’ 1934-1956.
Als ‘Pointsman’ 1956-1968.
De ‘Olaf Fostenes’ 1936-1942.

 

De ‘Olaf Fostenes’ werd in 1942 door de ‘U-380’ getorpedeerd en verdween onder golven.
Haar bemanning werd gered door de ‘HMS. Firedrake’ bij Newfoundland.

Tekening ‘U-380’ 1941-1944.

 

De ‘HMS. Firedrake’ H-79 1935-1942.

 

De ‘U-380’ werd in 1944 door bommenwerpers vernietigd bij Toulon terwijl ze in dok lag.

De ‘Volendam’ werd terug gesleept door de ‘HMT. Salvonia’.

De ‘HMT. Salvonia’ 1939-1968.
Werd de Franse sleper ‘Abeille 25’.

 

Werd in Birkenhead gerepareerd en tot troepenschip omgebouwd.

In ordentelijk grijs.
Grijs stond haar niet.
De pijpen kregen al weer kleur.
Onder de ‘Hef’ door naar de sloper.

 

Minder fortuinlijk liep het met de Engelse ‘City of Benares’ af.
Zij werd door de ‘U-48’, bij zwaar weer, getorpedeerd en zodanig getroffen dat ze zonk.
Het schip vervoerde ook 90 kinderen die in de sloepen gingen.
Door de hoge zee lukte het maar enkele goed te strijken.
Slechts 105 opvarenden konden door de ‘HMS. Hurricane’ gered worden.
Van de kinderen verdronken er 77 bij deze humanitaire ramp.

De ‘City of Benares’ 1936-1940.
In oorlogskleur.
De ‘HMS. Hurricane’ H-06 1940-1943.

 

Tekening ‘U-415’ 1942-1944.

 

De ‘HMS. Hurricane’ werd in 1943 door de ‘U-415’ getorpedeerd en zonk.
De ‘U-415’ liep in 1944 op een mijn en zonk voorgoed.

De ‘HMS. Hurricane’ had in 1940 ook alle bemanningsleden van de Nederlandse tanker ‘Leticia’, die voor de CSM voer, gered die door de ‘U-47’ met kanonvuur tot zinken was gebracht.
Ze was het zusterschip van de ‘Lucrecia’.

De ‘Leticia’ 1928-1940.

 

De ‘HMS. Antony’ vond na negen dagen één van de sloepen met overlevenden terug, waaronder zes kinderen.

De ‘HMS. Anthony’ H-40 1930-1948.
Bij een reddingsboot van de ‘City of Benares’.

 

Na deze tragedie werden er geen kindertransporten meer georganiseerd.

 

Overtocht

 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog staken veel schepen de Noordzee over naar het veilige Engeland, waaronder ook Nederlandse zeeslepers.
In Engeland kwamen deze zeeslepers in dienst van de Britse Admiraliteit, Rescue Tug Section, veelal als bergingsvaartuig.
Ze bleven onder Nederlandse vlag varen.

Berging.

 

De Nederlandse sleepboten deden tijdens de oorlog zwaar bergingswerk en voerden moeilijke reddingsacties uit bij schepen die in de problemen kwamen tijdens konvooien of door hun opdrachten.
Ze waren niet alleen, het waren er vele honderden, die vaak onbeschermd hun prestaties leverden.

De ‘Hudson’ 1939-1989.
De ‘Hudson’ in oorlogsgrijs.
De ‘Thames’ 1938-1960.
Een neutrale ‘Thames’.
De ‘Thames’ bij ruwe zee.
Zonder achtermast, wel met bewapening.
Als ‘Salvonia’ 1960-1964.
De ‘Schelde’ 1926-1954.
De neutrale ‘Schelde’ met kanon!
Als ijsbreker.
De ‘Ebro’ 1931-1989.
Nogmaals.
De ‘Donau’ 1910-1946.
De ‘Seine’ 1908-1946.
De ‘Zwarte Zee’ 1933-1962.
Als neutrale zeesleper.
Half gezonken na bombardement op Falmouth.
In oorlogsgrijs.
Met sleep.

 

Tekening ‘Zwarte Zee’.

 

Lijnen ‘Zwarte Zee’.

 

In 1968 kwam die nieuwste ‘Zwarte Zee’ in de vaart en de oude kreeg voor ze gesloopt werd nog de naam ‘Ierse Zee’.

Als ‘Ierse Zee’ 1962-1966.

 

Het waren allemaal’, ook de ‘Lauwerzee’ en de ‘Roode Zee’, schepen van ‘L. Smit & Co. Internationale’.

Vreemde eenden in de bijt waren de ‘Goliath’, de ‘HMRT. Antic’ en de ‘HMRT. Dexterous’.
De ‘Goliath’ was een Belgische sleepboot van de URS die onder vlag van ‘L. Smit & Co. Internationale’ kwam te varen.

De ‘Goliath’ 1925-1958.
Aan het werk.

 

Tekening ‘Goliath’.

 

De ‘HMRT. Antic’ en de ‘HMRT. Dexterous’ waren Engelse sleepboten die een Nederlandse bemanning kregen.

De ‘HMRT. Antic’ W-141 1943-1947.
Onder Nederlandse vlag.
De ‘HMRT. Dexterous’ W-111 1942-1950.
Hier onder Nederlandse vlag.

 

Ook ‘Bureau Wijsmuller’ had twee schepen die naar de overkant van de Noordzee voeren.
De ‘Amsterdam’ en de ‘Hector’.

De ‘Hector’ was een verhaal apart.

De ‘Hector’ 1920-1957.

 

De ‘Hector’ lag in 1940 in Den Helder toen daar een bombardement plaats vond, de bemanning vluchtte naar een schuilkelder.
Een stoker ging na afloop bij het schip kijken en vond daar vreemde lui op die wilden vluchten naar Engeland.
De man voer mee, vlak voor Engeland werden ze tegengehouden door de ‘HMS. Vivacious’.

De ‘HMS. Vivacious’ D-53 1917-1947.

 

Die wilde de ‘Hector’ laten zinken.
Ze namen wel de opvarenden over en brachten die naar de ‘Hr.Ms. Gruno’ en lieten de ‘Hector’ drijven.

De ‘Hr.Ms. Gruno’ 1915-1945.

 

De ‘HMS. Jackal’ vond de ‘Hector’ later terug en bracht haar naar Great Yarmouth.
Ze diende de oorlog uit onder Engelse vlag.

De ‘HMS. Jackal’ F-22 1939-1942.

 

De ‘HMS. Jackal’ werd zwaar beschadigd bij Kreta in 1942 door bommen uit een ‘Ju-88’ vliegtuig.
Werd op sleeptouw genomen door de ‘HMS. Jervis’, werd later door die torpedobootjager met een torpedo tot zinken gebracht.

De ‘HMS. Jervis’ 1939-1946.
Een ‘Junker Ju-88’.

 

Tekening ‘Ju-88’.

 

In 1945 voer de ‘Hector’ met bakken naar Antwerpen en daarna naar Vlissingen waar ze weer werd overgenomen door Wijsmuller.

Op het zeetje.

 

Gevaar

 

Dat het zelfs voor sleepboten gevaarlijk was in die tijd bewezen de ‘Lauwerzee’ en de ‘Roode Zee’.
De ‘Lauwerzee’ werd op 3 november ingezet voor het verslepen van een kabellegger van Falmouth naar Plymouth.
Na vertrek vond een ontploffing plaats bij de kabellegger die meteen zonk.
Een zelfde explosie vond plaats bij de sleepboot die ook vrijwel direct ten onder ging, mogelijk door mijnen.
Op één opvarende na kwam de bemanning hierbij om.

De ‘Lauwerzee’ 1930-1940.
In veilige haven.

 

De ‘Roode Zee’ werd tijdens bergingswerk in 1944 door een Duitse Schnellboot, de S-100 ‘Borgenhagen’, getorpedeerd.
Alle bemanningsleden kwamen daarbij om.

De ‘Roode Zee’ 1938-1944.
Schnellboot ‘S-100’.

 

Tekening Schnellboot S-100.

 

D-Day

 

De rol van de Nederlandse koopvaardij bij D-Day is nog steeds onderbelicht.
Meer dan 60 koopvaardijschepen namen deel aan de invasie.
Zoals deze schepen die deden wat ze moesten doen, varen met voorraden.

De ‘Theseus’ 1920-1952 en voer voor de KNSM.
De ‘Theseus’ in Duinkerken.
Werd de ‘Condesa’ 1952-1965.
De ‘Ton-S’ 1937-1971.
Nogmaals de ‘Ton-S’.

 

De ‘Vliestroom’ had de ondankbare taak om munitie over te varen.
Ze voer voor de HSM.

De ‘Vliestroom’ 1912-1949.
De ‘Vliestroom’ .
Aan de wal.

 

Operatie Overlord was de invasie in Normandië in 1944.
Operatie Neptune was het maritieme onderdeel van die invasie waarin de Nederlandse schepen hun rol hadden.
Twaalf zeeslepers onder Nederlandse vlag namen daar aan deel.

‘Mulberry Harbour’.
Veel sleepboten bij elkaar voor de invasie.

 

Om een kunstmatige haven te vormen voor de Franse kust werden betonnen Phoenix-caisson’s gebruikt.
Ze moesten overal vandaan versleept worden naar plekken van waar ze Het Kanaal overgetrokken werden om ‘Mulberry Harbour’s’ te vormen.

Een Phoenix-caisson onderweg naar Normandië.
Caissons ‘Mulberry Harbour’.

 

Er werden in die tijd de meest vreemdsoortige projecten versleept!
Slepers hielpen in ‘Operatie Pluto (Pipe-Lines Under The Ocean)’ bij het leggen van lange brandstof pijpleidingen over de bodem van Het Kanaal ten behoeve van de invasietroepen.
Ze waren gewikkeld om conundrum’s.

De ‘Schelde’ met een conundrum.
Afmetingen van een conundrum.
Leiding op de rol.
De leiding uitrollen.

 

Een voordeel van afgedankte schepen was, dat sommige zelf naar hun ‘afzinkplaats’ konden varen en dat daar geen sleepboten voor nodig waren.
Die waren er toch al te weinig voor het slepen van de havenonderdelen naar Normandië.
Schepen, waarbij een deel van de opbouw boven water uitstak, werden gebruikt als onderkomen en kantoor.
Toch moesten er de nodige afgedankte schepen versleept worden om een barrière te kunnen vormen als golfbreker.

Blokkadeschepen.
De ‘Hr.Ms. Sumatra’ als golfbreker.

 

‘Amsterdam’

 

De ‘Amsterdam’ van ‘Bureau Wijsmuller’ leverde ook haar aandeel aan de invasie.
Voor ze naar Engeland uitweek was ze door de Koninklijke marine in 1939 gevorderd en werd ze omgebouwd tot bewakingsvaartuig de ‘Hr.Ms. BV3’.

De ‘Amsterdam’ 1936-1947.
Bewapend.

 

In de vijf jaren dat ze niet thuisvoer heeft ze haar bijdrage geleverd.
In 1940 week ze uit naar Portsmouth.
Samen met de torpedoboot ‘Hr.Ms. G13’, die een defect kompas had.

De ‘Hr.Ms. G13’ 1914-1942.

 


Twee dagen later versleepte ‘Hr.Ms. BV3’ de ‘Hr.Ms. BV42’ (de IJM-8 ‘En Avant’) en de ‘Hr.Ms. BV45’ (de IJM-112 ‘Rotterdam’) van Portsmouth naar Spithead.
Daar werd de ‘Hr.Ms. BV3’ weer omgebouwd tot de sleper ‘Amsterdam’.

De IJM-8 ‘En Avant’.
De IJM-112 ‘Rotterdam’.

 

De ‘IJM-8’ en de ‘IJM-112’ werden daar ook omgebouwd tot mijnenvegers.

De ‘Amsterdam’ voer naar Holyhead dat tot 1943 haar thuishaven bleef.
De eerste berging was half 1940, de ‘Trekieve’.
Het schip had in dichte mist een aanvaring.
Ze werd naar Holyhead gesleept.

De ‘Trekieve’ 1919-1942.

 

In 1942 werd ze bij Mozambique door de ‘U-178’ getorpedeerd en verging.

Tekening ‘U-178’ 1942-1944.

 

De ‘U-178’ had in 1943 de ‘Salabangka’ met torpedo’s bij Durban laten zinken.
Bijna heel haar bemanning werd door de ‘HMS. Masterful’ gered.
De ‘U-178’ zonk 1944 in Bordeaux.

De ‘Salabangka’ 1920-1943.

 

De ‘HMRT. Masterful’ gleed in 1942 als ‘Eugenia M. Moran’ in Amerika te water en werd uitgeleend aan Engeland.
Het waren kopieën van de ‘Zwarte Zee’ en de Amerikanen probeerden hiermee de hegemonie van Hollandse zeeslepers te doorbreken.

Hier nog als ‘Eugenia M. Moran’ 1942-1942.
De ‘HMRT. Masterful’ 1942-1946.

 

De ‘Amsterdam’ voer ook uit naar het Ierse veeschip ‘Meath’, maar die was al vergaan door een mijn.
Slechts wat vee werd gered.

De ‘Lady Meat’ 1929-1938.
Als ‘Meath’ 1938-1940.

 

De ‘Tintern Abbey’ kreeg problemen en de ‘Amsterdam’ bracht haar veilig naar Barlow.

De ‘Tintern Abbey’ 1938-1960.

 

Eind 1940 voer de ‘Amsterdam’ uit om het Noorse schip ‘Buenos Aires’ te hulp te schieten.
Ze was op een mijn gelopen en werd naar Liverpool gesleept.

De ‘Buenos Aires’ 1939-1952.

 

Eind 1941 kwam de tanker ‘Lucellum’ bij Bardsey Island in de problemen.
Ze werd beschadigd door bommen uit een Duits toestel.
Werd door de ‘Amsterdam’ naar Holyhead gesleept en een week later naar Liverpool.

De ‘Lucellum’ 1938-1955.
Nogmaals de ‘Lucellum’.

 

Werd in 1955 verkocht naar Noorwegen en omgebouwd tot ertstanker ‘Asturia’.

De ‘Asturia’ 1955-1961.

 

Samen met de ‘Seine’ bracht ze de gestrande tanker ‘Laristan’ naar Cardiff.

De ‘Laristan’ 1910-1942.
Hier op de rotsen van Craignish Point Tiree.

 

In haar element.

 

De ‘Fort Confidence’ werd in 1942 met problemen Holyhead binnengesleept.
Raakte in 1943 door een ontploffing van de ‘Bjørnhaug’ in Algiers in brand.
Werd naar buiten gesleept, aan de grond gezet en als verloren verklaard.

De ‘Fort Confidence’ 1942-1943.

 

De ‘Bjørnhaug’ was de ex-‘Stad Zaandam’ die in 1938 naar Noorwegen werd verkocht.

De ‘Stad Zaandam’ 1919-1938.
Het wrak van de ‘Bjørnhaug’ in 1943.

 

De ‘HMS. Cam’ werd in 1944 door eigen dieptebommen getroffen, die afketsten op een wrak.
Het achterschip werd zwaar beschadigd en de ‘Amsterdam’ bracht het getroffen schip naar Portsmouth.
In 1945 werd de ‘HMS. Cam’ gesloopt.

De ‘HMS. Cam’ K-264 1944-1945.

 

Tussendoor had de ‘Amsterdam’ het nodige sleepwerk te doen.
Verplaatsen van bakken en allerlei ander drijvend materiaal voor de komende invasie.

De ‘Amsterdam’ ergens voor de kant.

 

Begin 1945 werd de ‘Amsterdam’ vanuit Newcastle naar de Noorse tanker ‘Spinanger’ gestuurd die door de ‘U-1172’ was getorpedeerd, maar bleef drijven.

De ‘Spinanger’ gaat zo te water.
De ‘Spinanger’ 1927-1954.
Gemeerd.
Schade aan de ‘Spinanger’.

 

 

Ze werd eerst door de ‘HMS. Barfield’ naar een veilige plek gebracht, waarna de ‘Amsterdam’ haar op sleeptouw nam en in Rothesay afleverde.

 

 

 

 

 

De ‘HMS. Barfield’ Z-42.

 

Tekening ‘U-1172’ 1944-1945.

 

De ‘U-1172’ werd in de Ierse Zee door een trio fregatten met dieptebommen tot zinken gebracht.

De ‘HMS. Tyler’ K-576 1944-1946.
De ‘HMS. Keats’ K-482 1943-1946.
De ‘HMS. Bligh’ K-467 1943-1946.

 

Terwijl de invasie in volle gang was torpedeerde de ‘U-984′ vier Liberty’s bij het eiland Wight.
De getroffen schepen werden door sleepboten op het strand gezet.
Drie van de vier schepen werden als verloren beschouwd.
Hoewel de ‘Edward M. House’ zwaar beschadigd was, kon ze haar lading toch bij de Mulberry Harbour’s lossen.

De ‘Edward M. House’ 1943-1944.

 

De ‘John A. Treutlen’ maakte haar eerste en enigste reis, de bemanning werd door de ‘HMCS. Buctouche’ gered.

De ‘John A. Treutlen’ 1944-1944.
De ‘HMCS. Buctouche’ K-179 1941-1945

 

Veel opvarenden van de schepen werden ook door ‘LST’-ers gered die constant tussen Wight en ‘Mulberry Harbour’ op en neer voeren.

Een ‘LCT’.

 

Ook de ‘H.G. Blasdel’ en de ‘James A. Farrell’ werden total loss verklaard.
De ‘H.G. Blasdel’ werd door de ‘Amsterdam’ teruggesleept naar Southampton.

De ‘H.G.Blasdel’ 1943-1944.
De ‘James A. Farrell’ 1943-1944.

 

De ‘U-984’ werd door een trio Canadese torpedobootjagers in Het Kanaal door dieptebommen vernietigd.

Tekening ‘U-984’ 1943-1944.

 

De ‘HMCS. Kootenay’ H-75 1933-1945.
De ‘HMCS. Chaudiere’ H-99 1936-1945.
De ‘HMCS. Ottawa’ H-31 1943-1945.

 

Tekening ‘HMCS. Ottawa”.

 

De Belgische veerboot ‘Prince Leopold’ onderhield de lijndienst Dover-Oostende.
Werd eind 1940 gevorderd door de Admiralty en omgebouwd tot troepentransportschip.
Ze was nu de LSI ‘HMS. Prince Leopold’.

De ‘Prince Leopold’ 1930-1944.
Als ‘HMS. Prince Leopold’.

 

Ze gleed 1930 in Antwerpen te water.

Als veerboot maakte ze met regelmaat haar oversteek.
Ook bij minder weer.

 

Lijnen van de ‘Prince Leopold’.

 

Vette rook bij achteruit manoeuvreren.

 

In 1944 werd ze door de ‘U-621’ bij Nab Tower in Het Kanaal getorpedeerd.

Tekening ‘U-621’ 1942-1944.
Torpedo.

 

De ‘Amsterdam’ werd er op uit gestuurd om het schip te bergen.
Tijdens het slepen zakte de achtersteven steeds verder weg en begon ze slagzij te maken.
Men kapte de tros en de ‘Prince Leopold’ zonk in de diepte weg.

De ‘HMS. Chelmer’ K-221 1943-1957.

 

Samen met de ‘HMS. Chelmer’ werden alle schipbreukelingen gered.

De ‘U-621’ werd in de Golf van Biskaje tot zinken gebracht met dieptebommen door de ‘HMCS. Kootenay’, de ‘HMCS. Chaudiere’ en de ‘HMCS. Ottawa’.
Het zelfde trio dat de ‘U-984’ in Het Kanaal tot zinken bracht.

Tekening ‘U-984’ 1943-1944.

 

Na de gewonnen ‘Slag om de Schelde’ eind 1944 voer de ‘Amsterdam’ met bakken naar Antwerpen.
Het moet een raar gevoel geweest zijn voor de opvarenden om door Nederland te varen, maar niet naar huis te kunnen.

Dat kon in 1945 wel en voer ze terug naar haar thuishaven IJmuiden.

Thuisvaren.
Eindelijk thuis.

 

Ze mocht dan weer in IJmuiden zijn, het werk bleef.
Er moesten overgebleven caisson’s vanuit Engeland naar Walcheren gesleept worden om de gaten in de dijken te dichten, die tijdens de ‘Slag om de Schelde’, gevallen waren.

In 1946 was het de bedoeling om de ‘Amsterdam’ te verbouwen tot motorsleper, dat bleek veels te kostbaar.
Ze werd in 1947, het beginjaar van mijn leven, verkocht naar België en kreeg de naam ‘Adrien Letzer’.

De ‘Amsterdam’ al verkocht?
Als ‘Adrien Letzer’ voor de URS in Antwerpen.

 

In 1960 werd ze gesloopt.

Mijn verhalen begonnen over het varen op schepen van Wijsmuller en eindigd het nu met een verhaal over een Wijsmuller sleper.

 

Schepen

 

Schepen worden imposanter.
De kades leger.
Schepen zonder zeeg.
De plastic zeeën dragen de schepen nog.
Schepen die weer dreigen opgeofferd te worden.
Het schip zal eeuwig nodig zijn om ergens als duif te dienen.

 

 

Geef een reactie