Schepen 01

 

Dit is een verhaal dat niet over Wijsmuller gaat.

 

Het gaat over koopvaardijschepen die in de Tweede Wereldoorlog een grote rol hebben gespeeld en hun onzeker lot tegemoet voeren.

Navigare Nessese Est

Je vindt een mooie foto van een schip uit die tijd en word je benieuwd naar de geschiedenis ervan.
Dan vind je nog meer foto’s.
Voor je het weet heb je een heel verhaal geschreven met afbeeldingen over al die schepen.

Functionele schoonheid.

 

Het waren ongewijfeld harde werkschepen, maar hun uiterlijk hebben iets nostalgisch.
Ontwikkeld in een tijd dat er nog geen computers bestonden.
Ontworpen op tekentafels, met rekenlinialen en ervaring.
Bij werven waar de klinknagel alles met elkaar verbond.
Jarenlang brachten die schepen trouw hun lading waar het verlangd werd.
Schepen die mede de geallieerden de overwinning bracht.
Dat verdient bewondering.

 

Strijd

 

Gedurende de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog beheersten de Duitse U-boten de Atlantische Oceaan en brachten met hun torpedo’s veel geallieerde schepen tot zinken.

U-boot.

 

Veel scheepsruimte en lading ging, naast mensenlevens, verloren.
Om al die verliezen aan schepen op te vangen moest er een ontwerp komen die snel en goedkoop gebouwd kon worden.

 

Standaard

 

De ‘Dorington Court’ 1939-1942.
De ‘Dorington Court’ in Vancouver.

 

De ‘U-181’ 1941-1945.

 

De ‘Dorington Court’ werd door de ‘U-181’ getorpedeerd.

In Engeland werd het ontwerp van de ‘Dorington Court’ gebruikt voor de zgn. ‘Sunderland Tramp’.
Ontworpen en gebouwd door J.L. Thompson and Sons op de North Sands Yard in Sunderland.
Dit ontwerp diende later als basis voor een succesvoller vrachtschip.

Sunderland Harbour.

 

Ze konden snel en goedkoop geproduceerd worden en veel werven in Noord-Engeland bouwden ze.
Het waren geen snelle schepen en werden ontworpen voor het vervoeren van alle mogelijke goederen.
Gebouwd voor een korte levensduur.
Vele voeren echter nog jaren door!

 

Empire

 

Een verzameling van allerlei type schepen die in dienst waren van de Engelse regering tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Type North Sands.

 

Doorsnede ‘North Sands’.

 

Het Engelse Ministerie van Scheepvaart, opgericht in oktober 1939, nam snel een standaard naamgevingssysteem aan, waarbij het voorvoegsel ‘Empire’ werd toegepast op alle koopvaardijschepen die in Groot-Brittannië voor de regering werden gebouwd en in dienst genomen.

De meeste werden gebruikt door het Ministerie van Oorlogstransport, dat ze in eigendom had en hun exploitatie uitbesteedde aan verschillende rederijen van de Britse koopvaardij.

Een Empire in grauwe oorlogskleuren ergens voor de kant in New York.

De ‘Empire Castle’ 1942-1971.

 

Het was duidelijk te zien dat varen belangrijker was dan verven!

Als ‘Nelson Star’ weer strak in de verf.

 

Doorsnede ‘Empire Castle’.

 

Op enkele uitzonderingen na werd het voorvoegsel Empire ook uitgebreid naar gekochte of gevorderde schepen en naar schepen die als prijs waren verworven.

Schepen van het type ‘North Sands’ werden in grote aantallen op allerlei werven gebouwd met alle mogelijke subtypen.

Zo was de ‘Empire Flame’ een stoomschip van het Y-type.

De ‘Empire Flame’ 1941-1945.
Als ‘Dunkery Beacon’ 1945-1955.
Als ‘Rissa’ 1955-1961 onder Finse vlag.
Nog steeds onder Finse vlag de ‘Augusta Paulin’ 1961-1969.

 

In 1969 maakte ze haar laatste reis naar Shanghai om gesloopt te worden.

De ‘Empire Spartan’ was er ook één van het Y-type.

De ‘Empire Spartan’.
Als ‘City of Cardiff’.

 

In 1951 veranderde haar naam in ‘City of Cardiff’, om in 1959 nogmaals te veranderen in ‘Shun Wing’.
Ze werd gesloopt in 1972.

Terwijl de ‘Pilote Garnier’ ex-‘Empire Outpost’ van het X-type was en werd voorzien van een motor.

De ‘Pilote Garnier’ ex-‘Empire Outpost’ 1943-1966.
Nogmaals de ‘Pilote Garnier’.
Als ‘Kyra Hariklia’.

 

De ‘Empire Ray’ was er ook één van het X-type.

Als CAM-schip ‘Empire Ray’ 1941-1962.
Als ‘King Alfred’.

 

De Engelse werven presteerden het om dit soort schepen in twee maanden te bouwen.

De ‘Empire Clough’.

 

De ‘Empire Clough’ werd in april 1942 te water gelaten, in juni opgeleverd en ging een week later verloren op haar eerste reis.
Ze werd door de ‘U-94’ tot zinken gebracht.

De ‘U-94’ 1940-1942.

 

De ‘Empire Drum’ had ook maar een kort leven.

De ‘Empire Drum’ 1942-1942.
Schipbreukelingen, met nog een man te water.

 

In november 1941 ging ze in Sunderland te water om in maart 1942 opgeleverd te worden.
Ze werd voortgedreven door een dieselmotor.
Op 24 april 1942 werd ze door de ‘U-136’ getorpedeerd en zonk.

De ‘U-136’ 1941-1942.

 

De opvarenden van de ‘Empire Drum’ werden allemaal gered.
Al moesten ze nog de nodige dagen ronddobberen in drie reddingsboten voor ze gevonden werden door de Amerikaanse onderzeebootjager ‘USS Roper’ en het Zweedse vrachtschip ‘Venezia’.

De ‘USS Roper’ 1919-1946.
De ‘Venezia’ 1938-1943.

 

De ‘Venezia’ werd twee maanden later door de ‘U-513’ ook getorpedeerd en ging verloren.

De ‘U-513’ 1941-1943.

 

Demagnetiseren

 

Een schip met een stalen romp is een enorm drijvende magneet met een groot magnetisch veld om zich heen.

De ‘Empire Drum’ had een vreemdsoortige constructie op de boeg gemonteerd, die in staat was demagnetiseringskabels rond de romp te laten zakken met als doel het magnetische veld van het schip te neutraliseren.
Meerdere schepen hadden deze installaties voorop in het begin van de oorlog.
Later werden deze kabels ingebouwd.

Demagnetiseren.

 

De Duitsers hadden als eerste magnetische-mijnen ontwikkeld.
Hierin hadden ze ook een militaire voorsprong aan het begin van de oorlog.
Tot dan toe werden contact-mijnen gebruikt, die enkel konden ontploffen bij een botsing tussen mijn en schip.

Zeemijn.

 


De contact-mijnen waren uitgerust met een soort antennes, in feite dunne loden staven met daarin een glazen buis gevuld met een zuur.
Bij de botsing plooide de antenne, de glazen buis brak en het zuur vormde een elektrisch circuit die de mijn tot ontploffing bracht.

Magnetische-mijnen detecteren de stalen schepen op afstand en de schade wordt veroorzaakt door de drukgolf.
Zo’n mijn kon een schip op meer dan 10 meter detecteren: dit was een ideaal bereik omdat de ontploffing van een mijn op een verdere afstand weinig schade kon aanrichten.
De mijnen werden onder water gehouden door een kabel die verbonden was aan een betonblok op de bodem.
Veel schepen gingen verloren in het begin van de oorlog ten gevolge van deze magnetische mijnen.

 

 

Er moest daarvoor een oplossing gevonden worden!

Gelukkig voor de geallieerden kwam er een magnetische mijn op een zandbank, niet ver van een militaire basis in Engeland, terecht.

Gevonden magnetische mijn.

 

De militairen die de mijn onschadelijk moesten maken, mochten niets van metaal bij zich dragen en alleen koperen gereedschappen gebruiken.
Deze mijnen waren enkel gevoelig voor het aardmagnetisch veld.
Door deze beperking konden eenvoudige maatregelen genomen worden om schepen te beveiligen.

•Vegen
Er werd een wikkeling rond het schip gelegd en daar werd een sterke gelijkstroom door de wikkeling gestuurd (duizenden ampères).
Deze stroom magnetiseerde het schip in omgekeerde richting dan het aards magnetisme en kon dus de magnetische signatuur van het schip sterk verminderen.
Deze beveiliging bleef maanden actief, totdat de magnetisatie verminderde en uiteindelijk verdween: de operatie moest dan opnieuw uitgevoerd worden.

•Demagnetiseren
Hier werd de wikkeling permanent aangelegd en men stuurde een stroom door de wikkelingen zodra het schip in mijngevaarlijk gebied kwam.
De stroom die door de wikkeling gestuurd werd, was veel minder dan bij het ‘vegen’, maar moest wel constant aanwezig zijn.

Ook op Nederlandse schepen werd demagnetisering toegepast.
Zoals op de ‘Amstelkerk.

De ‘Amstelkerk’ 1929-1953.
De ‘Maaskerk’ zonder demagnetiserings installatie.
De ‘Amstelkerk’ samen met de ‘Maaskerk’ in 1953 opgelegd.

 

Ze ging samen met haar zusterschip ‘Maaskerk’ in 1953 naar de sloper.
Ze voeren voor de VNS.

 

CAM-schepen

 

De Atlantische konvooien leden veel verliezen door het gebrek aan luchtsteun.
Vliegtuigen vanaf land hadden te weinig acceradius.
In 1941 werden enkele schepen met een katapult uitgerust om een vliegtuig te lanceren.

De ‘Empire Faith’ 1941-1971.
Toestel gereedmaken op de ‘Empire Faith’.
Hier als ‘Global Venture’.

 

Tekening ‘Empire Faith’.

 

Zo’n vliegtuig werd via een soort lanceerbalk, terwijl het schip op wind draaide, afgeschoten.
Landen ging daarna niet meer.
De piloot sprong eruit en een kostbaar vliegtuig ging verloren.

Een vliegtuig wordt gereed gemaakt.
De ‘Empire Day’ 1941-1944.
Lancering van een ‘Hawker Hurricane’.

 

Tekening ‘Hawker Hurricane’.

 

De ‘HMS Empire Lawrence’ 1941-1942.

 

De CAM-schepen ‘Empire Darwin’ en de ‘Empire Tide’ waren de laatste die met zo’n lanceerinrichting voeren.
Dat was in 1943 tijdens een konvooi vanuit Gibraltar.

Een ‘Hawker Hurricane’ op de ‘Empire Darwin’.
De piloot op weg naar z’n toestel.
De ‘Empire Darwin’ 1941-1966.
De ‘Culrain’ ex-‘Empire Darwin’.
De ‘Empire Tide’ 1941-1966.
Als ‘Thirlby’ ex-‘Empire Tide’.

 

Er waren meer CAM-schepen, zoals de ‘Empire Gale’, de ‘Empire Foam’ en de ‘Daghestan’.

Lanceerinrichting op de ‘Empire Gale’ 1941-1968.
De ‘Empire Foam’ met vliegtuig.
De ‘Graigaur’ ex-‘Empire Foam’ 1941-1963.
Katapult op de ‘Daghestan’.
De ‘Daghestan’ 1941-1969.
De ‘Annefield’ ex-‘Daghestan’.
Konvooi met het CAM-schip ‘Empire Spray’ voorop.

 

Tekening lanceerinrichting.

 

Ze werden CAM-schepen genoemd en diende als zodanig maar een korte tijd.

 

MAC-schepen

 

De Engelsen hadden in 1940 een Duits schip, de ‘Hannover’, in beslag genomen.
Haar in dat jaar omgedoopt tot ‘Sinbad’ en later tot ‘Empire Audacity’.
Ze bouwden dat schip om tot een soort escorte vliegdekschip en kreeg de naam ‘HMS. Audacity’.
Het bleek een moeilijk schip om mee te varen.

De ‘Hannover’ 1938-1941.
De ‘HMS. Audacity’.
Nogmaals de ‘HMS. Audacity’.

 

Tekening ‘HMS. Audacity’.

 

Het was alleen maar een dek waar zo’n zes vliegtuigen op konden staan.
Die konden daar alleen maar van opstijgen en landen.
Vaak waren dat ‘Grumman Martlet’ toestellen.

 

Tekening ‘Grumman Martlet’.

 

In 1941 werd ze getorpedeerd door de ‘U-751’ en zonk.

De ‘U-751’ 1940-1942.

 

Na het verloren gaan van de ‘HMS. Audacity’ gebruikte de Engelse marine haar opgedane ervaringen in het ontwikkelen van escorte vliegdekschepen.
Zo werd de ‘Telemachus’ die in 1940 op de helling stond overgenomen en kreeg de naam ‘Empire Activity’.
Voor ze te water ging in 1942, werd ze verder afgebouwd als de ‘HMS. Activity’.

De ‘HMS. Activity’.

 

Tekening ‘HMS. Activity’.

 

Deklift.

 

Het vliegdek was maar 152 meter lang.

Formatie ‘Grumman Martlet’.

 

De ‘HMS. Activity’ deed ook mee aan een reddingsaktie.
Ze hielp met het zoeken naar overlevenden van de ‘Peter Silvester’ die in de Indische Oceaan was getorpedeerd.
De ‘Peter Silvester’ was op 06-02-1945 het laatste schip dat in de Indische Oceaan werd getorpedeerd door de Duitse onderzeeër ‘U-862’.

De ‘U-862’ 1943-1945.

 

De ‘Peter Silvester’ 1942-1945.
Was te drogen op de ‘Peter Silvester’.

 

Tekening Liberty.

 

In 1946 werd de ‘HMS. Activity’ buiten dienst gesteld.
Ze werd terug omgebouwd tot vrachtschip.

Hier als ‘Breconshire’ 1947-1967.

 

Na de ‘HMS. Activity’ kwamen er meer escorte vliegdekschepen of MAC-schepen met de nodige aanpassingen in dienst.

Een MAC-schip.

 

Tekening MAC-schip.

 

Graan zuigen uit een MAC-schip.

 

Sommige tot MAC-schip omgebouwde vliegdekschepen waren graanschepen geweest.
In tegenstelling tot omgebouwde tankers hadden deze wel een soort hangaar met een lift.

Een omgebouwde tanker.

 

Een aantal Nederlandse Shell-tankers werden in die jaren omgebouwd tot MAC-schip.
Dit waren de ‘Algida’, de ‘Macoma’, de ‘Rapana’en de ‘Miralda’, gebouwd in Nederland.
Ze voeren alle voor de rederij Petroleum Mij. ‘La Corona’ te ’s Gravenhage.
De ‘Algida’en de ‘Macoma’ bleven onder de Nederlandse vlag varen.
In tegenstelling tot de ‘Rapana’ en de ‘Miralda’ die de Engelse vlag kregen.

De ‘Rapana’ 1935-1958.
De ‘Miralda’ 1936-1960.

 

Het bleven tankschepen, ze bouwden er gewoon een vliegdek bovenop.
Ze werden uitgerust met een paar ‘Fairey Swordfish Mk1’ of ‘Grumman Martlet’ toestellen, vliegtuigen die maar een korte startbaan nodig hadden.
Ze bleven aan dek staan, hangaars of liften waren er niet.

De ‘Gadila’ 1934-1957.

 

Tekening ‘Gadila’ als tanker.

 

MAC-schip (MAC 6) ‘Gadila’.

 

Tekening ‘Gadila’ als escorte vaartuig.

 

De ‘Macoma’ kwam 1936, evenals de ‘Gadila’, in de vaart voor de rederij Petroleum Mij. ‘La Corona’ te ’s Gravenhage.
In 1944 werd ze omgebouwd tot MAC-vliegdekschip.

De ‘Macoma’ in 1938.

 

De ‘HMS. Macoma’ (D-94) kon vier Fairey Swordfish vliegtuigen op haar dek meevoeren.
Ze werden veelal door Nederlandse piloten gevlogen.
Zij waren de enige van de marine aan boord, de rest van de bemanning was van de koopvaardij.
In feite waren het de eerste Nederlandse vliegdekschepen.

Omgebouwd tot MAC-schip, de ‘HMS. Macoma’.
Vooraanzicht.

 

Tekening ‘HMS. Macoma’.

 

Formatie van Fairey Swordfish toestellen.

 

Het middelste toestel voerde een oranje driehoekje in het staartvlak ten teken dat er een Nederlandse piloot op vloog.

Tekening ‘Fairey Swordfish Mk1’.

 

In 1945 werd ze buiten dienst gesteld.
Ze ging naar de RDM-werf om weer omgebouwd te worden tot tanker.

Opgelegd en afgeleefd.
Weer in oude staat terugbrengen bij de RDM.
De ‘Macoma’ in 1946.

 

Tekening ‘Macoma’.

 

De ‘Macoma’ werd in 1959 gesloopt.

Hoe summier ook, er was luchtverdediging aanwezig.
Door de opkomst van deze schepen verdwenen de lanceerinrichtingen op de koopvaardijschepen.

 

Overname

 

De geallieerden gebruikten meer Nederlandse schepen voor allerlei doeleinden en sommige gingen daarbij verloren.
Om dat verlies enigszins te compesseren kocht de Nederlandse Staat schepen aan.
Een aantal Empire’s, van het type ‘North Sands’, kwam daardoor onder Nederlandse vlag te varen.
Ze kregen meestal namen van schilders uit de Gouden Eeuw.

Zo werd de ‘Empire Iseult’ in 1943 overgenomen en voer ze onder de naam ‘Frans van Mieris’.

De ‘Empire Isuelt’ 1943-1969.
De ‘Frans van Mieris’.
De ‘Farmsum’.
Nogmaals de ‘Farmsum’.

 

In 1943 voer ze voor de Fa. Wm Ruys & Zn en 1946 voor de Rederij Vinke & Co.
Ze werd in 1969 gesloopt.

De ‘Aert van der Neer’ ging te water als ‘Empire Galliard’ in 1942.

De ‘Aert van der Neer’.

 

In 1943 kwam ze onder Nederlandse vlag en voer eerst voor Ph. van Ommeren.
Dat veranderde in 11-1946 voor de Koninklijke Hollandse Lloyd.

Als ‘Maasland’.

 

Haar naam veranderde 12-1946 in ‘Maasland’, maar bleef voor dezelfde rederij varen.

Als ‘M Bingul’.

 

In 1959 verkocht naar Turkije als ‘M Bingul’ om in 1966 gesloopt te worden.

De ‘Empire Fortune’ van 1943 werd in datzelfde jaar ‘Van Honthorst’ en ging varen voor Wm. Ruys & Zn.

De ‘Empire Fortune’ 1943-1962.
De ‘van Honthorst’.
Als ‘Stad Schiedam’.

 

Daarna in 1946 als ‘Stad Schiedam’ voor de Halcyon Lijn, ze werd in 1962 gesloopt.

In 1942 gleed de ‘Empire Ruskin’ te water om in 1943 de ‘Van Der Capelle’ te worden.

De ‘Empire Ruskin’ 1942-1968.
De ‘van der Capelle’.

 

Dit schip voer eerst voor de HAL.
Om in 1946 voor de Koninklijke Hollandse Lloyd te gaan varen, in 1947 veranderde haar naam in ‘Delfland’.

De ‘Delfland’.
Als ‘M Esref’.

 

In 1959 verkocht naar Griekenland als ‘M Esref’.
Haar sloop was in 1968.

De ‘Philips Wouwerman’ werd in 1943 aangekocht, ze was de voormalige ‘Empire Courage’.

De ‘Empire Courage’ 1942-1968.
Als ‘Philips Wouwerman’.
De ‘Philips van Wouwerman’.

 

Ze voer voor HAL en in 1946 voor de SMN.

De ‘Ceram’ met korte pijp.
Als ‘Ceram’ in Vancouver.
De ‘Ceram’ met lange pijp.

 

In 1947 veranderde haar naam in ‘Ceram’ om in 1953 wederom een andere naam te krijgen.
Het werd de ‘Amsteltoren’ voor de Reederij ‘Amsterdam’.

Als ‘Amsteltoren’.

 

In hetzelfde jaar veranderde die weer in ‘Amstelbrug’.

De ‘Amstelbrug’.
Als de ‘Calliman’.

 

Ze ging in 1959 in Griekse handen over als ‘Armathia’.
Ze bleef onder Griekse vlag in 1965 als ‘Calliman’.
In 1968 werd ze gesloopt.

De ‘Empire Kamal’ van 1941 was de geconfisqueerde ‘Hohenfels’ uit 1938.
De Duitsers lieten haar bij Bandar Shopur zinken.
Ze werd door de Engelsen geborgen en terug in de vaart gebracht.

De ‘Hohenfels’ te water gelaten.
De ‘Hohenfels’ 1938-1962.
Door eigen bemanning tot zinken gebracht.
Gezonken.
Geborgen onder dubbele vlag!

 

Tekening ‘Hohenfels’.

 

Onder Nederlandse vlag werd ze in 1944 de ‘Van Ruisdael’ en voer voor de KNSM.
In 1946 voor de VNS.

De ‘van Ruisdael’.

 

Ze werd in 1947 de ‘Ridderkerk’ en bleef voor de VNS varen, om in 1962 gesloopt te worden.

Als ‘Ridderkerk’.
Nogmaals de ‘Ridderkerk’.

 

Tekening ‘Ridderkerk’.

 

Vaarplicht

 

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bevonden zich talloze Nederlandse koopvaardijschepen in internationale wateren of in havens van de geallieerde bondgenoten.
Op grond van de Vaarplicht (juni 1940-februari 1946) werden koopvaardijbemanningen ter beschikking gesteld aan de geallieerde strijd, waardoor zij van de ene op de andere dag een soort frontsoldaten werden.
Tot aan het einde van de Vaarplicht droegen de koopvaardijopvarenden bij aan de geallieerde oorlogsvoering door het verschepen van troepen, wapens, olie en andere grondstoffen onder de meest gevaarlijke omstandigheden.

Verladen.

 

De Nederlandse zeelieden, die betrokken waren bij verschillende militaire invasies, stonden bijna voorturend bloot aan de dreiging van vijandelijke torpedo’s en bommenwerpers.

Getroffen.

 

Bovendien verkeerden zij jarenlang in onzekerheid over het lot van hun families in bezet Nederland en moesten leven met tegenstellingen aan boord.

 

Vertrek

 

De ‘Bodegraven’ van de KNSM was het laatste grote koopvaarder die IJmuiden en Nederland verliet op 14-05-1940.
In 1944 werd ze getorpedeerd door de ‘U-547’ en verging.

De ‘Bodegraven’ 1929-1944.
De ‘Bodegraven’ in oorlogsgrijs.

 

De ‘U-547’ 1943-1945.

 

De ‘Empire Sidney’ van 1942 werd in 1943 de ‘Van Der Helst’ en voer voor de JCPL.
In 1947 omgedoopt tot ‘Tjimenteng’ en voer nu voor de KJCPL.

De ‘Van Der Helst’.
Als ‘Tjimenteng’.

 

In 1963 werd ze verkocht naar Griekenland en kreeg de naam ‘Diamandis’, om in 1969 onder de sloophamer te verdwijnen.

De ‘Empire Spray’ en de ‘Empire Raleigh’ kwamen in 1941 in de vaart.
Beide schepen werden door de Nederlandse Staat overgenomen.
Ze kregen resp. de namen ‘Gerard Dou’ en ‘Vermeer’.

Hier als ‘Empire Spray’.

 

De ‘Empire Spray’ was eerst een CAM-schip.
Als ‘Gerard Dou’ kwam ze in 1943 voor Wm. Ruys & Zn. te varen

De ‘Gerard Dou’ in het ijs.
Als ‘Gerard Dou’.

 

De ‘Gerard Dou’ werd in 1947 de ‘Marken’.

Als de ‘Marken’.
De ‘Marken’ in het grijs.
De ‘Inchmull’.

 

Verkocht in 1955 naar Taiwan en kreeg de naam ‘Inchmull’.
Ze werd in 1969 gesloopt.

De ‘Vermeer’ voer eerst voor Ph. van Ommeren, in 1945 voor de VNS en in 1946 voor de Fa. Erhardt & Dekker (Wijklijn).

De ‘Vermeer’ in oorlogsgrijs.
Nogmaals de ‘Vermeer’.
Als ‘Zonnewijk’.
Wederom de ‘Zonnewijk’.

 

De ‘Vermeer’ werd in 1946 de ‘Zonnewijk’.
Verkocht naar Griekenland in 1961 en kreeg de naam ‘Antonakis’.
Ze liep in hetzelfde jaar aan de grond, brak en werd total loss verklaard.

In 1941 kwam de ‘Empire Rennie’ in de vaart.
Na overname in 1942 werd het de ‘Frans Hals’ en ging varen voor Ph. van Ommeren.
In 1946 deed ze dat onder dezelfde naam voor Nievelt, Goudriaan & Co.
In datzelfde jaar veranderde ze alsnog van naam en werd ze de ‘Alchiba’.
Ze werd in 1956 naar Duitsland verkocht omdat ze te langzaam was voor een lijndienst.
Ze kreeg zwaardere laadgerei en de naam ‘Rheinfels’.

De ‘Frans Hals’.
Als ‘Alchiba’.
De ‘Rheinfels’.

 

In 1968 werd ze weer verkocht, nu naar Cyprus als de ‘Peramataris’
Ze kreeg in 1975 brand in de machinekamer en werd daarna opgelegd.
Gesloopt in 1979.

De ‘Peramataris’.

 

Zowel de ‘Philips Wouwerman’, de ‘Van Der Helst’, de ‘Van Ruisdael’,’de ‘Vermeer’, de ‘Frans Hals’ en de ‘Gerard Dou’ waren motorschepen, oftewel van het type-X.
Terwijl de ‘Aert van der Neer’, de ‘van Honthorst’, de ‘van der Capelle’, de ‘Aelbert Cuyp’, en de ‘Pieter de Hoogh’ van het type-Y waren: stoomschepen.

De ‘Empire Halley’ was van 1941.
Ze werd in 1942 door de Staat der Nederlanden overgenomen.
Omgedoopt tot ‘Pieter de Hoogh’.
In die tijd voer ze in veel konvooien mee.
In 1945 ging ze voor Nievelt, Goudriaan & Co varen.
Rederij Vinke & Co nam haar in 1947 over en ze kreeg de naam ‘Britsum’.
Ze vertrok in 1959 naar Japan om daar gesloopt te worden.

De ‘Empire Halley’ op haar proefvaart.
De ‘Pieter de Hoogh’ in het grijs.
Hier de ‘Britsum’.
Nogmaals de ‘Britsum’.

 

De ‘Emire Hazlitt’ was ook een stoomschip die in 1942 te water ging.
Overgenomen in 1943 kreeg ze de naam ‘Aelbert Cuyp’.

De ‘Empire Hazlitt’.
Als ‘Aelbert Cuyp’ in 1943.
In een haven de ‘Aelbert Cuyp’.
Als ‘Delfshaven’.
De ‘Confidence’.

 

Ze ging voor de rederij van Uden varen in 1946 en veranderde haar naam in ‘Delfshaven’.
Werd verkocht en kwam in 1959 onder Liberiaanse vlag te varen als ‘Edina’.
Daarna in 1961 als ‘Confidence’ onder dezelfde vlag om in 1966 gesloopt te worden.

Het waren niet allemaal schepen uit de veertiger jaren die overgenomen werden.
De overgenomen ‘West Harshaw’ uit 1919 werd in 1941 de ‘Ferdinand Bol’.
De ‘Jan van Goyen’ was eerst de ‘West Raritans’ ook uit 1919.
Ze hadden dus al de nodige jaren op zee achter de rug.

De ‘West Harshaw’.
De ‘Ferdinand Bol’.
Nogmaals de ‘Ferdinand Bol’.

 

In 1940 werd de ‘West Harshaw’ overgenomen door de Engelsen en kreeg ze de naam ‘Empire Oryx’.
In 1941 veranderde deze weer in ‘Empire Robin’.
Ze werd door de Nederlandse Staat overgenomen en kreeg de naam ‘Ferdinand Bol’.
Ze kwam in aanvaring en zonk in 1942.
Ze voer voor de rederij van Uden.

De ‘West Raritans’ werd eveneens overgenomen door de Engelsen die haar ‘Empire Mavis’ noemden.
De Nederlandse Staat nam haar daarna over onder de naam ‘Jan van Goyen’.
Ze voer voor de rederij Cornelder & Zn.
In 1946 ging ze over naar de Halcyon Line en kreeg de naam ‘Stad Maastricht’.
Werd verkocht naar Panama onder de naam ‘Amaver’.
In 1957 werd ze gesloopt.

De ‘Jan van Goyen’ in oorlogsgrijs.
De ‘Jan van Goyen’.
Als de ‘Stad Maastricht’.
Daarna de ‘Amaver’.

 

Snelheid

 

De Nederlandse Staat kocht ook een aantal snelle schepen aan.
Zoals de ‘Rembrandt’ en de ‘Terborch’.
Schepen die zo’n 16 mijl konden lopen.
De gewone Empires van het type North Sands haalden net 11 mijl.

De ‘Empire Trust’.
De ‘Rembrandt’.
Als ‘Amerskerk’.
De ‘Rijnkerk’.
Nog een fraaie opname van de ‘Rijnkerk’.
Hier als ‘Rynkerk’.

 

Doornede ‘Rembrandt’.

 

De ‘Empire Trust’ ging in 1941 te water als een snel vrachtschip.
Ze werd in 1942 overgenomen en omgedoopt tot ‘Rembrandt’.
Het was een motorschip.
In 1945 kwam ze voor de VNS te varen en kreeg de naam ‘Amerskerk’.
Ze veranderde in dat jaar naar ‘Rijnkerk’ en dat veranderde nogmaals in ‘Rynkerk’.
In 1963 werd ze gesloopt.

De ‘Terborch’ gleed als ‘Empire Albion’ in 1944 te water.
Ze werd in dat zelfde jaar overgenomen.
Een turbine schip, gebouwd voor snelheid.
Zoals reeds eerder geschreven zijn Empires een verzameling schepen.
Het verschil tussen een ‘Empire’ van het type North Sands uit de beginjaren 1940 en de ‘Terborch’ uit 1944 was groot.
Zelfs tussen de ‘Terborch’ en de ‘Rembrandt’ was het verschil al beduidend.

De ‘Terborch’.
Als ‘Eemdyk’.
Nogmaals de ‘Eemdyk’.
De ‘Orient Merchant’.

 

Tekening snelle Empire.

 

Ze ging in 1944 voor de VNS varen.
Voor de HAL in 1946.
In 1960 werd ze verkocht naar Panama onder de naam ‘Orient Merchant’.
Op het Erie meer liep ze aan de grond en raakte zwaar beschadigd.
Onder de naam ‘Zambezi’ ging ze in 1967 naar de sloper.

 

Scandinavian

 

Er werd nog een ander type schip in Engeland gebouwd, het type ‘Scandinavian’.
Minder bekend dan de grotere zusters waarover hiervoor werd geschreven.
Ze werd oneerbiedig de ‘The Hartlepool Jeep’ genoemd.

Een schip van het type ‘Scandinavian’.

 

Het type ‘Scandinavian’ werd ontworpen door Wm. Gray uit West Hartlepool als een wat kleinere stoomschip voor algemeen gebruik.
Er werden zo’n 38 van dit type schip gebouwd.

De ‘Letchworth’ ex-‘Empire Caxton’.

 

Het waren onelegante werkpaarden voor lage snelheid, zonder glamour, maar ze bleken een bijzonder effectief ontwerp.
Ideaal geschikt voor de grillen van de oorlogstijd.
Met een laadvermogen van 4.700 ton, onbelemmerde gangboorden, hoge stevige verschansingen en alle uitrusting voor vrachtbehandeling boven en vrij van het hoofddek, waren ze bijzonder geschikt voor het vervoer van allerlei ladingen en bulkgoederen.

De ‘Loris’.

 

De ‘Empire Toilier’ gleed in 1942 te Troon in het water.
Ze werd overgenomen in 1943 en kreeg de naam ‘van Ostade’ en voer voor de NV. Houtvaart.
In 1947 ging ze varen voor de KNSM.
Werd in 1950 verkocht naar Engeland als ‘Etal Manor’, om in 1953 de naam ‘Moto’ te krijgen.

De ‘Empire Toilier’.
De ‘van Ostade’.
Hier ook als de ‘van Ostade’.
De ‘Moto’ ergens aan de kant.
De ‘Moto’ zonder pluim.

 

Werd wederom verkocht, nu naar Italië als ‘Tirso’, om dan onder Libanese vlag als ‘Hamal’ te gaan varen.
In 1969 werd ze gesloopt.

Als ‘Hamal’.

 

Bij de rederij Wm Müller & Zn. voeren ook ‘Scandinavians’ en wel de ‘Hispania’ uit 1943 en de ‘Iberia’ uit 1944.
Ze werden resp. in 1955 en 1956 overgenomen.

De ‘Hispania’.
De ‘Iberia’.

 

Ondanks dat het dezelfde type schepen zijn, hebben ze toch verschillen.
Zo heeft de ‘Iberia’ haar hoofdmasten anders geplaatst dan op de ‘Hispania’.

De ‘Hispania’ ging als ‘Empire Beaconsfield’ in 1943 van de hellng.
Werd in 1946 de ‘Hawkinge’ en in 1951 de ‘Angusbrae’ nog onder Engelse vlag.
Ze voer in 1956 onder Nederlandse vlag tot 1960.

De ‘Dia’.

 

Daarna werd ze onder Griekse vlag de ‘Dia’.
In 1964 zonk ze in de Golf van Biskaje.

De ‘Iberia’ ging in 1944 te water als ‘Empire Harcourt’.
Veranderde in 1946 van naam in ‘Baron Ailsa’.

De ‘Baron Ailsa’.

 

Kwam onder Nederlandse vlag te varen in 1955.

De ‘Iberia’ bij Ritthem op de dijk gelopen.

 

Werd verkocht naar Griekenland en kreeg de naam ‘Cycladiki Doxa’ in 1962 en ‘Mount Sinai’ in 1964.
Gesloopt in 1972.

 

De ‘Cycladiki Doxa’.
De ‘Mount Sinai’.

 

Ook Noorwegen had zo’n ‘Scandinavian’ overgenomen.
De ‘Empire Pilgrim’ werd de ‘Astrid’ in 1942.
In 1960 is ze gezonken.

De ‘Astrid’ ex-‘Empire Pilgrim’.

 

De ‘Empire Tennyson’ had maar een heel kort leven.
Ze ging in maart 1942 te water en in oktober 1942 werd ze door de ‘U-175’ getorpedeerd en zonk.

De ‘Empire Tennyson’ 1942-1942.

 

De ‘U-175’ 1941-1943.

 

Het waren werkschepen die overal terecht konden met hun lading, traag maar betrouwbaar.

 

Torpedonetten

 

Een aantal ‘Empire’ schepen werden voorzien van een installatie om torpedonetten te gebruiken.
De Engelsen meenden op die manier vijandelijke torpedo’s tegen te kunnen houden.

De ‘Empire Crown’ 1943-1963 met de bomen getopt.
Hier als ‘Capitaine G. Lacoley’ in 1945.

 

De Franse ‘Capitaine G. Lacoley’, ex-‘Empire Crown’, veranderde in 1961 van naam en vlag.
Ze werd nu de ‘Mparmpa Petros’ en ging varen onder Panamese vlag.
Liep in 1963 aan de grond en ging verloren.

De ‘Empire Liberty’ 1941-1960 met bomen voor torpedonetten.

 

Ringen torpedonetten.

 

Je kon zien aan een ‘Empire’ wanneer deze was voorzien van zo’n installatie.
Aan de hoofdmasten voor en achter waren lange bomen bevestigd, deze staken boven de eigenlijke masten uit.
Die zware netten moesten van achteren naar voren getrokken worden, tegen de stroomrichting in.

Het was een heidens karwei om de, van staaldraad gemaakte, netten te bevestigen en buitenboord te krijgen.
Ze moesten een paar meter van het schip hangen.

De ‘Empire Tourist’ 1943-1944.
De ‘Empire Lakeland’ 1942-1943.

 

Ondanks de netten werden de ‘Empire Tourist’ en de ‘Empire Lakeland’ getroffen door torpedo’s en vergingen.

De ‘Empire Tourist’ werd door de ‘U-703’ getroffen en de ‘Empire Lakeland’ door torpedo’s van de ‘U-190’ en vergingen.

De ‘U-703’ 1941-1944.

 

De ‘U-190’ 1942-1945.

 

De bomen gestrekt.
Torpedo netten uitgezet.

 

Soms moest als oefening alles uitgeprobeerd worden.
Die netten in het water meeslepen kostte veel vermogen en zo’n schip moest zich al gauw uit de veiligheid van een konvooi laten zakken.
Ze voer even alleen, geen prettige gedachte voor de bemanning.
Het bevorderde de snelheid van zo’n konvooi ook niet.

Slepen met torpedonetten.

 

Van de andere kant gezien.

 

 

Het effect van veiligheid was nihil en kostbaar.
Deze netten zijn daardoor zelden daadwerkelijk gebruikt.

 

 

 

 

Einde

 

Ieder schip haalt z’n einde.
Het zij door torpedo’s, aanvaringen, strandingen, averij of gewoon bij een sloperij.

De ‘Empire Mortimer’.

 

De ‘Empire Mortimer’, moe gevaren ergens in een verloren haven.
Ze heeft haar plicht gedaan en vele mijlen afgelegd.
Van 1943 t/m 1966 met verscheidene namen en onder vreemde vlaggen gevaren.
Alle soorten lading vervoerd.
Even mag ze voor de kant uitrusten voordat ze voorgoed verdwijnt.

 

Werven

 

De Britten konden het verlies aan schepen destijds niet op hun eigen werven opvangen.
Ze lieten daarom 60 schepen, naar eigen ontwerp, bouwen in de Verenigde Staten.

 

Ocean

 

De op de Amerikaanse werven gebouwde schepen van het type-North Sands werden ‘Ocean’ genoemd en kregen ook dat voorvoegsel.

De ‘Ocean Vesper’.
Hier als ‘Clan MacQueen’.

 

Tekening van een ‘Ocean’.

 

Doorsnede ‘Ocean’.

 

Deze schepen werden nog steeds geklonken, met steenkool gestookt in Schotse vlampijpketels en voortgestuwd door een traditionele stoommachine.
Kolen hadden de Engelsen in overvloed in hun mijnen.

De eerste die van de helling afgleed was de ‘Ocean Vanguard’.
Ze werd in 1942 getorpedeerd door de ‘U-515’en verging.

De ‘U-515’ 1941-1944.

 

Stapelloop van de ‘Ocean Vaguard’ in 1941.
De ‘Ocean Vanguard’ tijdens haar proefvaart.

 

De ‘Ocean Crusader’ ging te water in oktober 1942.
Ze werd in november 1942 getorpedeerd door de ‘U-262’ en verging.
Dit was wel een heel kort leven voor een schip.

De ‘Ocean Crusader’.

 

De ‘U-262’ 1942-1947.

 

De Amerikanen bouwden in een hoog tempo.
De verliezen aan geallieerde schepen waren aanzienlijk.

Afbouwkade met linksvoor de ‘Ocean Gallant’.
De ‘Bennevis’ ex-‘Ocean Gallant’.

 

Soms gingen er twee schepen tegelijk te water.

De ‘Ocean Seaman’ en ‘Ocean Gallant’ nog op de helling in 1942.
De ‘Ocean Gallant’ en de ‘Ocean Seaman’ in hun element.

 

Ook de ‘Ocean Might’ en de ‘Ocean Pride’ gingen gezamelijk te water.

De ‘Ocean Might’ en de ‘Ocean Pride’ te water.

 

De ‘Ocean Might’ had geen lang leven, ze ging in 1942 te water en zonk in het zelfde jaar.
Ze werd getorpedeerd door de U-109.

Tekening ‘U-109’ 1940-1943.

 

Voor de ‘Ocean Pride’ verliep het iets beter.
Ze ging gelijk met de ‘Ocean Might’ de helling af en voer tot 1966.
Ze kreeg in dat jaar als ‘Susana KL’ brand in de machinekamer en werd naar een sloper gebracht.

De ‘Oakby’ ex-‘Ocean Pride’ 1947-1959.

 

Wanneer een schip werd opgeleverd ging dat met de nodige ceremonie gepaard.

De ‘Ocean Traveller’.
De ‘Cape Corso’ ex-‘Ocean Traveller’.

 

Halifax was ook een haven waar vandaan veel goederen verscheept werden.

De ‘Ocean Verity’ in Halifax.
Als ‘Clan Keith’.

 

De ‘Clan Keith’ ex-‘Ocean Verity’ verging in 1961.

Een andere ‘Ocean’ die wat verf kon gebruiken.

De ‘Ocean Angel’ 1942-1960 in oorlogskleding.
Nogmaals de ‘Ocean Angel’.

 

De Nederlandse Staat nam ook vier Ocean’s over.
Het waren de ‘Ocean Athlete’, de ‘Ocean Merchant’, de ‘Ocean Victory’ en de ‘Ocean Seaman’.
De laatste ging niet door omdat ze voor haar overname al gezonken was.

De ‘Ocean Athlete’ 1942-1985.
Als ‘Govert Flinck’.
De ‘Ternate’.
Hier de ‘Ternate’ in Vancouver waar vele schepen op de foto gingen.

 

De ‘Ocean Athlete’ van 1942 kreeg na overname in 1943 de naam ‘Govert Flinck’.
Ze zou eerst de ‘Jan van der Heyden’ gedoopt worden.
Ze ging voor Wm. Ruys & Zn varen.
In 1947 kreeg ze de naam ‘Ternate’ en voer voor dezelfde firma.
Ze werd in 1959 verkocht naar Hong Kong als ‘Kasert’.
Die verkochten haar weer door naar China en kreeg de naam ‘Ho Ping Chi Shi Wu’.
Dat was een lange naam en dat veranderde in ‘Ho Ping 75’.
Daarna nog in ‘Zhan Dou 75’ om in 1985 gesloopt te worden.

De ‘Ocean Merchant’ werd in 1943 de ‘Jan Lievens’ nadat ze in 1942 te water ging.
Ze kwam eerst voor de KNSM te varen.
In 1946 werd het de ‘Amstelstad’ en ging voor de Reederij Amsterdam varen.
Verkocht naar Taiwan in 1959 als de ‘Dunn’.
Doorverkocht naar China in 1960 als ‘Ho Ping 26’ en in 1967 als ‘Zhan Dou 26’.
Gesloopt in 1984.

De ‘Jan Lievens’.
Als ‘Amstelstad’.
Graan laden in Vancouver.
Hier als de ‘Ho Ping 26’.

 

De ‘Ocean Victory’ uit 1942 werd de ‘Jan Steen’ in 1943.
Ze ging eerst voor de SMN varen.
Daarna in 1946 voor de Reederij ‘Amsterdam’.
Verkocht in 1959 naar Taiwan als ‘Polly’.
Ze werd gesloopt in 1963.

Als de ‘Jan Steen’.
De ‘Jan Steen’ in New York.
Nogmaals de ‘Jan Steen’.

 

Hoe meer je zoekt, hoe meer foto’s je van Ocean-schepen vindt.
Zoals van de ‘Ocean Fame’ in de havenplaats Halifax.
Dan als ‘Firby’ in Zuid-Afrika.

De ‘Ocean Fame’ 1942-1966.
De ‘Firby’ ex-‘Ocean Fame’.

 

Fort

 

De Canadezen leverden ook hun oorlogsbijdragen op hun werven en bouwden voor de Engelsen de nodige schepen.
Dit maakte deel uit van een gecoördineerde inspanning van de geallieerden waarbij op Engelse, Amerikaanse en Canadese werven schepen werden gebouwd van een standaard die bekend stond als het type ‘North Sands’.
Er werden zo’n 400 schepen van allerlei typen door hun gebouwd.

Een ‘Fort’ van het type ‘North Sands’.

 

Het ‘Empire Liberty’ ontwerp van al die schepen was van JL Thompson & Sons, Sunderland in Engeland.
Snel en eenvoudig te maken.
Canadese werven weken soms af van het ontwerp en bouwden het type North Sands, Canadian of Victory.
Schepen van het type ‘North Sands’ werden nog geklonken, voorzien van Schotse ketels met een voortstuwing door een stoommachine.
Canadians en Victory’s werden gelast en sommige schepen waren oliestokers.

Drukte in de haven van Vancouver 1944.

 

De ‘Fort’ schepen kregen vaak na het voorvoegsel de naam van een fort.
De ‘Park’ schepen logischerwijs namen van parken.

De ‘Withrow Park’ 1944-1960.
In 1955 aan de grond gelopen.
De ‘Kingsbridge’ ex-‘Withrow Park’, type North Sands.
De ‘Fairmount Park’.
De ‘Montreal City’ ex-‘Fairmount Park’, type Canadian.
De ‘Cambray’ ex-‘Bridgeland Park, type Victory.

 

Het is moeilijk het onderscheid te zien tussen dat soort type schepen.
Een goede indicatie is de plaatsing van de reddingsboten.

Type ‘North Sands’.

 

Type ‘Canadian’.

 

Type ‘Victory’.

 

Er gleden van de Canadese werven zo’n 190 ‘Fort’ schepen.
Ze bouwden die schepen ook voor de Amerikanen die ze weer uitleenden aan de Engelsen!
Zo’n ‘Fort’ schip kwam ook onder Nederlandse vlag te varen en wel de ‘Buys Ballot’ in 1948.

De ‘Buys Ballot’.
Als ‘Laagkerk’.

 

Ze ging in 1943 als ‘Fort Orleans’ te water.
Haar rederij werd Zeetransport NV. om in 1949 de naam ‘Laagkerk’ te krijgen en voor de VNS ging varen.
Ze was van het type Victory en werd in 1959 gesloopt.

De schepen veranderden net zo snel van naam, als ze gebouwd werden.
Al gelang hun doel was waar ze voor kwamen te varen.

De ‘Fort Langley’ ex-‘Montebello Park’.
De ‘Fort Charlotte’ ex-‘Buffalo Park’.

 

De ‘Fort Langley’ en de ‘Fort Charlotte’ waren ondersteuningsschepen voor de marine, maar werden bemand door koopvaardijmensen.

Zo’n ondersteuningsschip was ook de ‘Hr.Ms. Vulkaan’.
Deze heeft een korte periode voor de Koninklijke Marine gevaren.
Ze werd te Canada in 1944 gebouwd voor de Engelsen als ‘HMS. Beachy Head’.
Ze werd in 1978 gesloopt.

Tewaterlating van de ‘Beachy Head’ in 1944.
De ‘Hr.Ms. Vulkaan’ 1946-1950.
Nogmaals de ‘Hr.Ms. Vulkaan’.
De ‘Hr.Ms. Vulkaan’ van de andere kant gezien.
De ‘HMCS Cape Scott’ 1964.

 

Er werden éénentwintig van dat soort schepen door de Engelsen besteld.
De laatste vier kwamen als zodanig nooit te water, werden niet afgebouwd.

De ‘Rattray Head’ werd later als koopvaardijschip ‘Iran’ in 1946 afgebouwd.
In 1948 verkocht naar Argentinië als ‘Mabel Ryan’.

De ‘Mabel Ryan’ ergens voor de kant.
De ‘Mabel Ryan’ 1956 vast in het Suez kanaal.
Nogmaals de ‘Mabel Ryan’.

 

Het eerste schip dat werd gebouwd was de ‘Fort St. James’, de kiellegging was op 23 april 1941 en 15 oktober opgeleverd.
De ‘Fort St James’ werd pas in 1992 uit de boeken geschreven!

De ‘Fort St James’ glijdt van de helling.

 

De ‘Fort St James’ had haar kont nog niet in het water of de volgende kiellegging werd al weer gedaan.

De ‘Fort St. James’.
De ‘Fort St James’ aan de kade.
Als ‘Temple Bar’.

 

Niet alle schepen haalden die respectabele leeftijd, sommige waren minder fortuinlijk.
Zoals de ‘Fort Pleasant’, de ‘Fort Chilcotin’ of de ‘Fort Babine’.

De ‘Fort Pleasant’ 1942-1944.
De ‘Fort Chilcotin’ 1942-1943.

 

Ze werden respectievelijk door de ‘U-510’ en de ‘U-172’ getorpedeerd en zonken.

De ‘U-510’ 1941-1945.

 

De ‘U-172’ 1941-1943.

 

De ‘Fort Babine’ werd door vliegtuigbommen getroffen ter hoogte van Portugal.
Raakte zwaar beschadigd en zonk.
Ze werd versleept door de ‘HMS. Properous’ en de Nederlandse sleper ‘Schelde’ op weg van Gibraltar naar Engeland.

De ‘Fort Babine’ 1942-1943.
De ‘HMS. Prosperous’ 1942-1980.
De ‘Schelde’ 1926-1954.

 

Sommige schepen hadden een lang leven voor zich.
Schepen die na de oorlog onder verschillende vlaggen kwamen te varen.
Japans, Grieks of Liberiaans, veel landen hadden schepen nodig.
De Japanse ‘Tenyo Maru’ ex-‘Fort Bell’, het Griekse ‘Yiosonas’ ex-‘Fort St. Croix’ of de Liberiaanse ‘Violando’ ex-‘Alexandra Park’.

De ‘Tenyo Maru’ ex-‘Fort Bell’.
De Griek ‘Yiosonas’ ex-‘Fort St Croix’.
De ‘Violando’ ex-‘Alexandra Park’.

 

Hun namen mogen dan veranderen, hun bouw bleef hetzelfde.
Kwamen beter in de verf te zitten en werden goed onderhouden.

De ‘Fort Edmonton’ een type Victory.
De ‘Federal Voyager’.

 

Park

 

Er werden ongeveer 100 schepen gebouwd voor de Canadese regering door hun eigen werven.
Ze waren gelijk aan de Fort-schepen en de Ocean’s die voor de Engelsen gemaakt werden.
De ‘Ocean’ werden door de Amerikanen gebouwd.
Fort-schepen voeren onder Engelse vlag, Park-schepen onder de Canadese.

Een ‘Park’ schip.

 

Parkschepen zijn vernoemd naar lokale en nationale parken in Canada.
Deze schepen hadden een draagvermogen van 10.000 ton.
Ze werden aangedreven door kolen gestookte ketels en een drievoudige stoommachine die één schroef aandreef.
De rompen van het type ‘Park’ waren geklonken.

Canadese Victory’s in Vancouver 1944.
Bedrijvigheid.
Inhijsen van een stoommachine onderdeel.

 

Weer eentje klaar, de ‘Westend Park’ 1944-1971.
Ze was de 300-ste die te water ging, er zouden nog een aantal volgen.

De ‘Westend Park’ ging in 1944 te water.

 

De ‘Triland’ was eerst de ‘La Salle Park’ van het type North Sands.
Te water in 1944 en in de zestiger jaren gesloopt.

Hier als de ‘Triland’.

 

Canada bouwde ook een negentig-tal schepen voor de Amerikaanse overheid, die deze schepen op haar beurt weer uitleende aan de Engelsen!
Gebouwd volgens hetzelfde ontwerp, maar olie gestookt.
Deze schepen gleden vaak van de scheepshelling als een Park-schip om vervolgens van naam te veranderen in een Fort-schip.
Andersom gebeurde dat ook.

Ook Park-schepen veranderden van vlag en naam.
Al bleef de ‘Seaboard Pioneer’ onder Canadese vlag varen.

De ‘Seaboard Pioneer’ ex-‘Kootenay Park’.

 

De ‘Sapperton Park’ echter veranderde van naam en vlag.
In 1948 in ‘Royston Grange’, maar bleef onder Canadese vlag.
Om in 1949 als ‘Yiannis’ naar Griekenland verkocht te worden.
In 1967 vond ze haar sloper.

De ‘Royston Grange’.
Hier als ‘Yiannis’.

 

De ‘Fort Chimo’ werd in 1943 opgeleverd.
Om daarna als ‘Belwoods Park’ onder Engelse vlag te gaan varen.
Ze ziet er haveloos uit en haar romp kon zeker een verfbeurt gebruiken.
Daar was weinig tijd voor, er moest gevaren worden.
Overal waren voorraden nodig.

De ‘Belwoods Park’.

 

Ze werd in 1967 gesloopt.

 

Park-tanker

 

Dertien Park-schepen werden als tanker gebouwd.
Qua uiterlijk was er geen onderscheid te zien met Park droge ladingschepen.

De ‘Brentwood Bay Park’ gaat van de helling.
De ‘Brentwood Bay Park’ 1943-1962.
De ‘Brentwood Bay Park’ voor de kant.
Als Noorse ‘Norse King’.

 

De ‘Quentico Park’ voer onder verschillende namen.

De ‘Quetico Park’ 1944-1962.
Als ‘Donges’.
Als de ‘Azure Coast’ type Victory tanker.

 

Nog een Park-tanker, deze voer ook onder Noorse vlag.

Hier de ‘Mosna’ ex-‘Mount Bruce Park’ 1943-1963.
Nogmaals de ‘Mosna’.

 

De ‘Ranella’ ook onder Noorse vlag.

De ‘Ranella’ ex-‘Point Pelee Park’ ex-‘Fort Chimo’ 1942-1964.

 

Nog een Park-tanker.

De ‘Georgië’ ex-‘Willowdale Park’ 1944-1967.

 

Laatste

 

De ‘Gaspesian Park’ was het laatste schip dat werd opgeleverd in Canada voor de geallieerden, dat gebeurde op 22-07-1945.
In 1946 kreeg ze de naam ‘Mont Gaspe’ om in 1954 nogmaals te veranderen in ‘Polyxeni’ en onder Costa Ricaanse vlag kwam te varen.

De ‘Mont Gaspe’ ex-‘Gaspesian Park’ 1945-1965.
Nogmaals de ‘Mont Gaspe’ in Searsport.
De ‘Mont Gaspe’ in een haven.
Als ‘Polyxeni’.

 

Ze strandde in 1965 bij Victoria (Br) en werd in dat zelfde jaar naar Valencia gesleept en gesloopt.

 

Scandinavian

 

De Canadezen bouwden ook een aantal ‘Scandinavian’s’ volgens Engels voorbeeld.
Er werden daar 43 van gemaakt en bleven onder Canadese vlag varen.

Tekening ‘Maisonneuve Park’.

 

De ‘Maisonneuve Park’ ging in 1944 te water en liep in 1945 op een mijn en zonk.

Een ‘Scandinavian’ in Halifax.
Een ‘Scandinavian’ de ‘Lafontaine Park’ 1943-1971.
De ‘Liverpool Packet’ ex-‘Argyle Park’ 1945-1976.

 

De ‘Avondale Park’ en de Noorse ‘Sneland I’ werden getorpedeerd door de ‘U-2336’ en gingen verloren.
Het waren de laatste schepen die getorpedeerd werden op 07-05-1945.

De ‘Avondale Park’ 1944-1945.
Ergens in een haven, de ‘Avondale Park’.
De ‘Sneland I’ 1925-1945

 

De Noorse ‘Sneland I’ werd in 1922 opgeleverd als ‘Ingeborg’ in het toenmalige Stettin.

 

De ‘U-2336’ 1944-1945.

 

De ‘Oakmount Park’ hield het iets langer vol en ging pas in 1983 naar de sloper.

De ‘Sugar Producer’ ex-‘Oakmount Park’ 1944-1983.

 

De Deense ‘Kalø’ kwam ook uit Canada, toen was ze nog de ‘Victoria Park’.

De ‘Victoria Park’ aan de afbouwkade.
De ‘Victoria Park’.
De Deense ‘Kalø’.
Nogmaals de Deense ‘Kalø’.

 

De ‘Liscomb Park’ ging in 1944 te water om in 1955 verkocht te worden naar Noorwegen als ‘Orland’.
Het jaar 1972 werd haar einde bij een sloper.

De ‘Orland’.

 

Ook een Canadese ‘Scandinavian’ kwam onder Nederlandse vlag te varen.
Dat schip ging in 1945 als ‘Hamilton Park’ te water om in 1948 onder de naam ‘D’Arcy McGee’ rond te varen.
Ze werd aangekocht in datzelfde jaar door de Halcyon Lijn NV. en kreeg de naam ‘Stad Dordrecht’.
Ze werd in 1962 verkocht naar Italië en in 1972 gesloopt.

De ‘Stad Dordrecht’.
Een lege ‘Stad Dordrecht’.

 

Ontploffing

 

Soms ging het niet goed en ontplofte een schip.
Zoals de ‘Green Hill Park’ opgeleverd in 1943.
In maart 1945 werd de ‘Green Hill Park’ in de haven van Vancouver klaar gemaakt voor een reis naar Australië.
Ze was onder meer beladen met 1985 vaten onversneden whisky en 94 ton natriumchloride.

Vermoedelijk heeft wat gelekte whisky vlam gevat.
Toen het vuur de natriumchloride bereikte volgde een enorme explosie.
Het onfortuinlijke schip werd weggesleept en ergens aan de grond gezet.
Dagen smeulde het vuur nog na.

Brandend aan de kant.
Blussen van de brand op ‘Green Hill Park’.
Naar een veilig heenkomen slepen.
Veilig aan de grond gezet.
Blijven nablussen.
Ravage.
Behoorlijke schade.
Puinhoop in het ruim.
Verwrongen staal.

 

Ze bleef echter drijven.
Werd weer opgelapt en verkocht in 1946 naar Panama onder naam ‘Phaeax II.
Ze bleef varen tot 1967.

In dok.

 

De grootste klap veroorzaakte de onder Engelse vlag varende ‘Fort Stikine’.
Ze werd in Canada gebouwd voor de Amerikanen die haar uitleende aan Engeland!

De ‘Fort Stikine’.

 

Ze ontplofte in Bombay op 14-04-1944, mogelijk door onachtzaamheid tijdens het lossen.
Ze was geladen met balen katoen, goud en 1400 ton munitie.
Twee enorme explosies verwoestten het havengebied, waar honderden mensen bij omkwamen en de daar aangemeerde schepen, waaronder drie Nederlandse, vervormden tot schroothopen.
In tijd van oorlog nam men het niet zo nauw met belading van schepen en werden gevaarlijke ladingen achteloos in de ruimen gepropt.

Rokende puinhopen.
Restanten op de kant geworpen.
Onherkenbaar.
Wat overbleef van de ‘Fort Stikine’.

 

De drie Nederlandse schepen waren de ‘Generaal van Swieten’, de ‘Generaal van der Heyden’ en de ‘Tinombo’.
Zij voeren alle voor de KPM.

De ‘Generaal van Swieten’.
De ‘Generaal van der Heyden’.
De ‘Tinombo’.
Wrak van de ‘Tinombo’.

 

Onderhoud

 

De ‘Stanley Park’ 1944-1969.

 

In oorlogstijd kon er maar weinig onderhoud aan dat soort schepen gedaan worden.
Varen en blijven varen was het devies.
Na die tijd gold dat nog steeds.
Er moest gevaren worden, de tekorten moesten aangevuld worden.
De verfkwast kwam pas in actie als er wat tijd over was.

De ‘Rondeau Park’ 1944-1966.
De ‘Fort Drew’ 1942-1961.

 

Veel schepen voeren in de wintertijd naar Canada om daar te worden geladen met graan of hout.
Dat naar warmere streken gebracht moest worden.
De verf scheurde door het uitzetten van de stalen delen door de grote temperatuurs verschillen.
De zoute omgeving veranderde deze schepen in roestbakken.

De ‘Fort Beausejour’ 1943-1967.

 

Er werd veel van deze schepen gevergd.
Vele doorstonden de tand des tijds, maar eens komt de brander van de sloper.

Verder met het vervolg, over schepen die hun eigen geschiedenis bepaalden met de mensen die erop voeren.

 

Comments

  1. Leuk om Beting te ontvangen.
    30 jaar geleden bestond deze titel voor een tijdschrift speciaal voor sleepboten

Geef een reactie