Schepen 03

 

…Het verhaal gaat verder.
Nu gaat het over het gebruiken en inpikken van elkaars schepen.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lagen veel schepen op dat moment niet in hun thuishaven.
Ze werden in beslag genomen door de landen waar ze net aanwezig waren met hun lading.

 

Geconfisqueerd

 

De Duitse ‘Soneck’, varende voor de Hansa-lijn, werd in de Nederlands Indische wateren op 10-05-1940 door de ‘Hr.Ms. Java’ aangehouden.

Tekening ‘Soneck’ 1938-1940.

 

Geconfisqueerd en ging varen onder de naam ‘Karsik’ voor de KPM.

De ‘Karsik’ 1940-1963.
De ‘Karsik’ voor anker.
Een lege ‘Karsik’.

 

Tekening ‘Karsik’.

 

De kruiser ‘Hr.Ms. Java’ verging tijdens de Slag in de Javazee.

De ‘Hr.Ms. Java’ 1921-1942.

 

Tekening ‘Hr.Ms. Java’.

 

Lijnenplan ‘Hr.Ms. Java’.

 

De ‘Karsik’ werd in 1963 verkocht en kwam met de naam ‘Pearl of Victoria’ onder Panamese vlag varen.
Ze liep in 1967 op rotsen in de Rode Zee en ging verloren.

Ook de ‘Lindenfels’, eveneens van de Hansa-lijn, werd door Nederland in beslaggenomen.
Ze lag in Sabang en werd de ‘Mangkalihat’ en ging voor de SMN varen.

De ‘Lindenfels’ 1928-1940.
De ‘Lindenfels’ en haar zusterschip ‘Rauenfels’.
De ‘Mangkalihat’ 1940-1943.

 

De ‘Mangkalihat’ werd door de ‘U-198’ getorpedeerd, bleef beschadigd drijven.
De volgende dag ging ze toch ten onder.

 

De ‘U-198’ 1942-1944.

 

De ‘Alchiba’ van van Nievelt, Goudriaan & Co werd door de Japanse duikboot ‘I-10’ getorpedeerd.
Ze had Batavia verlaten met zo’n 500 evacuées aan boord.
Op weg naar Colombo werd ze getroffen.
Een aantal bemanningsleden kwamen daarbij om, de rest ging in de sloepen.
Ze werden gered door de ‘Suriname’ van de KNSM.

De ‘Alchiba’ 1920-1942.

 

De ‘I-10’ 1941-1944.

 

De Duitse ‘Este’ van de Norddeutscher Lloyd werd in Curacao in beslag genomen door de Nederlandse autoriteiten.
Kreeg de naam ‘Suriname’.
Ze werd op haar beurt in 1942 door de ‘U-558’ getorpedeerd.

De ‘Este’ 1930-1940.
De ‘Suriname’ 1940-1942.

 

Tekening ‘U-558’ 1940-1943.

 

De ‘Suriname’ verging in het Caraïbisch gebied met verlies van mensenlevens.

 

Buit

 

Ook de Duitsers legden beslag op alle mogelijke schepen.

De ‘Glengarry’ 1939-1971.

 

De ‘Glengarry’ was een vrachtschip die op een werf voor de Engelsen in Kopenhagen werd gebouwd en eind 1939 te water ging.
In 1940 in beslag genomen als oorlogsbuit.
Werd ingelijfd door de Kriegsmarine en omgedoopt tot ‘Meersburg’.
Zou in 1941 worden omgebouwd tot hulpkruiser.

Als de ‘Meersburg’.
Als ‘Hansa’ voor de kant, ombouw?

 

Voor die ombouw werd de ‘Glengarry’ in dat jaar naar de werf Wilton Fijenoord in Rotterdam gebracht.
Lag daar in 1943 nog steeds, terwijl er niets aan haar gedaan was.
Werd weer teruggebracht naar Hamburg voor installatie van geheime apparatuur.
Eind 1943 nog steeds niet voltooid.
In 1944 werd ze omgedoopt tot ‘Hansa’ en in gebruik genomen als opleidingsschip.
In mei 1945 gingen enkele duizenden Duitse soldaten aan boord van de ‘Hansa’ bij Hela (Polen).
Deze troepen waren nog aan boord toen de ‘Hansa’ bij Kiel door de Engelsen als oorlogsbuit werd geconfisqueerd.

De ‘Hansa’ opgelegd in 1945 door de Engelsen bij Schotland.
De ‘Glengarry’ in 1967.
Als ‘Dardanus’.

 

De ‘Hansa’ kreeg in 1945 de naam ‘Empire Humber’.
Zou naar Rotterdam gaan voor ombouw tot commando-schip in de Stille Oceaan.
Japan capituleerde en de ‘Empire Humber’ werd vervolgens in Southampton opgelegd.
In 1946 kwam de ‘Empire Humber’ weer in de vaart en werd omgedoopt tot haar oorspronkelijke naam ‘Glengarry’.
Ze ging in 1970 voor een andere rederij varen en kreeg de naam ‘Dardanus’.
In 1971 weer terug omgedoopt tot ‘Glengarry’ voor haar laatste reis naar de sloper.

 

Hulpkruiser

 

Hulpkruisers waren bewapende koopvaardijschepen die werden gebruikt voor het beschermen van konvooien of het vernietigen van vijandelijke koopvaardijschepen.

Zo werden bij de Engelsen deze schepen vooral als bescherming bij konvooien gebruikt.
Zoals de ‘Jervis Bay’, de ‘California’, de ‘Laconia’ en vele andere schepen die voor dat doel aangepast werden.

De ‘Jervis Bay’ 1922-1940.
In Dakar 1940.

 

In 1922 kwam de ‘Jervis Bay’ in de vaart, ze voer een regelmatige dienst op Australië.
Ze werd in 1939 gevorderd door de Britse Marine en bewapend, haar naam veranderde in ‘RMS. Jervin Bay’.

De ‘Jervis Bay’.

 

Tekening ‘Jervis Bay’.

 

Tekening ‘Jervis Bay’.

 

De ‘RMS. Jervis Bay’ bewapend.

 

Tekening ‘RMS. Jervis Bay’.

 

Eind 1940 was ze het enige begeleidingsschip van een konvooi.
Ze werden ontdekt door het vestzakslagschip ‘Admiraal Scheer’.

Het vestzakslagschip ‘Admiraal Scheer’ 1934-1945.

 

Tekening ‘Admiraal Scheer’.

 

De ‘RMS. Jervis Bay’ viel, zonder enige bepantsering en met licht geschut, het oorlogsschip aan.
Het konvooi kon zich verspreidden en ontkomen.
Na een aantal uren van beschietingen ging ze ten onder.
Overlevenden van de ‘RMS. Jervis Bay’ werden door het Zweedse schip ‘Stureholm’ opgepikt.

De ‘Stureholm’ 1919-1940.
De ‘Stureholm’.

 

Het Zweedse schip ‘Stureholm’ werd eind 1940 door de ‘U-96’ getorpedeerd.
Ze verging met man en muis.

Tekening ‘U-96’ 1940-1945.

 

De ‘California’ werd in 1923 opgeleverd en in 1939 eveneens gevorderd om tot hulpkruiser omgebouwd te worden.
Vanaf 1941 werd ze tevens als troepenschip geschikt gemaakt.

De ‘California’ 1923-1943 met drie schoorstenen.

 

Na haar indienststelling had ze drie schoorstenen, maar in de jaren ’30 behield ze nog haar middelste.
Mogelijk dat ze andere ketels had gekregen of waren die twee schoorstenen gewoon nep?

De ‘California’ met één schoorsteen.
De ‘RMS. California’.
Nogmaals de ‘RMS. California’.

 

Tijdens het begeleiden van een konvooi in 1943 thv. Portugal werd ze gebombardeerd door Focke Wulf FW200 ‘Condor’ toestellen.
De ‘California’ werd zwaar beschadigd.

De ‘California’.
Een Focke Wulf FW-200 ‘Condor’.

 

Tekening Focke Wulf FW-200 ‘Condor’.

 

De volgende dag werd ze door de ‘HMS. Douglas’ tot zinken gebracht.

De ‘HMS. Douglas’ 1918-1945.

 

Tekening ‘HMS. Douglas’.

 

De ‘Laconia’ gleed in 1922 te water om in 1939 gevorderd te worden door de Britse Marine.
Ook dit schip werd omgebouwd tot hulpkruiser.
In 1941 weer omgebouwd tot troepenschip.

De ‘Laconia’ 1922-1942.

 

Tekening ‘Laconia’.

 

Tekening ‘RMS. Laconia’.

 

De ‘Laconia’ werd in 1942 door de ‘U-156’ getorpedeerd en zonk.

Tekening ‘U-156’ 1941-1943.

 

Laconia-incident

 

De commandant van de ‘U-156’ zag in 1942 de alleen varende ‘Laconia’ en viel deze aan.
Terwijl het schip begon te zinken, dook de onderzeeër op in de hoop hoge officieren van het schip gevangen te kunnen nemen.
Tot zijn schrik zag hij meer dan tweeduizend mensen in het water.
De ‘Laconia’ had naast zijn gewone 136 bemanningsleden ook zo’n 80 burgers, militair materiaal en 268 Britse soldaten aan boord.
Tevens zo’n 1800 Italiaanse krijgsgevangenen met 160 Poolse soldaten als bewaking aan boord.

Hulpverlening.

 

De ‘U-156’ begon direct met een reddingsoperatie.
De bevelhebber van de U-boten, admiraal Dönitz, beval direct dat twee U-boten naar de plek des onheils gestuurd werden.
Al gauw was de U-156 bovendeks en benedendeks afgeladen vol met bijna tweehonderd overlevenden, onder wie vijf vrouwen.
Daarnaast had hij er nog tweehonderd op sleeptouw in vier sloepen.
De ‘U-156’ verzond een boodschap in het Engels aan alle schepen in de omgeving, waarin hij zijn positie opgaf en om assistentie verzocht bij de reddingsoperatie en waarin hij beloofde om niet aan te zullen vallen.

Drenkelingen aan boord van de ‘U-156’.
Een dek vol drenkelingen.

 

De twee daaropvolgende dagen bleef de ‘U-156’ nog in het betreffende gebied aan de oppervlakte.
Daarna kwam ‘U-506’ ter plekke, een aantal uren later gevolgd door de ‘U-507’ en de Italiaanse onderzeeboot ‘Cappellini’.
De vier duikboten, met sloepen op sleep en honderden overlevenden op de schepen, gingen op weg naar de Afrikaanse kust naar een rendez-vous met Franse oorlogsschepen.

Tekening ‘U-506’ 1941-1943.

 

Tekening ‘U-507’ 1941-1943.

 

Tekening ‘Cappellini’ 1941-1942.

 

De volgende ochtend werden de vier duikboten, met Rode Kruis-vlaggen over hun kanonnen, ontdekt door een Amerikaanse ‘B-24 Liberator’ van Ascension.
De ‘U-156’ signaleerde de piloot voor assistentie.
De ‘B-24’ draaide weg en lichtte zijn basis in over de situatie.
De hoogste officier op wacht die dag antwoordde met het bevel: breng de duikboot tot zinken.

Een Consolidated ‘B-24 Liberator’.

 

Tekening ‘B-24 Liberator’.

 

Tekening ‘B-24’.

 

Het vliegtuig vloog terug naar het gebied van de reddingsoperatie en viel aan met bommen en dieptebommen.
Eén hiervan belandde tussen de sloepen die de ‘U-156’ op sleeptouw had, terwijl andere de duikboot schampten, maar niet explodeerden.
De ‘U-156’ zette daarop de sloepen vrij en beval de overlevenden op zijn dek te springen.
De duikboten doken onder en ontsnapten.

Overlevenden worden overgenomen.
Geredden.

 

Vele honderden opvarenden van de ‘Laconia’ kwamen om, maar Franse oorlogsbodems waren in staat om later die dag zo’n duizend mensen te redden.
In totaal overleefden zo’n 1500 opvarenden van de ‘Laconia’.

De ‘Annamite’ 1939-1967.

 

Tekening ‘Annamite’.

 

De ‘Dumont-d’Urville 1931-1958.
De kruiser ‘Gloire’ 1937-1958.
De ‘Gloire’ in camouflage kleuren.
De zebra onder de marineschepen!

 

Tekening ‘Gloire’.

 

Tekening ‘Gloire’ 1940.

 

Dit incident had verstrekkende gevolgen.
Tot dan toe was het de gewoonte dat U-boten na een aanval de overlevenden hielpen met voedsel en water en dat ze de richting aangaven van het dichtstbijzijnde land.
Nu duidelijk was dat de Amerikanen zelfs reddingsmissies onder de Rode Kruis-vlag aanvielen, beval admiraal Dönitz om in het vervolg van de Tweede Wereldoorlog geen hulp meer te bieden aan overlevenden van aangevallen schepen.

Nogmaals de ‘Laconia’.

 

De Duitsers hadden een aantal hulpkruisers die over alle zeeën rondzworven en veel schade aan geallieerde schepen toebrachten.
Ze gebruikten hiervoor hoofdzakelijk vrachtschepen.
Zoals de ‘Neumark’, de ‘Kurmark’, de ‘Goldenfels’ of de ‘Steiermark’.

Dat de Duitsers het niet zo nauw namen met het voeren van namen van andere schepen of vlaggen van andere landen bewees de ‘HSK. Orion’.

Nog als ‘Kurmark’ 1930-1939.

 

Tekening ‘Kurmark’.

 

De ‘HSK. Orion’ 1939-1945.
De ‘HSK. Orion’ voor de kant.
Bewapening van de ‘HSK. Orion’.
De ‘HSK. Orion’ in het ijs en met dubbele schoorsteen.

 

De achterste schoorsteen was nep.

Tekening ‘HSK. Orion’ in HAL uitmonstering.

 

De voorgaande tekening is realistischer dan de onderstaande.
Kan me niet voorstellen dat die Duitsers, voor even, zo’n lange naam op de romp zouden schilderen.

Tekening ‘HSK. Orion’ vermomd als ‘Beemsterdijk’.

 

De ‘HSK. Orion’ verging in de Oostzee door een bombardement in 1945 van de geallieerden terwijl ze vluchtelingen repatrieerde.

De ‘Beemsterdyk’ gleed in 1922 van de helling, dat gebeurde in Rotterdam.

De ‘Beemsterdyk’ 1922-1941.
Op de ‘Beemsterdyk’ staat de schoorsteen meer naar achteren.
Had ze hier al averij opgelopen?

 

De ‘Beemsterdyk’ voer in 1941 in de Ierse Zee bij slecht weer op een mijn.
Ze bleef echter drijven, maar de volgende dag verging ze toch.
Er waren maar drie overlevenden van de 42 opvarenden.

De slepers ‘Seine’, de ‘Goliath’ en de ‘Caroline Moller’ voeren vergeefs uit om de ‘Beemsterdyk’ te vinden.

De Nederlandse sleper ‘Seine’ 1908-1946.
De Belgische sleper ‘Goliath’ 1925-1958

 

De Belgische ‘Goliath’ voer tijdens de oorlogsjaren onder Nederlandse vlag voor Smit & Co. Internationale.
Ze gleed in 1921 als ‘L’Etalon’ in Le Havre te water en werd in 1925 verkocht naar België.
In 1958 gesloopt.

De Engelse sleper ‘Caroline Moller’ 1919-1942.

 

De Engelse ‘Caroline Moller’ was een voormalige marinesleper, de ‘HMS. Saint Mabyn’.
Ze werd in 1942 door een Duitse S-boot tot zinken gebracht.

Overgave van een Duitse Schnell-boot.
Tekening S-boot.

 

De Duitse hulpkruiser ‘HSK. Widder’ joeg in 1940 het Nederlandse schip ‘Oostplein’ naar de bodem van de Atlantische Oceaan.

De ‘HSK. Widder’ 1939-1940.

 

Ze gleed als ‘Neumark’ in 1930 te water om tot hulpkruiser omgebouwd te worden in 1939.

De ‘Neumark’ 1930-1939.
Nogmaals de ‘Neumark’.

 

Tekening ‘Neumark’.

 

Werd van 1939 tot 1940 de ‘HSK-3 Widder’.

De ‘HSK. Widder’ 1939-1940.
Als hulpkruiser ‘HSK. Widder’.

 

Tekening van de ‘HSK. Widder’ onder valse vlag.

 

Om van 1940 tot 1945 als ondersteuningsvaartuig ‘Neumark’ in Noorwegen te dienen.

De ‘Neumark’ als ondersteuningsschip.

 

Door de Engelsen in 1945 in beslag genomen en ging ze onder de naam ‘Ulysses’ varen tot 1951.

Als de Engelse ‘Ulysses’ 1945-1951

 

Daarna in 1951 terugverkocht naar Duitsland die haar tot 1955 onder de naam ‘Fechtenheim’ in de vaart hielden.
Ze werd in 1955 gesloopt.

In 1921 ging de ‘Monte Nero’ in Italië te water.
Werd verkocht in 1929 en kreeg de naam ‘Luigi Accame’.

De ‘Luigi Accame’ op de rotsen in 1937.

 

In 1937 liep ze op de rotsen bij het eiland Wight.
Ze werd geborgen en naar Nederland versleept, daar werd ze door de Scheepvaart Maatschappij ‘Millingen’ opgekocht die haar onder de naam ‘Oostplein’ weer in de vaart bracht.

De ‘Oostplein’ 1937-1940.

 

Door kanonvuur van de ‘HSK Widder’ werd ze in 1940 tot zinken gebracht.
Alle 34 opvarenden werden door de ‘HSK. Widder’ gered en als gevangenen naar St. Nazaire gebracht.

Van de Duitse werven kwamen een aantal zgn. zusterschepen voor de Hansa-lijn in dienst.
Ze werden in 1938 voor die rederij gebouwd.
Een aantal bleken na aanpassingen in 1939 als geduchte hulpkruisers omgebouwd te zijn.
Zoals de ‘HSK. Kormoran’, die als ‘Steiermark’ van de helling gleed.

De ‘Steiermark’ in aanbouw 1938.
De ‘Steiermark’ 1938-1940.
Als hulpkruiser ‘HSK. Kormoran’ 1940-1941.
De ‘HSK. Kormoran’.
De ‘HSK. Kormoran’ in het grijs.

 

Tekening als vrachtschip.

 

Tekening als hulpkruiser.

 

Lijnen ‘HSK. Kormoran’.

 

In gevecht met de ‘HMAS. Sydney’ zonk ze in 1941.
De ‘HMAS. Sydney’ ging in die strijd ook ten onder.

De ‘HMAS. Sydney’.

 

Tekening ‘HMAS. Sydney’.

 

De ‘HMAS Sydney’ in Sydney 1941.

 

Nog een tekening van de ‘HMAS Sydney’.

 

Tekening ‘HMAS. Sydney’.

 

De ‘HMAS. Sydney’ ging ten onder met verlies van al haar bemanningsleden.

De ‘Straat Malakka’ was een schip dat in de Oost voer voor de KPM.
Ze stond als ‘Borneo’ op de helling in Krimpen a/d IJssel, maar gleed als ‘Straat Malakka’ daarvan af.

De ‘Straat Malakka’ 1939-1967.
Als neutraal schip.
De ‘Straat Malakka’ in oorlogsgrijs.
De ‘Straat Malakka’ in Australische wateren.

 

Ze was indirect de oorzaak van het treffen tussen de ‘HMAS. Sydney’ en de Duitse hulpkruiser ‘HSK. Kormoran’.
Om te ontkomen aan een strijd met de ‘HMAS. Sydney’ gebruikte de ‘HSK. Kormoran’ de naam van de ‘Straat Malakka’.
De ‘HSK. Kormoran’ hees de Nederlandse vlag en seinvlaggen met de tekst PKQI van het Nederlandse koopvaardijschip.
De ‘HMAS. Sydney’ naderde behoedzaam en vroeg daarna om de geheime code van het zgn. Nederlandse schip.
De ‘HSK. Kormoran’ viel onverhoeds aan, met als gevolg dat ze beide ten onder gingen.

De ‘Quirinale’ 1963-1985

 

Zelf kwam de ‘Straat Malakka’ de oorlog ongeschonden door, maar kreeg in 1963 bij dichte mist een aanvaring met het Italiaanse schip ‘Quirinale’ en raakte daarbij behoorlijk beschadigd.

De ‘Straat Malakka’ na de oorlog.

 

Ze werd in 1967 verkocht naar Singapore en kreeg de naam ‘Kota Timur’.

Als ‘Kota Timur’ 1967-1973.

 

In 1973 werd ze gesloopt.

Duitse hulpkruisers waren berucht.
Deze schepen voeren langs belangrijke handelsroutes van de vijandige landen van Duitsland, waarvan de voornaamste taak het was een koopvaardijschip te spotten, te naderen en te vernietigen.
Zo werd het aanvoer van de geallieerden ondermijnd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten hulpkruisers van de Kriegsmarine meer vijandelijke schepen tot zinken dan hun eigen oorlogsschepen.

De ‘Goldenfels’ 1938-1939.

 

Het uiterlijk van zo’n hulpkruiser kon men veranderen door laadgerei aan te passen.
Zelfs de kleuren werden zonodig overgeverfd of een extra schoorsteen geplaatst.
Verrassing was hun grootste wapen.
Dat soort schepen veranderden snel van koopvaardijschip tot hulpkruiser.
Menig geallieerd schip werd zo verrast en ging ten onder.

De hulpkruiser ‘HSK. Atlantis’ 1939-1941.
Met nep schoorsteen.

 

Tekening hulpkruiser.

 

Als neutraal vrachtschip.

 

Gecamoufleerd.

 

Onder Griekse vlag.

 

Onder Noorse vlag.

 

Onder Japanse vlag.

 

Onder Nederlandse vlag.

 

Paar masten minder.
De hulpkruiser ‘Atlantis’.

 

Tekening ‘HSK. Atlantis’.

 

De meeste hulpkruisers hadden een vliegtuig aan boord.
Veelal de Arado AR-196, een gewild toestel.
Ook de grote Duitse slagkruisers gebruikten dit vliegtuig.

Lancering van een Arado.
Tekening van een Arado watervliegtuig.

 

De ‘HSK. Atlantis’ werd door de ‘HMS. Devonshire’ in 1941 zwaar beschadigd en zonk de dag erna.

De ‘HMS. Devonshire’ 1929-1954.

 

De ‘Kertosono’ van de RL werd in 1940 aangehouden door de Duitse hulpkruiser ‘HSK. Thor’ in de Atlantische Oceaan.

De ‘Kertosono’ 1922-1946.

 

Door een prijsbemanning opgebracht naar Lorient.
Daar verbouwd tot ondersteuningsschip voor Duitse onderzeeboten.
Kort voor haar voltooiing zwaar beschadigd door een geallieerde luchtaanval in 1943.
In 1944 door de Duitsers als sperschip in de Loire-monding tot zinken gebracht.
Het wrak werd 1946 door de Fransen gelicht en voor sloop verkocht.

De ‘Vera Cruz’ 1938-1939.
De Duitse hulpkruiser ‘HSK. Thor’ ex-‘Vera Cruz’ 1939-1942.
De ‘HSK. Thor’.
In koude wateren.
De ‘HSK. Thor’ in camouflagekleuren.

 

Tekening ‘HSK. Thor’.

 

De ‘Thor’ ging in 1942 verloren door brand in Yokohama.

De ‘Kertosono’ ging in 1922 te water in Vlissingen.
In 1935 werd ze verlengd op de NDSM en in 1936 haar motorvermogen opgevoerd.

Hier varend voor de VNS.
Onder neutrale vlag.
Als prijsschip 1943.
Gestript in 1944.

 

Troepenschip

 

De geallieerden gebruikten schepen van elkaar of werden voor de gelegenheid overgenomen.

Om te kunnen voldoen aan de vraag naar voldoende troepentransportschepen werd er door de Amerikanen beroep gedaan op buitenlandse rederijen omdat er niet voldoende Amerikaanse passagiersschepen omgebouwd konden worden.
Troepenschepen om manschappen naar het front te brengen en daarna ze weer thuis te varen.

De WSA (War Shipping Administration) leenden vijftien Nederlandse schepen die eind 1941 verbouwd werden op Amerikaanse werven.

Het ombouwen van een schip voor het vervoer van troepen bestond uit het verwijderen van overbodige luxe zoals meubilair, ornamenten en versieringen.
Het aan boord brengen van reddingsvlotten, houten kooien en hangmatten zodat de capaciteit van militairen zo groot mogelijk werd.
Verder werd bewapening aan boord geplaatst in de vorm van enkele kanonnen en luchtafweer.
De bruggen, stuurhuizen, kompas- en kaartenkamers werden versterkt met stalen platen en beton.
Tenslotte werden de schepen in marinegrijs, zwart of camouflagekleuren overgeschilderd.

Er ging geen enkel Nederlands troepentransportschip in Amerikaanse dienst tijdens de oorlog verloren.
Dit kwam hoofdzakelijk omdat de Nederlandse schepen ingezet werden in de Stille Oceaan waar, in tegenstelling tot de Atlantische Oceaan, bijna geen onderzeebootgevaar bestond.

De vijftien Nederlandse troepentransportschepen in Amerikaanse dienst waren afkomstig van vijf verschillende rederijen.

Holland Amerika Lijn:
de ‘Noordam’, de ‘Sloterdyk’ en de ‘Sommelsdyk’.

De ‘Noordam’ 1938-1967.
De ‘Noordam’ in oorlogskleed.
In het grijs.
De ‘Oceanien’ ex-‘Noordam’.

 

De ‘Noordam’ werd in 1963 verkocht naar Italië en kreeg de naam ‘Oceanien’.
In 1967 ging ze naar de sloper.

De ‘Sloterdyk’ als neutraal schip net van de werf.
De ‘Sloterdyk’ gedeeltelijk in oorlogstenue.
De ‘Sloterdijk’ in het grijs.
De ‘Sloterdyk’ 1939-1966.

 

De ‘Sloterdyk’ werd in 1966 gesloopt.
Het zusterschip van de ‘Sloterdyk’ was de ‘Sommelsdyk’.

De ‘Sommelsdyk’ 1939-1965.
De ‘Sommelsdyk’ in het grijs.
Nogmaals de ‘Sommelsdyk’.

 

De ‘Sommelsdyk’ werd in 1941 getroffen door een vliegtuigtorpedo en vloog in brand.
Bleef drijven en weer gerepareerd.
Ze werd in 1965 gesloopt.

Java China Japan Lijn:
de ‘Tjisadane’.

De ‘Tjisadane’ 1931-1962.
De ‘Tjisadane’ kan wel wat verf gebruiken.
In het grijs.

 

De ‘Tjisadane’ werd in 1962 gesloopt.

Rotterdamsche Lloyd:
de ‘Brastagi’, de ‘Japara’, de ‘Kota Agoeng’, de ‘Kota Baroe’, de ‘Kota Inten’ en de ‘Weltevreden’.

De ‘Brastagi’ 1937-1947.
De ‘Brastagi’ in het bekende grijs.

 

De ‘Brastagi’ gestrand in 1947 en als verloren verklaard.

De ‘Japara’ 1939-1969.
In oorlogsgrijs.
De ‘Celebes Mariner’ ex-‘Japara’.

 

De ‘Japara’ werd in 1966 verkocht naar Hong Kong en veranderde haar naam in ‘Celebes Mariner’.
Gesloopt in 1969.

De ‘Kota Agoeng’ 1930-1958 in Vancouver.
De ‘Kota Agoeng’ in grijze kleuren.

 

De ‘Kota Agoeng’ werd in 1958 gesloopt.

De ‘Kota Baroe’ 1929-1957.

 

De ‘Kota Baroe’ werd in 1957 gesloopt.

De ‘Kota Inten’ 1927-1957′.
Ook in het grijs.

 

De ‘Kota Inten’ overvoer in 1949 op de Nieuwe Waterweg de Vlaardingse kotter ‘VL.85’.
Ze werd weer opgelapt en veranderde in een motorlogger.

De stoomlogger ‘VL.85’ 1903-1964.

 

De ‘Kota Inten’ werd in 1957 gesloopt.

De ‘Weltevreden’ 1937-1963.
De ‘Weltevreden’ in grijs kleed.
De ‘Weltevreden’ in Vancouver.

 

Het schip met de wat typische naam ‘Weltevreden’ werd in 1963 gesloopt.

Stoomvaart Maatschappij Nederland:
de ‘Poelau Laut’ en de ‘Tabinta’.

De ‘Poela Laut’ 1928-1959.
De ‘Poelau Laut’ ook in het grijs.
De ‘Poela Laut’.

 

De ‘Poelau Laut’ werd in 1959 gesloopt.

De ‘Tabinta’ 1930-1961.
De ‘Tabinta’ in grijstinten.
Grijs.
Nogmaals de ‘Tabinta’.

 

De ‘Tabinta’ ging in 1961 naar de sloper.

Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart:
de ‘Bloemfontein’, de ‘Boschfontein’ en de ‘Klipfontein’.

De Bloemfontein’ 1934-1959.
Herkenbaar aan haar ronde boeg.
Ook in het grijs.
Weer als koopvaardijschip.

 

De ‘Bloemfontein’ voer in 1959 naar de sloper.

De ‘Nieuwkerk’ 1928-1958.

 

De ‘Boschfontein’ gleed als ‘Nieuwkerk’ van de helling.
In 1934 werd ze omgebouwd en kreeg de naam ‘Boschfontein’.

Als neutraal schip na haar verbouwing.
Eveneens in het grijs.
Hier als ‘Boschkerk’ in de vaart.
In de brand.

 

Kreeg in 1956 een andere naam ‘Boschkerk’.
Er brak brand op haar uit terwijl ze afgemeerd lag in 1958 te Rotterdam, raakte zwaar beschadigd en ging in hetzelfde jaar naar de sloper.

Met de ‘Klipfontein’ ging het ook niet voorspoedig.
Ze overleefde de oorlog, maar liep in 1953 aan de Oost-Afrikaanse kust op de rotsen en verging.

De ‘Klipfontein’ 1939-1953.
De ‘Klipfontein’ nog neutraal.
Ook in het oorlogsgrijs.
De ‘Klipfontein’ zinkende.
Ten ondergaan.

 

Alle opvarenden werden gered door de ‘Bloemfontein Castle’.
De ‘Bloemfontein Castle’ kreeg ook de nodige namen.

De ‘Bloemfontein Castle’ 1950-1989.

 

Tekening ‘Bloemfontein Castle’.

 

Tekening ‘Patris’.

 

Tekening ‘Mediterranean Star’.

 

Eind 1945 werden de vijftien Nederlandse schepen door Amerika weer teruggegeven aan hun rederijen.

Ook de Engelsen gebruikten Nederlandse schepen om hun troepen te vervoeren.
Troepentransportschepen in Britse dienst werden ingehuurd door het Ministry of War Transport (MoWT).
De chartercontracten die werden aangegaan, waren voor onbepaalde tijd omdat het ministerie niet kon voorzien hoe lang de oorlog zou gaan duren.
De Engelsen huurden in 1940, 1941 en 1942 in totaal achttien Nederlandse schepen.
Van dat aantal zouden er zeven tijdens de oorlog verloren gaan.

De achttien Nederlandse troepentransportschepen in Britse dienst waren eveneens afkomstig van vijf verschillende rederijen.

Holland Amerika Lijn:
de ‘Nieuw Amsterdam’, de ‘Volendam’, de ‘Pennland’ en de ‘Westernland’.

De ‘Nieuw Amsterdam’ 1938-1974, een majestueus schip.
In neutraliteits kleuren.
Met zwarte schoorstenen in 1941.
In het gebruikelijke oorlogsgrijs.
Grijs staat haar niet!
Op volle snelheid.
Terug in oude kleuren en haar thuishaven.
De snijbrander is gretig.

 

De sloop van dit schip had heel wat voeten in de aarde.
Zonde om zo’n mooi schip met geschiedenis verloren te laten gaan.
Ze ging in 1974 gewoon naar de sloper, nostalgie was niet aan haar besteed.

De ‘Volendam’ 1922-1951.
De ‘Volendam’ met de kleuren in de schoorstenen.
Grijs en grauw.
In de zon viel het grijs nog mee.
De ‘Volendam’ vlak voor haar sloop.

 

De ‘Pennland’ en de ‘Westernland’ waren vreemde eenden in de bijt.
Beide stonden voor de ‘White Star Line’ in 1913 op de helling.
Door de Eerste Wereldoorlog bleven ze daarop liggen.
Als ‘Pittsburg’ gleed de ‘Pennland’ pas in 1922 te water.
Werd in 1934 opgelegd en door de HAL in 1939 weer in de vaart gebracht.
Bleef nog even in de ‘Red Star Line’ kleuren varen.

De ‘Pittsburg’ 1922-1941.
De ‘Pennland’ in Red Star Line kleuren.

 

Tekening ‘Pennland’.

 

De ‘Pennland’ in 1939.
Ondergang ‘Pennland’.

 

 

De ‘Pennland’ werd in 1940 als troepenschip verhuurt.
In 1941 werd ze door vijandelijke vliegtuigen vlak bij Athene zwaar beschadigd.
Later door de ‘HMS. Griffin’ tot zinken gebracht.

De overlevenden van de ‘Pennland’ in de reddingsboten.

 

De overlevenden werden door de ‘HMS. Griffin’ aan boord genomen.

De ‘HMS. Griffin’ 1935-1943.
Hier als de ‘HMCS. Ottawa’ 1943-1946.

 

De ‘Westernland’ gleed als ‘Regina’ in 1918 te water.
Pas in 1929 kreeg ze de naam ‘Westernland’.
Werd ook in 1934 opgelegd en door de HAL in 1939 weer in de vaart gebracht.
Ze ging tot 1943 onder het beheer van de ‘Cunard Line’ varen.
Ze zou tot een reparatieschip omgebouwd worden, dat ging echter niet door.
Werd opgelegd.
De ‘Westernland’ werd in 1946 opgekocht om er een walvisvaarder van te maken.
Ze kwam in 1947 bij de sloper terecht.

Als ‘Regina’ 1918-1947.
Nogmaals als de ‘Regina’.
De ‘Westernland’ in 1939.
Als ‘Westernland’ in Kaapstad 1940.

 

De accomodatie aan boord van de ‘Westernland’ voor de troepen was niet fameus.
In Kaapstad liepen de meevarende troepen van boord.
Ze kwamen in kampen terecht.

Al bijna gesloopt.

 

Koninklijke Nederlandse Stoomvaart Maatschappij:
de ‘Costa Rica’.

De ‘Prinses Juliana’ in de sluis van IJmuiden.
De ‘Prinses Juliana’ 1910-1930.
Als troepenschip voor de Engelsen’ 1918-1919.
Nogmaals de ‘Prinses Juliana’.

 

In 1910 gleed de ‘Prinses Juliana’ te water.
Ze werd in 1918 in beslag genomen door de Engelsen om troepen te vervoeren.
Het schip kwam in 1919 weer onder de vlag van de SMN te varen.

De ‘Costa Rica’ 1930-1941.
De ‘Costa Rica’ als zgn. neutraal schip.
De ‘Costa Rica’ in normale vaart.
De ‘HMS. Hereward’ neemt de opvarenden van de ‘Costa Rica’ over.

 

De ‘HMS. Hereward’ had wat met Nederland.
In 1940 bracht dit schip Koningin Wilhelmina en enkele ministers naar Engeland.
Ze raakte in 1941 zwaarbeschadigd door vliegtuigbommen en zonk.

De ‘HMS Hereward’ 1936-1941.

 

In 1930 werd ze door de KNSM overgenomen en doopte haar naam om in ‘Costa Rica’.
Bij de overtocht van Kalamata naar Kreta in 1941 werd ze door Duitse vliegtuigen aangevallen.
Ze raakte zwaarbeschadigd en zonk.

Koninklijke Pakketvaart Maatschappij:
de ‘Boissevain’, de ‘Nieuw Holland’, de ‘Nieuw Zeeland’, de ‘Ruys’ en de ‘Tegelberg’.

De ‘Boissevain’ na haar stapelloop 1937-1968.
Als troepenschip.
Onduidelijke foto van de ‘Boissevain’ als troepenschip.
Ook al grijs.
Andere kleuren.

 

De ‘Boissevain’ ging in 1968 naar Kaohsiung om gesloopt te worden.

De ‘Nieuw Holland’ 1928-1959.
Als troepenschip.
Grijs.
De ‘Nieuw Holland’ in 1946.
In KJCPL kleuren.

 

In 1959 werd ze gesloopt in Hong Kong.

De ‘Nieuw Zeeland’ 1928-1942.
Aan de afbouwkade.
De ‘Nieuw Zeeland’ in 1928.
Ondergang van de ‘Nieuw Zeeland’.

 

Tekening ‘U-380’ 1941-1944.

 

De ‘Nieuw Zeeland’ werd opgeleverd in 1928.
Als troepenschip werd ze bij Kreta door de ‘U-380’ getorpedeerd.
Een deel van de opvarenden werden door de ‘Hr.Ms. Isaac Sweers’ aan boord genomen.

De ‘Hr.Ms. Isaac Sweers’ 1941-1942.

 

Tekening ‘U-431’ 1941-1944.

 

De ‘Hr.Ms. Isaac Sweers’ was in 1940 nog niet afgebouwd en werd door de ‘Zwarte Zee’ naar Engeland versleept.
Daar werd ze afgebouwd en in 1941 kwam ze in dienst.
Ze ging verloren bij Algiers door torpedo’s van de ‘U-431’ in 1942.

De ‘Zwarte Zee’ 1933-1966.

 

Ondanks dat ze van verschillende Nederlandse werven kwamen, was hun bestaan bijna gelijk tussen de ‘Ruys’ en de ‘Tegelberg’.
Ze liepen beide in 1938 van de helling en gingen in 1968 naar een sloper in het Verre Oosten.
Daartussen door voeren ze als troepenschip en vrachtvaarder voor hun maatschappij.

De ‘Ruys’ 1938-1968 in maatschappij kleuren.
Als troepenschip.
De ‘Ruys’ in 1948.

 

De ‘Ruys’ ging in Vlissingen te water en de ‘Tegelberg’ in Amsterdam.

De ‘Tegelberg’ 1938-1968.
Troepenschip.
De ‘Tegelberg’ in Nieuw-Zeeland.
Als neutraal schip.

 

Rotterdamsche Lloyd:
de ‘Dempo’, de ‘Indrapoera’, de ‘Sibajak’ en de ‘Slamat’.

De ‘Dempo’ 1931-1944.
Onder neutrale vlag.
Grijs geschilderd.
De ‘Dempo’ in Liverpool’ 1941.
De ‘Dempo’.

 

De ‘Dempo’ werd ook in Vlissingen gebouwd.
Ze ging in 1944 in de Middellandse Zee verloren door torpedo’s uit de ‘U-371’.
Voer in balast en haar bemanning werd gered.

 

Tekening ‘U-371’ 1941-1944.

 

De ‘Indrapoera’ werd in 1925 eveneens in Vlissingen gebouwd.
Kreeg in 1933 brand aan boord, werd weer gerepareerd.
In 1948 werd ze nogmaals aangepast, om in 1956 verkocht te worden naar Italië.
Ze kreeg de namen ‘Asuncion’ in 1956, ‘Bianca C’ in 1957 en ‘Melanesien’ in 1958.
Ze werd in 1963 in Italië gesloopt

De ‘Indrapoera’ 1925-1963.
De ‘Indrapoera’ met vlag.
De ‘Indrapoera’ verlengd in 1949.
Vlak na de WWII terug in Rotterdam.
Als ‘Bianca C’ 1957.
Als ‘Melanesien’ in 1958.

 

De ‘Sibajak’ werd ook in 1928 te Vlissingen gebouwd, daar werden meer schepen voor de Rotterdamsche Lloyd op stapel gezet.

Na haar tewaterlaing in 1928.
De ‘Sibajak’ 1928-1959.

 

De ‘Sibajak’ werd in 1951/1952 nogmaals grondig verbouwd.
.

Van boven af.
Fraaie opname van de ‘Sibajak’.
Samen aan de kant, de ‘Sibajak’ voor en erachter de ‘Slamat’.
Klaar voor de sloop in 1959.

 

Ook de ‘Slamat’ kwam van de Vlissingse werf ‘de Schelde’, dat was in 1924.
In 1931 werd ze verbouwd.
.

De ‘Slamat’ 1924-1941.
Aan de afbouwkade in Vlissingen 1924.
Boven aanzicht.
Na verbouwing in 1931.
De ‘Slamat’ met nieuwe boeg.

 

De ondergang van de ‘Slamat’ was een ramp.
Op haar reis van Kreta naar Alexandrië werd ze door Junker duikbommenwerpers en Messerschmitt’s Bf 109 gevechtsvliegtuigen aangevallen.
Hierbij vielen veel slachtoffers te betreuren.
De ‘Slamat’ raakte zwaar beschadigd en werd door een torpedo van ‘HMS. Wryneck’ tot zinken gebracht.

In het beruchte grijs.
De ‘HMS. Wryneck’ 1918-1941.
De ‘HMS. Diamond’ 1932-1941.

 

De torpedobootjagers ‘HMS. Wryneck’ en ‘HMS. Diamond’ snelden te hulp en namen een deel van de opvarenden over.
Even later vielen zij ook ten prooi aan de Stuka’s en Messerschmitt’s.
Ze gingen beide ten onder.

Een ‘Junker JU-87’.

 

Tekening Junker JU-87 ‘Stuka’.

 

Een ‘Messerschmitt Bf 109’.

 

Tekening Messerschmitt Bf-109.

 

Een Junker JU-88.

 

Tekening Junker JU-88.

 

Tijdens het evacuëren van geallieerde troepen in 1941 uit Griekenland, verloor de Nederlandse vloot in een paar dagen tijd drie grote schepen in de Egeïsche Zee.
De ‘Slamat’, de ‘Costa Rica’ en de ‘Pennland’.
Bij de ‘Slamat’ kwamen meer dan 925 mannen om.

Schilderij van de strijd van de ‘Slamat’ door R. Blackwell.

 

Stoomvaart Maatschappij Nederland:
de ‘Christiaan Huijgens’, de ‘Johan de Witt’, de ‘Johan van Oldenbarnevelt’ en de ‘Marnix van St. Aldegonde’.

De ‘Christiaan Huygens’ 1928-1945.

 

De ‘Christiaan Huygens’ ging bij de werf NDSM te water, de huiswerf van de SMN.
Het schip had lange masten.

Beschilderd met naam.
Ook in het grijs.
De ‘Christiaan Huygens’ in 1945 gebroken op de Schelde.

 

De ‘Christiaan Huygens’ liep vlak bij Westkapelle op een mijn, raakte beschadigd en werd aan de grond gezet.
Bij een bergingspoging brak ze in tweeën en werd ze opgegeven.

De ‘Johan de Witt’ was al een oudje toen ze als troepenschip ging fungeren.
De oorlogsjaren eisten hun tol, door gebrekkig onderhoud ten gevolge van het alsmaar door varen in de zware oorlogsdienst was ze letterlijk opgevaren en onrendabel om haar nog een keer te verbouwen.

De ‘Johan de Witt’ 1920-1958.
Van boven af.
In het bekende grijs.
De ‘Johan de Witt’ na de oorlog, schoorstenen hebben weer kleur.

 

Ze werd in 1948 verkocht naar Panama en er vond een grote verbouwing aan haar plaats.
Ze kreeg de naam ‘Neptunia’, een schoorsteen en een mast minder.

Als ‘Neptunia’ in het zwart.
Als ‘Neptunia’ in het wit.

 

Op reis naar Bremen is ze in 1957 bij het binnenlopen van Cobh op een rots gelopen.
Om zinken te voorkomen werd ze op een modderbank gezet.
Na provisorisch te zijn gedicht, weer vlotgebracht.
In 1958 voor sloop verkocht en door de ‘Gele Zee’ naar de sloper in Rotterdam versleept.

De ‘Gele Zee’ van Smit Internationale.
In de monding van de Nieuwe Waterweg liep ze nog even vast.

 

De ‘Johan van Oldenbarnevelt’ was ook een schip dat tot de verbeelding sprak.

De ‘Johan van Oldenbarnevelt’ 1930-1963.
Met de naam op de romp in 1939.
Voor de kant.
Als troepenschip.
De ‘Johan van Oldenbarnevelt’ na haar verbouwing in 1959.

 

In 1963 werd de ‘Johan van Oldenbarnevelt’ verkocht naar Griekenland en kreeg de naam ‘Lakonia’.

Als ‘Lakonia’.

 

Bij Madiera in 1963 brak er brand uit op de’Lakonia’.
Het schip werd verlaten, ze had 643 passagiers en 385 bemanningsleden aan boord.
De drenkelingen werden door toegesnelde schepen opgepikt.
Bij deze ramp waren 128 levens te betreuren.

De ‘Lakonia’ in de brand.
Verwoestend en vernietigend.

 

De schepen ‘Salta’ en ‘Montcalm’ kwamen als eersten aan bij het rampschip.

De ‘Salta’.
De ‘Montcalm’.

 

De Noorse sleepboot ‘Herkules’ maakte een verbinding met het schip, maar de ‘Lakonia’ kapseisde en verdween in de golven.

De ‘Lakonia’ en de Noorse sleper ‘Herkules’.

 

De ‘Marnix van St. Aldegonde’ was de laatste van de lijst met schepen die als Nederlands troepenschip voor de geallieerden diende.

De ‘Marnix van Sint Aldegonde’ en de ‘Johan van Oldenbarnevelt’ naast elkaar.
De ‘Marnix van Sint Aldegonde’ 1930-1943.
Met naam en vlag in 1939.
De ‘Marnix van St. Aldegonde’ in 1940.
De ‘Marnix van Sint Aldegonde’ als troepenschip.

 

De ‘Marnix van Sint Aldegonde’ werd in 1943 in de Middellandse Zee aangevallen door torpedovliegtuigen.
Een dag later zonk ze, alle opvarenden werden gered.
Als troepenschip had ze zo’n 24.629 man vervoerd.

De Belgische ‘Thysville’ werd ook een troepenschip.
Ze gleed in 1922 op de Cockerill werf in Hoboken te water en ging toentertijd voor de CBM du Congo varen.
In 1947 werd ze door de Britse Marine overgenomen om troepen te gaan vervoeren.

De ‘Thysville’ 1922-1947.
De ‘Empire Test’ 1947-1953 verlaat Liverpool.
Als ‘Empire Test’ in Malta 1951.

 

Ze bleef voor de Britten tot 1953 varen om daarna gesloopt te worden.

De ‘Léopoldville’ werd ook als troepenschip gebruikt.
Dit schip voer eveneens voor de CBM du Congo.

De ‘Léopoldville’ 1929-1944.
De ‘Léopoldville’ in Antwerpen.
De ‘Léopoldville’ in de Congo.

 

Zij liep in 1929 ook van de helling te Hoboken en werd in 1937 grondig verbouwd.

De ‘Léopoldville’ na haar verbouwing in 1937.

 

Ze was onderweg naar België toen de oorlog uitbrak en week uit naar een veilige haven.
Eind 1940 werd ze in Liverpool omgebouwd tot troepenschip.
Het schip was niet zo geschikt voor de ruwe Noord-Atlantische oceaan en werd daardoor ingezet op zuidelijke routes.

Tekening ‘Léopoldville’ volgens Kuifje.

 

Tussen juli 1944 en december 1944 maakte ze 24 oversteken naar Cherbourg.

Kaart.

 

In de vroege ochtend van 24 december 1944 vertrok het konvooi vanuit Southampton richting Cherbourg.
Bestaande uit de torpedobootjagers ‘HMS. Brilliant’, ‘HMS. Anthony’, het fregat ‘HMS. Hotham’ en het Vrije Franse fregat ‘Croix de Lorraine’ als begeleiders van de troepenschepen ‘HMS. Léopoldville’ en de ‘HMS. Cheshire’.

De ‘HMS. Brilliant’ 1931-1948.
De ‘HMS. Anthony’ 1929-1948.
Het fregat ‘HMS. Hotham’ 1943-1956.

 

De ‘HMS. Glenarm’ werd in 1943 opgeleverd.
In 1944 kreeg ze de naam ‘HMS. Strule’ om in de dat zelfde jaar in Franse handen over te gaan als ‘Croix de Lorraine’.

De ‘HMS. Glenarm’ 1943-1944.
De Franse ‘Croix de Lorraine’ 1944-1961.

 

De ‘Cheshire’ uit 1927 werd in 1939 omgebouwd tot hulpkruiser ‘AMC. Cheshire’.
Ze werd door de ‘U-137’ in 1940 getorpedeerd, maar bleef drijven.

De ‘Cheshire’ 1927-1957.

 

Tekening ‘U-137’ 1940-1945.

 

In 1942 werd ze nogmaals geraakt door torpedo’s, nu vanuit de ‘U-214’.
Ook deze keer bleef ze drijven.

De ‘AMC. Cheshire’.

 

Tekening ‘U-214’ 1941-1944.

 

Bij de torpedering van de ‘AMC. Cheshire’ in 1942 was ook een Nederlands schip, de ‘Balingkar’, betrokken.
Ook zij werd door de ‘U-214’ getroffen, maar zonk

De ‘Werdenfels’ 1922-1940.

 

De Duitse ‘Werdenfels’ werd in 1940 geconfisqueerd door de Nederlandse Staat en toegewezen aan de SMN en kreeg de naam ‘Balingkar’.
Dat gebeurde terwijl ze in Sabang lag.

Als ‘Balingkar’ 1940-1942.
De ‘Balingkar’ in het grijs.

 

De ‘AMC. Cheshire’ werd aan de grond gezet om later naar Liverpool versleept te worden.
Daar werd ze in 1943 omgebouwd tot troepenschip.

Het troepenschip ‘HMS. Cheshire’.

 

Op Kerstavond, vijf mijl buiten de Franse haven, werd de ‘HMS. Léopoldville’ getorpedeerd door de ‘U-482’ en ging ten onder.
Zo’n 800 soldaten en bemanningsleden kwamen hierbij om.
De rest van de opvarenden werden gered door de begeleidende schepen.

Tekening ‘U-486’ 1944-1945.

 

Ook de Belgische koopvaardij heeft in de Tweede Wereldoorlog haar offers gebracht.
Er bleven 78 schepen op zee en 855 zeelieden lieten hun leven.

 

Hospitaalschip

 

Een hospitaalschip was veelal een voormalige passagiersschip, die oorlogsgewonden en herstellenden naar de thuishavens vervoerden.
Dit soort schepen konden vaak met hoge snelheid varen.
Het was in zekere vorm ook een troepentransportschip, echter voor gewonde militairen, matrozen en piloten.
Hoewel er ook burgervluchtelingen aan boord waren, die het oorlogsgeweld probeerden te ontvluchtten.
Deze hospitaalschepen mochten in geen geval aangevallen worden, volgens de Conventie van Genève.
Deze schepen waren neutrale vaartuigen.

De ‘Britannic’ 1914-1916.

 

Helaas, hield men daar ging rekening mee met de bedenkelijke smoes: ze vervoeren er ook oorlogsmaterieel mee!

De zes Nederlandse hospitaalschepenschepen waren afkomstig van drie verschillende rederijen.

Stoomvaart Maatschappij Nederland:
de ‘Oranje’.

Ze werd het bekenste Nederlandse hospitaalschip.
De Australiërs namen, in overleg, dit schip over en verbouwden haar in 1941 om tot hospitaalschip.
Ze bleef echter haar Nederlandse bemanning behouden.
De snelheid van 22 knopen maakte haar geschikt voor dat doel.

De ‘Oranje’ 1938-1979.
Als hositaalschip voor de Australiërs.
Overal waren rode kruisen geplaatst.

 

De kruisen tonen duidelijk haar ‘dikke buik’.
Het doel daarvan was om het schip meer stabiliteit te geven.
Door de eeuwen heen bleef men bezig met expirementen om het ideale schip te construeren.

De ‘Oranje’ vlak na de oorlog.
De ‘Oranje’ na verbouwing’.

 

In 1964 werd de ‘Oranje’ naar Italië verkocht.
Ze kreeg de naam ‘Angelina Lauro’.
.

Als ‘Angelina Lauro’.
Brand is funest voor een schip.

 

Java China Paketvaart Lijn:
de ‘Tjitjalengka’.

De ‘Tjitjalengka’ 1939-1968.
Al in het grijs geschilderd.
Als hospitaalschip.
Drie op een rij.
Weer in normale kleuren.

 

De ‘Tjitjalengka’ strandde in 1959 door een typhoon bij Japan.
Ze werd uitgebaggerd en voer weer verder.

Koninklijke Paketvaart Maatschappij:
de ‘Mr. Maetsuyker’, de ‘Ophir’, de ‘Melchior Treub’ en de ‘Tasman’.

De ‘Maetsuycker’ 1937-1974.
Aan grijs geen gebrek.
Als hosptaalschip.

 

De ‘Maetsuycker’ werd in 1942 een hospitaalschip.
In 1960 werd ze naar Panama verkocht als de ‘Tong Han’.
Daarna nog meer namen, zoals in 1964 de ‘Gavina’.
De ‘Paceco’in 1965, de ‘Gamsolo’in 1970 en de ‘Hysan’ in 1974.
Ze werd in 1974 gesloopt.

Hier als ‘Gavina’.
Als de ‘Gamsolo’.
Als de ‘Hysan’.

 

De ‘Ophir’ werd in 1942 een hospitaalschip.

De ‘Ophir’ 1929-1959.
Als hospitaalschip.
Nogmaals de ‘Ophir’.
Nog een keer.

 

Ze werd in 1959 naar de sloper gevaren.

De ‘Melchior Treub’ had al heel wat mijlen afgelegd voor ze als hospitaalschip omgebouwd werd.
Ze was van 1913!

De ‘Melchior Treub’ 1913-1948.
Nog een keer de ‘Melchior Treub’.
Hier in het zwart.

 

Haar einde kwam in 1948 bij een sloper.

De ‘Tasman’ kwam in 1922 in de vaart en als hospitaalschip in 1943.
Ze werd in 1958 gesloopt.

De ‘Tasman’ 1922-1958.
Als hospitaalschip.
Nogmaals.
Dampend.
In de kleuren van de KJCPL.

 

Misbruik

 

De ‘Op Ten Noort’ ging in 1927 te water bij de NDSM en voer voor de KPM in de Oost.
Ze werd in 1941 door de Koninklijke Marine gevorderd en omgebouwd tot hospitaalschip.
Op 21 februari 1942 vertrok ze voor haar eerste reis om haar taak te vervullen.
Ze was amper een paar uur buiten de haven of de ‘Op Ten Noort’ werd door Japanse vliegtuigen aangevallen.
Vier opvarenden werden gedood en een aantal zwaargewond.

De ‘Op Ten Noort’ 1927-1945.
Van voren gezien.

 

Tekening ‘Op Ten Noort’.

 

Lijnen ‘Op Ten Noort’.

 

Na reparaties werd ze, ondanks internationale afspraken ten aanzien van hospitaalschepen op 28 februari 1942 door de Japanse torpedobootjager ‘Amatsukaze’ in beslag genomen.

De ‘Amatsukaze’ 1940-1945.

 

Tekening ‘Amatsukaze’.

 

De Japanners dwongen de Nederlandse bemanning om krijgsgevangenen van hun bondgenoten te vervoeren naar Japanse kampen.
De krijgsgevangenen werden onder zeer erbarmelijke omstandigheden vastgehouden en kregen slechts een kopje rijst per dag te eten.
De ‘Op Ten Noort’ werd, wat men noemde, een Japans helleschip!
Op 20 december 1942 werd ze omgedoopt tot de ‘Tenno Maru’.
De Nederlandse bemanning werd van het schip gehaald en als krijgsgevangenen naar kampen gestuurd.

Wat wazige foto’s van de in beslag genomen ‘Op Ten Noort’.

Als ‘Tenno Maru’ 1942-1944.
Met tweede schoorsteen als ‘Hikawa Maru no.2’ 1944-1945.

 

Om de oorlogsmisdaden te verdoezelen tegen het schip en haar medische bemanning, werd ze op 17 augustus 1945 tot zinken gebracht.
Het schip veranderde eerst in oktober 1944 nog van uiterlijk.
Er werd een tweede dummy-schoorsteen toegevoegd.
Ze werd omgedoopt tot de ‘Hikawa Maru No.2’.
Ze heeft zowel als hospitaalschip, als vrachtvaarder van oorlogsmateriaal gediend.

In betere dagen.

 

Lazarettschiff

 

De ‘Baloeran’ lag in 1940 opgelegd in Rotterdam ivm. de oorlogsdreiging.
Ze voer voor de Rotterdamsche Lloyd en kon niet op tijd wegkomen.
De bezetter namen haar in beslag en bouwden haar in 1941 om tot hospitaalschip en gaven haar de naam ‘Strassburg’.

De ‘Baloeran’ 1930-1943.
Van boven.
De ‘Strassburg’ ex-‘Baloeran’.
De ‘Strassburg’.
De ‘Strassburg’ in camouflagekleuren’.

 

Op weg naar Hamburg liep ze in 1943 bij Wijk aan Zee op een mijn.
Ze werd aan de grond gezet.
Engelse vliegtuigen en motortorpedoboten vernietigden haar verder.

De ‘Strassburg’ onder vuur door Engelse vliegtuigen.
De ‘Strassburg’ gezonken.

 

Tekening ‘Baloeran’.

 

Verwarrend

 

Je vindt tekeningen en zoekt de daarbij behorende foto’s van die schepen waar je meer van wilt weten.
De datum van de tewaterlating is meestal wel te achterhalen, maar het einde van zo’n schip?

De ‘Henri Jaspar’ 1929-1960?

 

De Belgische ‘Henri Jaspar’ ging in 1929 te water.
Ze werd op de RDM werf gebouwd.
Je vindt tevens dat ze in 1960 gesloopt werd.
Ze zelfs onder de namen ‘Trade Winds’ 1953 en ‘Transcarib’ 1956 heeft gevaren.
In een ander verhaal ontdek je echter dat ze al in 1941 gezonken zou zijn?
Heel verwarrend.

De ‘Henri Jaspar’ tijdens haar proefvaart in 1929.

 

Tekening ‘Henri Jaspar’.

 

Tekening ‘Henri Jaspar’ in dienst van de CMB.

 

Bij het ene schip is de datum van terwaterlating bekend, bij het andere slechts het einde.
De ‘Empire Florizel’ ging in 1943 in de Middellandse Zee door een bombardement ten onder.
Maar wanneer ging ze te water, was dat in 1909 of in 1943?
Ze kwam wel van de werf Lithglow, Glasgow.
Werd er gewoon een foto bij de scheepsnaam geplakt of zijn de gegevens niet juist!
Voer er nog een ‘Empire Florizel’ rond?

De ‘Empire Florizel’ ?-1943.

 

Een tekening van het Italiaanse schip ‘Ramb’ gaf ook de nodige verwarring.

Tekening ‘Ramb’.

 

Ze heette net iets anders en wel ‘Ramb I’.
Samen met de ‘Ramb II’, ‘Ramb III’ en de ‘Ramb IV’ waren het zusterschepen.
Ze konden tot hulpkruisers omgebouwd worden.
De letters RAMB stonden voor een Italiaanse Rederij ‘Regia Azienda Monopolio Banane’ en het waren snelle bananenjagers.
In het bezette Ethiopië hadden de Italianen veel bananenplantages.

Nadat de oorlog was uitgebroken, weken de ‘Ramb I’ en de ‘Ramb II’ uit naar Japan.
De ‘Ramb I’ werd door de ‘HMNZS Leander’ in 1941 tot zinken gebracht.

De ‘Ramb I’ aangehouden.
De ‘Ramb 1’ beschoten door de ‘HMNZS. Leander’.
De ‘Ramb I’ ten onder.
De ‘HMNZS Leander’ 1931-1950.

 

Tekening ‘Ramb I’ 1937-1941.

 

Tekening ‘HMNZS Leander’.

 

De ‘Ramb II’ bereikte als hulpkruiser Japan.

De ‘Ramb II’ 1937-1945.

 

Tekening ‘Ramb II’.

 

Tekening ‘Ramb II’ als hulpkruiser.

 

Ze werd in dienst genomen door de Japanners en omgedoopt tot ‘Calitea II’.

Tekening ‘Galitea II’.

 

Om te verkomen dat de Japanners beslag op haar legden als prijsschip, lieten de Italianen haar in 1943 zinken.
Ze werd in hetzelfde jaar geborgen en kreeg de naam ‘NIJ Ikutagawa Maru’.

Tekening ‘NIJ Ikutagawa Maru’.

 

Ze werd door een geallieerde luchtaanval getroffen en zonk in 1945.

De ‘Ramb III’ werd ook tot hulpkruiser omgebouwd.

De ‘Ramb III’ 1938-1944.

 

Toen Italië de oorlog verklaarde, lag de ‘Ramb III’ in haar thuiswateren.
In 1943 werd ze door de Duitsers in beslag genomen en omgebouwd tot mijnenlegger en kreeg de naam ‘Kiebitz’.

De ‘Kiebitz’ getroffen.

 

 

 

Helaas, ze liep tegen een eigen gelegde mijn op.
Ze voer beschadigd naar Rijeka waar ze in 1944 door een geallieerde luchtaanval tot zinken werd gebracht.

 

 

 

 

Tekening ‘Kiebitz’.

 

Het verhaal van de ‘Ramb III’ kwam hierdoor niet tot een einde.
In 1948 werd ze geborgen.
Om in 1952 tot opleidingsschip ‘Galep’ omgebouwd te worden.
Maarschalk Tito van Joegoslavië nam bezit van het schip en bouwde het om tot een jacht.

Als jacht 1952-1980.

 

Ze zonk door slecht onderhoud in 2008.
Werd weer gelicht en verkocht in 2009 aan Rijeka.
Men doet nu pogingen om haar tot museumschip om te bouwen.

De ‘Galeb’ in 2013.
Als toekomstig museumschip.

 

In 2021 zou het klaar moeten zijn!

De ‘Ramb IV’ werd omgebouwd tot een hospitaalschip in Massawa voor de Italiaanse Marine.

De ‘Ramb IV’ 1937-1942
De ‘Ramb IV’ als hospitaalschip.

 

Toen de haven in april 1941 viel, namen de Engelsen de ‘Ramb IV’ in beslag.
Ze werd gebombardeerd door Duitse vliegtuigen en zonk in 1942 voor de kust van Alexandrië.

In brand.

 

Tekening ‘Ramb IV’.

 

Degelijk

 

De ‘Willem Ruys’ ook zo’n prachtig schip van een Nederlandse werf.
Ze werd in 1939 op stapel gezet, pas in 1946 gleed ze te water.
Door veel tegenwerkingen bleef ze de hele oorlog op de helling liggen.
Ze verging jaren later door brand.

De ‘Willem Ruys’ 1946-1994.
Vlak voor haar tewaterlating in 1946.
Afwerken in Vlissingen.
Aan de afbouwkade.
Na verbouwing in 1959.
Mooie luchtopname.
In Southampton.

 

De ‘Willem Ruys’ werd in 1965 verkocht naar Italië.
Ze kreeg de naam ‘Achille Lauro’.
In 1985 werd ze gegijzeld waarbij één persoom bij omkwam.
Ze verging in 1994 door brand in de buurt van Somalië.

Als ‘Achille Lauro’ ex-‘Willem Ruys’.
De ‘Achille Lauro’ in haar fatale brand.

 

De ‘Willem Ruys’ kreeg in 1953 een aanvaring met de ‘Oranje’ in de Rode Zee.
Ze raakten licht beschadigd en konden doorvaren.

Schade na de aanvaring bij de ‘Oranje’.
Na de aanvaring met de ‘Oranje’.

 

Nawoord

 

Een lang verhaal met vele scheepsnamen.
Mogelijk heeft er ooit eens één aan een tros van een Wijsmuller sleepboot gehangen?
Als schip met averij dat geborgen moest worden, als ze voorzichtig de sluizen in gebracht moest worden of als sloper op weg naar haar eindbestemming.

Opgelegd en wachtend op de snijbrander.

 

Als ‘Lorrin A. Thurston’ stond de ‘San Gabriel’ op de helling, als ‘Samcalia’ ging ze te water in 1943.
In 1947 verkocht, maar bleef onder Engelse vlag varen en herdoopt in ‘Pacific Liberty’.
Wederom verkocht, nu naar Liberia in 1963 om als ‘Bayhorse’ rond te varen.
In 1970 verkocht naar Panama en werd ze de ‘San Gabriel’.

De ‘Pacific Liberty’ 1947-1954.
Hier in Vancouver.
De ‘Bayhorse’ 1963-1970.

 

In 1971 werd ze gesloopt te Split.

In de tijd dat ik naar zee ging, in 1966, werden al veel van deze schepen afgedankt.
Ze waren opgevaren, versleten, onrendabel en achterhaald door modernere schepen.
Er is een enorm aanbod van foto’s van dat soort vaartuigen uit de jaren 1930-1970 op het internet.
Gewoon teveel om er een compleet verhaal van te maken.

Soms vraag ik me af of schepen pijn voelen als hun dagen ten einde zijn.
Als ze op hun rustplek, ergens achteraf verlaten, nog steeds wiegen en stampen uit de tijd dat ze nog in de vaart waren, hun oude geschiedenis herbeleefden?
Schepen met een ziel te tonen, mooi door hun lelijk uiterlijk die alleen maar doelmatig was.
Nuttige werkschepen.
Ze waren voor veel zeelui hun thuis, besloten in hun vertrouwde verblijven, deskundig in hun werk met de wijde zee om hen heen.

De zee, zij zingt haar eeuwig lied
De zeeman luistert…….en geniet.

 

‘Navigare Nessese Est’

 

PS.

Een verhaal kan niet zonder foto’s.
Veel foto’s zijn te vinden op het internet.
Sommige komen uit persoonlijke of nationale archieven.
Soms staat er een naam zo op waarvan ik vind dat die de foto ontsiert.
Het gaat om het schip.

Een verhaal geschreven met affectie voor dat soort schepen met hun eigen geschiedenis.
In een zee van herinnerde gebeurtenissen.

Losstaand van de belevenissen over mijn tijd bij Wijsmuller.
Heb naar foto’s gezocht, gevonden en gebruikt.
De eigenaren van al die foto’s ben ik zeer erkentelijk, ondanks dat hun namen niet altijd zijn vermeld.

Zoals de titel aangeeft, gaat het over schepen.
Hun bemanning, die staan helaas nergens vermeld.

 

Comments

  1. Hoekstra says

    Ik heb met de ‘Jacob’ 2 liberty’s versleept naar Spanje. Ik was toen 2e wtk met Bunders. Als 1e ik heb 16jaar bij Wijsmuller gewerkt in dezelfde tijd dat jij daar werkte. Ik heb diverse rampen meegemaakt76.

Geef een reactie