De jaren 1972 t/m 1976

 

…In deze jaren was ik in de havendienst werkzaam en ging regelmatig naar Libië.

 

Havenslepers

 

Zat je in de havendienst dan maakte je kans om op één van de havenslepers te komen.
Het ene moment zat je op de ‘Cornelis Willem’ of de ‘Junior’.

‘Cornelis Willem’.
‘Junior’.

 

Een andere keer zat je op de ‘Titan’ (de joppenboot), de ‘Stentor’ of de ‘Nestor’.

‘Titan’.
‘Stentor’.
‘Nestor’.

 

Of je moest op de ‘Cycloop’ aanmonsteren voor een kustreisje.

‘Cycloop’.

 

Al gebeurde zo’n reisje ook wel eens met de ‘Titan’.

‘Titan’.
Sleep.

 

De ‘Stentor’ werd samen met de ‘Nestor’ verkocht naar de Kaaiman Eilanden.
Terwijl de ‘Nestor’ later op Sardinië in een haven verkommerde….

Tot schroot verworden.

 

….verging de ‘Stentor’ op 04-01-1984 in slecht weer bij Progreso, Yucatan, Mexico.
Op dit schip heb ik nooit gevaren.
Heb weleens geholpen om een cilinderkop van de hoofdmotor te verwisselen.

Gezamelijk.
Jeugdfoto van de ‘Stentor’.

 

De ‘Stentor’ samen met de ‘Junior’ in de middensluis van IJmuiden.

 

Aflossen

 

In de havendienst liep je één week op en één week af.
Dat was dus op vrijdag op tijd uit Hengelo, mijn vroegere woonplaats, vertrekken om ‘s middags in IJmuiden met de trein aan te komen.

Station Hengelo(o).
Station IJmuiden.

 

Naar de personeelsafdeling gaan en kijken op welk schip je ingedeeld was.
Eenmaal aan boord: installeren, je kooi opmaken en een borreltje doen met de ‘staf’.
De volgende vrijdagmiddag, na de erwtensoep, yoghurt en witte brood, hopen dat je op tijd werd afgelost om wederom met de trein huiswaarts te keren.

 

Eten

 

Het eten in de havendienst werd verzorgd door ‘de Bruinvis’.
Er waren ook scheepkoks die daar soms werkten.

Café de Bruinvis.

 

De kok reed dan rond met de maaltijden en bracht tegen het middaguur de pannen met het warme eten aan de steiger.
Ook het brood, opsnit en melk voor avond en nacht werd afgeleverd.
Je moest dan wel voor kant liggen.
Soms werd het op de sluis gebracht.

Tweeling.
Wachten tussen de pieren.
Drie op een rij.

 

Lag je tussen de pieren te wachten of was je net met een boot bezig, helaas.
Je eten kwam pas als je weer voor de kant lag.
’s Avonds stonden de pannen weer schoon geschuurd boven bij de oprit om opgehaald te worden.

Voor het eten betaalde je een geringe vergoeding, wat de opmerking opleverde: hoe meer je eet, hoe meer je verdient.
Je betaalde ook voor het kledinggoed (beddengoed, handdoeken, e.d.).
Had je verlof dan werd het, samen met het etensgeld, uitbetaald.
Dat was wat anders dan je ‘maandbrief’.

Op het eten werd altijd gemopperd, dat ontlokte één van die koks de opmerking: ‘als jullie bruin brood willen eten, dan zet je maar een zonnebril op’.

 

Duiventil

 

Het was bij Wijsmuller een komen en gaan van bemanningsleden, een soort duiventil.
Maar er waren er genoeg die gewoon bij het meubilair hoorden.
Kleurrijke mannen met een reputatie waar de wildste verhalen over verteld werden.
Zo iemand was ook J.(Opoe) Meins.

J.(Opoe) Meins op de ‘Simson’ in Marsa el Breaga.

 

Hij was niet de enige, er waren meer legendarische figuren die de rangen bij Wijsmuller bevolkten.
De ‘Tijl Uilenspiegels’ van de maatschappij die streken uithaalden waar nu nog over gesproken en gretig naar geluisterd wordt.

 

Libië

 

De haven van Marsa el Brega.

 

Een verlengstuk van de havendienst was Marsa-el-Brega in Libië.
Daar waren ook havenslepers werkzaam.

Laden in Marsa el Brega.

 

Als je naar Libië werd uitgezonden, kon je in die tijd, op de ‘Assistent’, de ‘Hector’ of de ‘Simson’ terechtkomen.
Van kantoor kreeg je een brief wanneer het weer tijd werd om naar Libië te gaan.

Voorlopige brief om aan te monsteren.

 

De eerste keer dat ik naar Libië ging kwam ik op de ‘Assistent’ terecht, dat was op 15 maart 1972.

Stempels.

 

Een paar keer naar Libië en je paspoort zat vol met stempels.
Zelfs een zakenpas hielp niet.
Die lui plakten en stempelden naar hartenlust.

Actief bij de sluizen.
Nog een oude foto.
Hier nog met mast.
Door mij getekend.

 

Naast de schoorsteen stonden houten kisten gemonteerd, daarin zaten de reserveonderdelen van de machinekamer.
In de havendienst had je die niet nodig.
Daar hadden ze een groot magazijn voor aan de wal.

Ook al verkocht naar Griekenland.

 

Net als in de havendienst in IJmuiden, kregen we walstroom in Brega.
Behalve de ‘Assistent’, die draaide op haar hulpmotor en accu’s.
De verlichting kwam van haar accu’s.
Ze had ook airconditioning aan boord daar moest je regelmatig aan regelen.
Dan bevroor de boel of koelde het niet goed.
Vooral de mannen in hun verblijf achterop hadden daar veel last van dat was soms een ware bakoven.
Er is geen goede foto van de ‘Assistent’ in Brega uitrusting, maar ik heb haar ooit eens getekend.

In de machinekamer stond een Bolnes Tweeslag-V-motor en had 8 cilinders.
Een prachtige machine.

Bolnes V-motor 700.

 

Werkzaamheden

 

Van beurt 3 werd de arm door de ‘Assistent’ heen en weer getrokken.
Dat ging moeizaam en moest je de arm vroegtijdig afremmen, anders stuiterde hij een eind terug op zijn aanmeerbanden van de tanker af.

Beurt 3 met tanker.
Beurt 3 en de L-4.

 

Vaak was het afwachten of de douanemensen, een militaire afdeling, nog wat lieten zakken.
Zij kenden ons probleem, vaak was het ook hun probleem.
In Libië stonden we namelijk ‘droog’, maar soms kenden ze mededogen, barmhartigheid.
We maakten geen onderscheid in soort of merk, als het maar smaakte en prikte.
Na het proeven van Campari keken we toch bedenkelijk naar de fles!

Ze lieten zich liever door ons naar de tankers varen.
Daar hadden ze meer vertrouwen in en zaten ze gezellig in het bruggetje.
Soms ook waren we ambulancedienst en voeren we met de Esso-dokters naar schepen als daar hulp nodig was.
M.a.w. de ‘Assistent’ was geschikt voor alle doeleinden.
Ze heeft zelfs nog eens als smokkelboot gevaren.

Trouwens, een tandarts hadden we zelden nodig.
Dat kon ik zelf ook wel, zolang het een eenvoudige handeling betrof.
Ik mag graag een stukje kaas eten.
Aan boord hadden we Parmezaanse kaas, dat is meestal keihard.
Daar brak ik dus mijn kunsttand op.
Hoe verwijder je dan een scherp randje?
Men pakken een sleutelvijltje en een spiegel en vijlt dat randje glad.
Een matroos die dat aanzag werd er even onpasselijk van.

Beurt 3 van boven gezien.

 

Nog een aantal foto’s van het aanmeren van een tanker op beurt 3.

Arm van beurt 3.
Allemaal slangen voor product of afmetingen.
Zicht op Marsa el Brega en beurt 3.
Voorzichtig naderen van beurt 3.
Beurt 3.
Assistentie van de ‘Cycloop’.
Vlet van de bootslieden.
Beurt 1.
Slang aansluiting.

 

We hadden een eigen steiger in Marsa el Brega, maar die bak zakte steeds verder weg door het schroefgeweld.
Regelmatig moest de kade aangepast worden.
Het steigertje werd opgehoogd of verbouwd.

Materiaal kregen we van de havendienst ter plaatse.
Het was ook in hun voordeel om met droge voeten aan boord te komen.

Olieman I. de Smet.
R. Visman bij de beting van de ‘Simson’.

 

Hier de ‘Assistent’ met op de achtergrond een van de gastankers, die met regelmaat 40.000 m3 LNG laden, hun voortstuwing draaide op het lekgas.
Het waren vier zusterschepen; drie onder Italiaanse vlag en één onder de Spaanse.
Namen: Esso Liguria, Esso Portovenere, Esso Brega en de Laieta.
Wie degene is die ligt te zonnen op het matrozenverblijf weet ik niet.

De kont van de ‘Assistent’ met op de achtergrond een gastanker.
Gastanker ‘Esso Brega’.
Aan de tros van de ‘Assistent’.
Eén van de vier zusterschepen.

 

De ‘Hector’ en ‘Simson’ werden veelal gebruikt om de gastankers aan de kade te brengen en drukken, te slepen met een werkeiland en de andere laadbeurt 5 buitengaats.

Aankomst tanker voor beurt 3.
Trekt zich naar de beurt 3 toe.

 

Vreemde eend in deze bijt was de Belgische zuiger, de ‘Vlaanderen XIV’, die al het wier moest wegzuigen dat alles verstopten, ook de koelers op onze schepen.
De coördinator, W. van Eeghem, kwam vaak bij ons aan boord mee eten als hij zaken met de havenmeester, Owen Maguire, moest regelen.
Vooral wat het betrof over het schoon houden van de haveningang.
Van de zuiger kregen we later de befaamde ‘Spa-flessen’.

De Belgische zuiger ‘Vlaanderen XIV’.

 

De ‘Assistent’ als manusje-van-alles.
Geschikt voor alle doeleinden.

De ‘Assistent’.
ESSO olieraffinaderij vanuit zee gezien.

 

Een Berningpomp en de nieuwe loopbrug naar de ‘Hector’.
Het werkeiland dat regelmatig naar buiten gesleept werd voor reparatie aan de beurten en inspectie van de leidingen en slangen onder water.
De werkplek voor onze duikers.
Zij sliepen aan boord van de ‘Hector’.

‘Simson’ en het nieuwe steigertje.
Plaatselijke ‘werf’.
De bak waar we aanmeerden.
Achterdek van de ‘Simson’ en de L-4.
De ‘Hector’.
W. van Eeghem en R.Visman.
Nogmaals.
Overzicht haventje.
Walaansluiting en voorraadhokjes.

 

Op de bak waren twee hokken waar de grotere onderdelen in opgeslagen lagen.
Tussen die hokjes waren de drooglijnen gespannen voor de was.

Dit was verhaal over Marsa El Brega, een verlengstuk van de havendienst in IJmuiden.

 

Havendienst

 

De schepen in de havendienst van IJmuiden werden tijdelijk bemand door mensen van de lange tros als door mensen die alleen maar in de havendienst zaten.

Wijsmuller steiger.

 

Hierdoor ontstond volgens mij waarom Wijsmuller een fijn bedrijf was.
Je kende elkaar en kwam elkaar zowel op de lange reis, havendienst of Libië tegen.
Eén grote familie dus en dat gold ook met het walpersoneel.

Werkgebied.

 

Het personeelsbeleid was ook soepel, mocht er wat thuis gebeuren dan was er altijd de mogelijkheid om tussentijds afgelost te kunnen worden.
Befaamd op alle schepen was het ‘baby-boek’.
Daarin werd de tijd vermeld wanneer je vrouw zou kunnen bevallen.
Rond die tijd werd je in de havendienst geplaatst en mocht je direct naar huis vertrekken om bij de geboorte aanwezig te zijn.

De ‘Cornelis Willem’ aan de steiger.

 

 

Het kantoor van Wijsmuller had in hun wijsheid besloten dat bootsmannen ook als schippers in de haven moesten kunnen rondvaren.
Zo werd de ‘Cornelis Willem’ aangewezen als lesvaartuig.
A. van Oosten als schipper, R. Zwart als matroos en R. Visman als wtk, vormden de reguliere bemanning.

 

 

 

In onze week van havendienst kregen we Henk Buter als ‘leerling’ aan boord.
Van de kant afgaan was geen probleem, zelfs rondvaren, manoeuvreren bij afgemeerde schepen, het ging voortreffelijk.
Je zag Henk groeien in het bruggetje.
Na verloop van tijd zat zijn proefles erop en meerde hij weer keurig aan aan de steiger.
Opgelucht klauterde hij de trap op en keek nog een keer om.
Hij begon toen te vloeken en te tieren.
Tussen de beting hing een groot bord met een ‘L’ er op geschilderd.
Twee dagen heeft hij niets tegen ons gezegd.

 

Semafoor.

 

Deze fotoserie werd op 10 februari 1974 genomen in de buitenhaven bij de Hoogovens.
De ‘Cornelis Willem’ en ‘Junior’ waren daar heel geschikt voor om dat soort werkzaamheden te doen.

Zicht op de buitenhavens I en II Hoogovens.
Om de beting belegd.
Links ingang verblijven en rechts de deur naar de machinekamer.

 

Verhalen van een Pools schip, de ‘Tczew’, bij de Hoogovens.

‘Tczew’ 1958-1976.
‘Tczew’ en buitenhaven II.
Vastmaken om de ‘Tczew’ te verhalen.
R. Zwart.
Van de kant trekken.
Kruisdraad en achteruit de haven uit.
Tegenroer geven.

 

Zoals met zovele schepen gebeurde, werd de ‘Tczew’ in 1976 verkocht naar Griekenland.
Ze kreeg de naam ‘Efi’ en werd in 1977 in Augusta na gedane zaken aan haar lot overgelaten.
Gedeeltelijk gezonken in 1984.

‘Efi’ ex-‘Tczew’.

 

Er waren meer schepen die in zo’n week op hun ligplaats geholpen moesten worden.

Vastmaken.
Samen met de ‘Cycloop’.
Sleepdraad met spring en slagen om de beting.
Tegen de kant trekken.
Schip tegen de kant duwen.
Met normale boeg.

 

Kustreisjes

 

De volgende serie is van een ‘rig-move’ met de ‘Titan’ en de ‘Cycloop’ van de ‘Trans-Ocean I’ op 11 juli 1974.
Daarbij hielpen ook een Smit-Lloyd bevoorradingsschip en de Noorse marine sleper ‘Herkules’.

De ‘Titan’ en de ‘Trans-Ocean I’.
Een ‘Smit-Lloyd’ boot en de Noorse ‘Hercules’.
De Noorse ‘Herkules’.
De ‘Cycloop’ aan de ‘Trans Ocean I’.

 

Op 16 juli 1974 een kustreisje met de ‘Titan’ van Delfzijl naar Amsterdam met de ‘Mulus I’, een werkbak.
Hier liggen de ‘Titan’ en de ‘Cycloop’ te wachten op beter weer om een zuiger en materiaal van Delfzijl naar Vlaardingen te brengen.

Met de ‘Titan’ slepen van de ‘Mulus I’ werkbak.
De ‘Titan’ en ‘Cycloop’ wachten op beter weer in Delfzijl.
Nog een beeld uit de havendienst.

 

‘CYCLOOP’

 

Bouwjaar: 1957
Werf: Jonker en Stans te Hendrik Ido Ambacht
Bouwnummer: 279
Opdrachtgever: NV. Bureau Wijsmuller
Naam: Friesland
Machine vermogen: 1200 IPK
Machine installatie: 2 x 2 tact enkelwerkende 8 cilinder Bolnes
Brandstof: gasolie
Overbrenging: keerkoppeling
Hulpmotor: Kromhout 6-TSV-117
Stroom: gelijkspanning
Snelheid: 11 mijl
Trekkracht: 18 ton
BRT: 244 ton
Lengte 32 mtr.
Breedte: 8,23 mtr.
Diepgang: 3,56 mtr.
Roepletters: PEEO
Vlag: Nederlandse
IMO nr.: 5121586

Bolnes motor 700.
Logo Bolnes.
Kromhout hulpmotor.

 

Het was een fijn geluid deze hulpmotor te horen snorren.

Een fotoserie van de gedaantewisselingen van deze sleper.

Oude ‘Friesland’.
De ‘Cycloop’ nog als ‘Friesland’.
Met originele achtermast.
Aan de steiger.
Oud en Nieuw bij elkaar.
Hier nog met haar originele achtermast,
Nu met de portaalmast voor het zwaardere werk.
Zo als ik de ‘Cycloop’ kende.

 

Na het uitkomen van de provincie-klasse werd begin december 1963 haar naam veranderd in ‘Cycloop’.
Roepletters: PDML
Ze was op dat moment werkzaam in Libië.

Mooie tegenlicht opname van de ‘Friesland’.

 

In 1970 werd het vermogen opgevoerd tot 2150 IPK door het o.a. plaatsen van Brown Boveri uitlaatgassenturbines op de motoren.

Aan het werk.
Kracht.

 

Ze was van dezelfde klasse als de ‘Titan’, maar door de later aangebrachte portaalachtermast kreeg ze een heel andere uiterlijk.
De ‘Titan’ en de ‘Friesland’ waren eerst alleen te onderscheiden omdat de ‘Titan’ een schuine beting had.
De portaalachtermast werd aangebracht toen de ‘Friesland’ voor het eerst naar Libië ging.
In Marsa el Brega werd ze gebruikt om de olieslangen/leidingen uit het water te halen voor inspectie.
Ook heeft de ‘Cycloop’ geholpen bij het bouwen van aanlegboeien.
De verschansing kon verwijderd worden.
Later is dit werk overgenomen door het werkeiland, de L-4, die naar het werkgebied gesleept werd.
Daar ging het voor anker en werd, na gedane arbeid, weer naar de haven teruggesleept.

Slepen in Marsa el Brega.

 

Ze was van 1965 tot 1970 werkzaam in Libië.

Net als de ‘Utrecht’ was ook de ‘Cycloop’ een werkboot.
Geschikt voor alle diensten.

Brug van de ‘Cycloop’.
Hutje van de ‘ouwe’.
Naar de verblijven.
De ‘Cycloop’ gezien door een kluisgat van de ‘Utrecht’.
Machinekamer ‘Cycloop’.

 

Een wazige foto van de machinekamer met een motor en de uitlaatgassenturbine, een deel zichtbaar van omkeerkast.
Op de voorgrond de reservekoppen.

In 1986 werd ze van de vlootsterkte afgevoerd.
Op 05-09-1991 is ze gezonken in de Golf van Biskaye.

Er zijn nog een tweetal verhalen over dit schip op http://bureau-wijsmuller.nl
1946 – 2001 sleepboten A-D Cycloop 1963 – 1986

 

Grindstorter

 

We moesten op 06 maart 1975 met de ‘Cycloop’ naar Cherbourg om daar een grindstorter te verslepen naar Lissabon.
De ‘Utrecht’ was er al mee onderweg geweest, maar die trok zo hard aan de ‘Spui’ dat de bolders onderhand uit het dek vlogen.

Henk Levrasier Jr. en B. Belterman in de rubberboot.
Wachten op minder wind.
De wiebelbak ‘Spui’ in Cherbourg met B. Belterman en op de bak F. van Oostrum.
Even proberen!

 

Er moest met iets minder geweld met die grindstorter gesleept worden.
Het probleem was dat er niet mee naar buiten gegaan mocht worden, als er meer dan 4 Beaufort stond.

Het geheel was gebouwd op een soort landingsvaartuig, erg gammel.
De eerste poging op 13 maart ging goed, maar de wind overschreed al gauw de toegestane kracht, dus maar weer naar binnen.
Daarna was het wachten op beter weer en dat kwam niet.
Op 15 maart zijn we onverrichter zaken teruggekeerd naar IJmuiden.
De sleep werd pas in de zomer in Lissabon afgeleverd.
Verder was het best toeven in Cherbourg.
‘s Morgens aan het scheepje werken en ‘s middags de wal op, wat boodschappen doen, koffie drinken of de plaatselijke Pastis proeven.

Eens onze trots.

 

Zweden

 

Zweden en de Oostzee had ik nog niet bevaren.
Op 05 april 1975 was het aanmonsteren op de ‘Cycloop’ en Luleå was de bestemming.
Tijdens het sleepklaar maken is er altijd wel tijd voor een ‘bakkie’.

J. van Deventer, J. de Roode, D. Huizinga, H. Onel en H. Theissen.
Met een bak op de kop door het Kielerkanaal.

 

De ‘Cycloop’ in het Kielerkanaal en veranderd in een duwboot met één van de bakken op de kop.

Achterdek van de ‘Cycloop’ op het Kielerkanaal.
De treinbrug bij Rendsburg over het Kielerkanaal.
Kielerkanaal.
Inspecteren van de sleep door NN, Th. Dijkstra en D. de Bood.
Kiel 10-04-1975.
Verlaten van Kiel met T. Theissen en D. de Bood.
Met de sleep in de schemering.
Zonsondergang in de Oostzee.
Wel frisjes!
Holmsund.
IJsgang.

 

Een tweede reis duurde van 17 april tot 30 april 1975.
De reis naar Luleå ging maar tot Holmsund, in de Botnische Golf.
De reden was dat de ‘Cycloop’ en de ‘Titan’ geen ijscertificaat hadden om door te mogen varen.
Al het baggermateriaal werd opgeslagen in Holmsund.

Toeristische route onder de Ölandsbrug door.
Een betere foto van de brug 6072 mtr lang.

 

De terugreis naar IJmuiden hebben we als ‘toeristische route’ gevaren.
Tussen het vaste land van Zweden en Öland en onder de Ölandsbrug door.

Onderweg ontmoetten we nog een Russische vissersvloot.
Bij één van die vissersschepen ruilden we sprot voor een fles jenever, de sprot kwam goed aan boord, maar de fles jenever sloeg kapot bij die Rus.
Dus nog maar een fles over.

Ome ‘Henkie’ Levrasier bakte de sprot in zijn befaamde pan, wat zout erover, een borreltje en met z’n allen smullen op de brug.

Brug van de ‘Titan’.
Telegraaf van de ‘Titan’.

 

Luikje

 

Het vertrek van de steiger ging via een vast ritueel.
Door een telefoontje van kantoor.
Daar werd een speciale stekker voor gebruikt die wel eens weigerde en dan werden we door anderen er op geattendeerd dat we moesten varen.
Vaak werd door het luikje op de brug door de schipper naar beneden geroepen: ‘wind ze maar op, meester’.
Een teken dat de motoren gestart konden worden om assistentie te gaan verlenen.

A. v/d Wiele roept door het luikje.
Het luikje.

 

‘Titan’

 

Een kenmerk van de ‘Titan’ was dat ze een beting had die schuin stond.
Dan kon de sleepdraad in het verlengde van het schip werken.
Het schip was daardoor te herkennen.
Ook toen werd er al geëxperimenteerd.

‘Titan’.
Als voorboot.
Achterdek van ‘Titan’ met schuine beting en allerlei trossen.
De trommel van de ‘Titan’ en de toegang tot de verblijven.
Manoeuvreerstand ‘Titan’.
Samen in de grote sluis.
Achterstallig onderhoud.

 

De ‘Titan’ met ontsierende masten van één of andere sproei installatie voor oliebestrijding.
Ook zij werd verkocht, naar Gibraltar.

Varende als ‘Titan-A’.

 

Tijdens manoeuvreren stond de schipper altijd op het schavotje buiten.
Hij rammelde dan met de telegraaf als teken voor het overzetten, dan bediende hij het schip zelf.
In de machinekamer konden we dan voor even onze rust nemen.

Bij het snel van vol vermogen naar langzaam klapperden de spoelluchtkleppen behoorlijk.
Starten was in de winter soms een beproeving van deze ‘Bolnes’ motoren.
Dan werd er via een trechtertje wat ether in de spoelluchtruimte gedruppeld.
Met als gevolg dat de koppen konden scheuren en je daar weer werk aan had.
Toch waren het heel betrouwbare motoren, twee acht cilinders in de grote havenslepers.

Gekleurde Bolnes motor.

 

H. Levrasier

 

Ome ‘Henk’ kon geweldig vis bakken.
Op zondag kwamen vaak de vrouwen van sommige opvarenden om vis mee te eten.
Die vis haalde hij van de vissersschepen.
Ook de visserlui kenden ome ‘Henk’.
In geheimtaal werd aan hem geroepen waar de vis verstopt zat op zo’n visservaartuig als ze ons soms tussen pieren voorbij voeren.

H. Levrasier.

 

Hij moest wel oppassen, door de ‘kaairidders’ werd er op hem geloerd.

Vuurtoren van IJmuiden.
Vissershaven.

 

Werd hij gepakt, dan betaalden wij zijn boete.
Ook zijn sigaren kreeg hij van ons als beloning voor de vele vis.
Wee degene die aan zijn vispan zat om er een eitje in te bakken, die voer daarna nooit meer op de ‘Titan’.

Leen Holzhuizen en Henkie ‘Ome’ Levrasier.

 

Ome Henk droeg in zijn leven slechts één keer een pak.
Daarin ging hij naar een receptie die gehouden werd ter ere van het zoveel jarig bestaan de ‘Koopvaardij’.

 

Symbool koopvaardij.

 

 

Prinses Margriet behoorde tot het hoge gezelschap.
Zij is hiervan nog steeds het ‘Petekind’.
Kantoor betaalde voor het pak.

 

 

 

Tussendoor

 

Soms laat het geheugen mij in de steek.
Hoe heette dat bootje toentertijd, dat door motorpech in de Noordzee dreef en waar we aan vast maakten met de ‘Titan’?

‘Titan’ op weg naar de sluis.

 

Was het een Deens kottertje dat een paar Duitsers hadden gekocht om bij de Canarische Eilanden als rondvaartbootje te dienen.
We hadden nog maar net druk op de sleeptros of het kluisgat van dat scheepje sprong uit de verschansing.

De naam van een schip, de ‘Kavo Vrettanos’, brachten we die nu in Vlissingen binnen of was het de tanker die we in Libië op beurt 3 moesten helpen?
Die tanker was zo rot, dat de stoomleidingen aan dek lekten en we haar moesten helpen om achteruit te varen, dat kon ze al niet meer.
Ik weet wel dat het een vroegere BP-tanker was, de ‘British Lantern’, dat stond nog op haar kont.

‘British Lantern’ 1960-1973.
Ze liep wel vast op de Westerschelde in 1967.

 

Of die tanker vlak bij IJmuiden waar we op af gingen?
Bij zulk slecht weer dat we zowat over de verwarmingsradiatoren konden lopen in het bruggetje en we motorstoring kregen doordat het water, onder in de dagtank, in de brandstof terecht kwam.
Zo zullen er meer zaken in het vergeetboekje geraakt zijn.

Dit voorval staat me nog goed bij.

Een krantenknipsel van de ‘Hondsbosch’ bemanning met J. Maigret, de man met baard weet ik niet meer en R. Visman.

 

‘HONDSBOSCH’

 

De ‘Hondsbosch’ herinner ik me wel weer, dat was op 13 november 1973.
Het was slecht weer en het zou nog slechter worden.
De ‘Hondsbosch’ was zo’n ‘zelfzinker’, vol met oud-papier, op weg naar Engeland.
Uit de kleine sluis voer ze ons voorbij langs de BW-steiger.
De ‘ouwe’ riep nog binnen te blijven, maar ze luisterden niet.
Een paar uur later konden we er achteraan, ze was al gezonken.
Haar bemanning zat gelukkig in een reddingsvlot.
Dus die moesten we gaan zoeken!

Door de kleine sluis het Noordzeekanaal op.
De ‘Hondsbosch’.
In goede dagen.
Zoals we haar regelmatig zagen voorbijgaan.
‘Hr. Ms. Overijssel’.

 

Tekening onderzeebootjager.

 

Lockheed ‘Neptune’.

 

Tekening Lockheed SP-2H Neptune.

 

We kregen hulp van de marine in de vorm van een onderzeebootjager.
De ‘Hr. Ms. Overijssel’ (D-815) en een ‘Lockheed Neptune’ vliegtuig.
Onwetend van het feit dat een vriend van me, die een paar huizen verder woonde in dezelfde straat, op dat marineschip voer.

Het vaartuig hield het vlot uit de wind, zodat we het samen met de drenkelingen aan dek konden nemen.
Ondertussen vloog de ‘Neptune” rond om te zoeken naar de vierde man.
Soms kwam ze zo laag over dat de zwiepantennes van de ‘Titan’ heen en weer gingen en je de stuwdruk van de propellers voelde.
Later bleek dat ze maar met drie man naar buiten was gevaren, dat was tegen de scheepvaartregels.
De jongen op de verschansing droeg een overall van mij.
Ik kreeg het keurig netjes gestreken weer terug.

De kleine sluis loopt uit 10-02-1974.

 

Reddingsboot

 

Was ik nu een brave zeevarende, geenszins!
Ook ik heb gagestraf gekregen door niet op tijd terug te keren van walverlof, oftewel: stappen.
Met de geur van brandende hakken ging ik meestal de wal op.

Het overkwam me in Gibraltar.
Er werd van mij verwacht dat ik voorbereidende werkzaamheden zou verrichten in de machinekamer aan de zoetwatermaker.
Dat moest vanaf 00.00 uur gebeuren, als het gedaan was kon ik naar mijn kooi.
Maar het ‘stappen’ was gezellig en dan vergeet men de tijd.
Te laat begon ik aan mijn werkzaamheden en het zat natuurlijk tegen.
Er was nog maar één moer los en die ging nog zwaar ook.
Om 06.00 uur stond de ‘eerste’ achter me en overzag de situatie.
‘Te laat terug zeker’ was zijn vraag?
Een overbodige conclusie.

Twee dagen gagestraf en voorlopig niet meer de wal op, oordeelde de kapitein.
Het geld ging naar de toenmalige KNZHRM, oftewel de ‘reddingsboot’.

Arbeidsovereenkomst.

 

Daar heb je in je arbeidsovereenkomst keuze voor gemaakt.

Kop van de haven.

 

De reddingsboot op de foto’s was een vervanger van de veel bekendere ‘Neeltje Jacoba’, die moest op dat moment in dok.
Daarom ook van deze befaamde reddingsboot een beeld.

De ‘Neeltje Jacoba’.

 

In Piraeus mocht ik, weliswaar onder begeleiding van de ‘tweede’, toch weer de wal op.
Het voelde weer als vanouds aan en beleefde daar weer één van mijn ‘sterke verhalen’.

Comments

  1. Dirk J. Huizinga says

    Leuk om weer wat oude herinneringen op te halen. Ik was van februari 1968 tot december
    1977 wtk bij Wijsmuller.
    Met vriendelijke groet,
    Dirk Huizinga.

  2. Tom Gravemaker says

    Geweldig de oude foto’s Libya, samen met Henk Levasier jr, Hans Hardebol, Piet Sibinga- Muller op de Assistent gevaren 1976-1977

Geef een reactie