…In de jaren 1972 t/m 1976 stuurde kantoor gewoon een brief met het bericht dat het weer tijd werd om naar Libië toe te gaan.
De eerste keer dat ik zo’n brief ontving was in maart 1972.
Op de voorgeschreven tijd stond je dan op Schiphol te wachten met de andere bemanningsleden om het vliegtuig te nemen voor weer een torn van drie maanden.
Reis
Je vloog van Schiphol naar Milaan of Rome om daar over te stappen op een ‘Caravelle’ van Libyan Arab Airlines naar Benghazi.
Daar bleven we overnachten.
’s Avonds wandelden we nog even door de soek.
De volgende dag in een volgepropte Peugeot 404 Familiale van de scheepsagent, compleet met koffers op het dak, stores en soms een halve bevroren koe achterin.
Zo’n 300 km naar Marsa El Brega, de weg was lang, eentonig en heet.
Voor we de werkplek bereikt hadden, was dat vlees allang ontdooid.
Onderweg werd gestopt om te tanken en voor het nuttigen van een lauwe alcoholvrije verfrissing.
De woestijn was het sanitair.
Er was maar één weg naar Marsa el Brega en je moest uitkijken voor het overstekende wild: kamelen of geiten.
De terugweg naar huis ging wederom met de Peugeot naar Benghazi, overnachten en de volgende dag met het het vliegtuig, wederom een ‘Caravelle’, naar Tripoli.
Vliegen
Op één van die terug vluchten steeg de ‘Caravelle’ wel erg langzaam op.
Haar gang naar beneden ging sneller en ik zag ons al te pletter slaan.
Ondertussen werd de stoelleuning door onderhand fijngeknepen.
Je zit dan even niet lekker!
Er stond een motor in de brand.
Eénmaal weer op de grond bietste ik een sigaret om de spanning weg te blazen, terwijl ik al met roken gestopt was.
Sommige passagiers gaven ons de schuld omdat we te vrolijk in het toestel waren gestapt.
Wat wil je als je weer thuis vliegt!
Na een controlebeurt vlogen we met hetzelfde vliegtuig toch door naar Tripoli.
Gespannen luisterde je naar elk vreemd geluidje.
Daar was het wachten op de DC-8 van KLM uit de drie-sterren-stad die een lading eendagskuikens kwam brengen.
Een half vracht/half passagiers toestel en deze vloog weer terug naar Amsterdam met ons als passagiers.
Alsof je in de bus stapte, zo vertrouwd.
Aan boord van het toestel kregen we eerst dagverse Nederlandse kranten en zodra de wielen los van de grond waren het eerste koele pilsje.
Als dat niet smaakte na zo’n droge gedwongen periode!
Bezig
Viel er nog wat te beleven in Marsa el Brega?
Zeker wel, zo naargeestig was het daar niet.
Behalve uit werken, bestond het leven in Marsa el Brega ook uit nuttige en prettige bezigheden.
Lagen we voor de kant en de werkzaamheden waren gedaan dan was er tijd voor de persoonlijke zaken.
De was doen, de verloren uren slaap inhalen, lezen, bierbrouwen, brieven schrijven of op de trossen liggen zonnen.
Je wilde het thuisfront wel tonen dat je in een warm land was geweest.
Vooral in de wintertijd!
Snuisterijen
Voor boodschappen ging je naar het centrum van het dorp.
Naar de supermarkt, de kapper of naar de juwelier.
Destijds waren puzzelringen zeer gewild.
De juwelier verkocht naast sieraden ook kleden.
Wat ook gewild was, maar wat we niet mochten uitvoeren: versteend hout.
Het kwam uit de woestijn en monteurs die naar het gasstation El-Zellen gingen namen dat weleens mee.
Zo kon je soms aan zo’n stuk komen.
Zelf was ik meer geïnteresseerd in die mooie kleden.
Zo ligt er nog steeds één achter mijn voordeur.
Drank
Een slijterij was er niet.
Voor sterke drank moest je in het kamp zijn, bier konden we zelf wel brouwen.
Op uitnodiging gingen we dan naar het Engelse -, Amerikaanse – of het Maltese dorp.
Daar maakten ze ‘flush’, een drankje waar je op verdacht moest zijn.
Het was veilig om te drinken, het destillaat werd gecontroleerd en versneden door de dokteren uit het hospitaal van het dorp.
Je moest het wel mengen met ‘Tang’, een soort oplospoeder in verschillende fruitsmaken.
‘Flush’ was zo niet te drinken, het smaakte nog vreemder dan gin.
Nam je teveel van dat spul in dan kon plotseling het licht bij je uitgaan.
Je kon met iemand praten en ineens was je gesprekspartner in slaap.
Voordeel was dat je er geen kater aan overhield.
Op ingenieuze wijze werden er destilleerinstallaties geïnstalleerd in de badkamers van de huizen.
Ze hadden water nodig om te koelen en het moest bovendien uit het zicht staan.
Wij vroegen ons wel af hoe die gezinnen dan onder de douche gingen?
Later was er zelfs een bescheiden Hollands dorp.
Daar zaten de mannen die werden uitgezonden als er groot onderhoud gepleegd moest worden aan de raffinaderij in Marsa el Brega, ze kwamen van de Esso in de Botlek.
Mijn vader werkte daar ook en een aantal van hun, die ik ook kende, kwamen dan even langs om de groeten van hem over te brengen.
Konden ze aan boord gelijk de krant te lezen.
Snooker
Uitgaan in Marsa el Brega kon ook.
Je kon naar de bowlingbaan gaan of in de club, aan het strand, snookeren.
Het was een moeilijk spel, vooral omdat keus zo krom waren.
Door al die zakken aan de kanten van de speeltafel konden we er geen driebanden op spelen.
Die club was een verlopen toestand waar je alleen Coca-Cola of Sprite kon drinken.
Ze hadden nog geprobeerd het er leuk uit te laten zien door wat struiken en bomen te planten.
In Nederland hadden ze die besteld en die werden, met de wortels keurig in het plastic ter bescherming, naar hun opgestuurd.
Ze vonden het vreemd dat ze toch dood gingen.
Ja, als je het plastic niet verwijderd!
Bioscoop
Naar de bioscoop gaan, ook een uitje!
Die was twee dagen in de week open.
Filmkeuze had je er niet.
De ene dag een Westerse film en op de andere dag een Arabische.
De Westerse film was meestal een western, oorlogsfilm of een zoetsappig verhaal allemaal in Amerikaanse stijl.
Soms draaiden ze ook Engelse, veelal lachfilms.
Zo was de serie: Carry On… met Sidney James in de hoofdrol ook bij ons gewild.
Oubolligheid bestond in die tijd nog niet.
Gewoon ontspannen kijken, knabbelen en slurpen.
Voorzien van een bak popcorn en een cola betraden we de filmzaal.
Plaats bespreken was niet nodig.
Sommige fragmenten kwamen, voor ons zeevarenden, hilarisch over.
Zo zagen we eens een oorlogsschip volop in actie terwijl zijn ankers nog buiten hingen.
Een Japanse vloot verslagen werd met een kanon uit de tijd van Michiel Adriaenszoon de Ruyter en meer van die flauwe kul.
Ons lachen werd door de aanwezige, chauvinistische, Amerikanen niet erg op prijs gesteld.
Verrassend was ook dat sommige films verkeerd aan elkaar geplakt werden.
Zo zagen we eens een film die ineens ‘The End’ vertoonde om daarna gewoon weer verder te gaan.
Daar heb ik de cowboyfilm ‘Macho Callahan’ met David Janssen, David Carradine en Jean Seberg gezien.
Die vond ik zo spannend dat ik na afloop weer om een sigaret vroeg.
Je zou daardoor weer aan het roken raken!
Wat zou ik die film graag nog een keer, in de juiste volgorde, willen terugzien?
Beweging
Meestal gingen we te voet naar het centrum.
Al stond er een fiets voor algemeen gebruik klaar op de steiger.
Trouwens, er werd zo-wie-zo veel gelopen al was het maar om sportief bezig te zijn.
Zo was er een machinist waar je een pakje shag op zijn buik kon leggen als hij van verlof terug kwam.
Na drie maanden stevig doorlopen viel die baal shag er echt vanaf.
Het kwam ook wel eens voor dat we tegen de bemanning van vrachtschepen voetbalden die dagenlang bezig waren hun lading te lossen.
De kade was het speelterrein.
Zo speelden we ook tegen Russen.
Ze werden door hun partijbonzen in de gaten gehouden.
Een gesprek voeren met zo’n opvarende werd door hun met argusogen bekeken.
Aan boord van hun schip mochten we nooit komen.
Van de wal af kon je meekijken naar Russische films, ze spanden gewoon een filmdoek tussen de laadmasten.
Helaas, zonder ondertiteling!
Boodschappen
Soms gingen we ook naar de ‘cross-road’.
Dan verlieten we het kamp Marsa el Brega om naar een kleine nederzetting te gaan, gelegen aan de snelweg van Benghazi naar Tripoli.
Daar haalden we soms brood, die je volgende dag als zand kon verpulveren, fotorolletjes, cassettebandjes of andere souvenirs.
Foto’s maken was verboden, maar daar werd gelukkig niet zo op gecontroleerd.
Spons
Afleiding hadden we ook soms tijdens het werk.
Als de arm van beurt 3 omhoog getakeld werd voor controle kregen wij ons verzetje.
De arm was bezaaid met sponzen, die sneden we voorzichtig los en bewaarden ze in een emmer.
Eenmaal aan de kant spoelden we ze constant uit tot alle levende materialen eruit waren.
Deed je dat niet goed dan begon het vreselijk te stinken.
Resultaat: natuurlijke sponzen die we mee naar huis namen.
Natuurlijk ook voor ons zelf: je lekker inzepen met zo’n zachte spons.
Als de situatie het toeliet, gingen we ook weleens naar het strand, dat was schuin achter het havengebouw.
Daar lag nog genoeg voormalig oorlogstuig te roesten, maar ook een mooi zandstrand.
De bewoners van het kamp kwamen daar ook, alleen een ijscoboer niet.
We hadden in Marsa el Brega dus voldoende vertier en wat sociale kontakten aan de wal.
Toch bleef je schip je vertrouwde thuis in de tijd dat je in Libië verbleef.
Leuk weer dit verhaal. Ikzelf heb ook heel wat torns in Brega gezeten. Mijn eerste keer was in ’69 als ketelbinkie. Ik moest elke middag 10 broden halen bij de bakkerij want de kok bakte zelf geen brood. Vroeg op een keer die arabier of wij geen seksboekjes hadden voor hem. Dus ik terug naar boord en ritselde bij iedereen van die seksboekjes met de belofte de winst te delen. Uiteindelijk had ik dan 10 pond (pakweg 100 gulden) en aan boord vertelde ik dat ik maar 5 pond had gekregen, dus stak ik 7,5 pond lekker in mijn zak (Je bent ijmuienaar of niet). Na aflos moesten we nog een nacht in een hotel in Benghazi en konden we met z’n allen nog de stad in. Ik kocht toen van mijn winst een mooie radio. Dit was nog in de tijd van koning Idris dus alles was veel gemoedelijker.
Was dus begin 1969. Zelf de revolutie in Marsa mee gemaakt. Veel jonge soldaten aan boord met te grote geweren. Werden ieder vaart stront ziek. Zat zelf op de ??? Kleine boot.